Het is voor een zwarte man in de VS eenvoudiger om president te worden dan directeur van een filmstudio, sneerde regisseur Spike Lee toen hij een ere-Oscar kreeg. De witte jury van de Academy reikte in de afgelopen 87 jaar slechts veertien keer een Oscar uit aan een zwarte acteur. Mandela Wee Wee: “Ook in Nederland is theater een blanke aangelegenheid.”

Hij draagt zijn naam met trots, Mandela Wee Wee. Zijn vader kwam in Suriname op voor de Marrons, de trotse afstammelingen van Afrikaanse slaven die zich losrukten vuit de slavernij en hun eigen gemeenschappen opbouwden in de jungle. Vader Wee Wee vluchtte met zijn gezin voor het regime Bouterse naar Nederland. Toen Mandela werd geboren, zat zijn naamgever nog vast op Robbeneiland. In de familie ontstond onenigheid toen Mandela zijn naam kreeg. Want ocharm, de last van de naam zou hij altijd met zich mee torsen. “Ik kan het me in elk geval niet veroorloven om niks van mijn leven te maken,” zegt acteur Mandela Wee Wee (Paramaribo, 1983). Een man met een missie? “Ik denk het wel, al wil ik mezelf zo niet noemen, want die missie is nog niet helder genoeg. Ik acteer in eerste instantie omdat dat één van mijn passies en talenten is, maar ik ben mij ervan bewust dat ik als acteur bijdraag aan publieke beeldvorming. Dat schept een verantwoordelijkheid die ik niet uit de weg wil gaan. Kennelijk is er in Nederland geen brede noodzaak om minderheidsgroepen sterker te maken.” En als hij het toe mag spitsen op het theater en film: “Er zijn nauwelijks gekleurde regisseurs, er zijn nauwelijks gekleurde mensen in de filmfondsen en de acteurs moeten genoegen nemen met bijrollen. Terwijl er talent genoeg is.”

Wee Wee zelf speelde recentelijk in de Amerikaanse theaterkraker A Raisin in the Sun, een stuk over sociale onrust en de zwarte identiteit in het westen. Het stuk wordt al tien jaar van de east coast tot de west coast gespeeld. Hij vindt het eigenlijk onvoorstelbaar dat de grote Nederlandse theatergezelschappen het stuk nooit op het repertoire hebben genomen. “Ivo van Hove staat toch op Broadway, die zal het echt wel kennen. Ik kan niet anders dan concluderen dat er een gebrek aan noodzaak en interesse is om dit soort onderwerpen te brengen. En dat komt vooral omdat theater in Nederland wit is.”

Dat gezegd hebbende, ziet hij in recente voorstellingen als Jihad en Nobody Home de contouren van een kentering. En ook de opstelling van de Maastrichtse Toneelacademie noemt hij “pro-actief.” Evengoed hoopt hij dat hij er zelf ooit als docent kan laten zien dat er wel degelijk sprake is van een blanke theateropvatting. “Als donkere acteur moest ik toch steeds een vertaalslag maken van hoe ik moest spelen naar wie ik ben.” Wee Wee zelf studeerde eerst international business en danste al toen hij op de academie kwam. “Dus ik had genoeg lef en brutaliteit om mezelf overeind te houden.” Wat hij wil zeggen is dat de Maastrichtse academie, maar sowieso de Nederlandse theaterwereld, sterk gericht is op tekst. “Ik houd van intellectuele stukken maar ik ben zelf een heel fysiek acteur. Toen ik in 2012 van de academie kwam, waren de bewegingslessen te verwaarlozen. In het Nederlandse theater zijn veel pratende hoofden. Als ik naar producties van de grote gezelschappen ga, word ik vooral aan het denken gezet, maar het raakt me niet echt. Er wordt te veel met het hoofd gespeeld. Daar zit een verschil.”

Wee Wee vindt dat hij zelf niet mag klagen als het om rollen gaat, maar hoe dan ook is “de consequentie van het systeem” dat het voor gekleurde acteurs geen vetpot is. Ze spelen vooral kleine rollen en bijrollen. “Hoe hoger je op de ladder komt, hoe serieuzer je wordt genomen, hoe meer mensen je kunt bereiken. Nu al is er een enorm gemêleerd publiek. Maar schouwburgen maken die omslag niet, ze brengen nog steeds een overwegend wit repertoire.” Wat kan de man met een missie doen? “Het gaat ook om talentontwikkeling. Johan Simons vroeg me voor Accattone bij NT Gent. Hij kan me inspireren met zijn kennis en ik op mijn beurt kan die weer overdragen op jonge theatermakers. Het gaat om kruisbestuiving.”

In Maastricht werkte hij een paar maanden bij café Zondag. “Op een ochtend was er niemand in de zaak. In de deuropening verscheen een man die twijfelde of hij binnen zou komen. Nu zijn Hollanders in Maastricht al een apart verhaal, dat geldt helemaal voor gekleurde mensen. Ik begroette hem vriendschappelijk, nodigde hem binnen en even later vertelde hij me bij een biertje dat hij eigenlijk een racist is. We raakten aan de praat en dat was erg waardevol. Hij vond me een aardige jongen, ook al hield hij niet van zwarte mensen. Ik heb hem gezegd dat hij vast wel eens een klootzak tegen zal komen die zwart is, maar sprak de hoop uit dat hij het niet zal koppelen aan zijn kleur.

Snap je.”