Een Europese Biënnale voor hedendaagse kunst? Met een kunstenmaker uit Mexico? Hoe hebben ze het zich in de kop gehaald, die hoogdravendheid, in een stad die zichzelf uit de grond heeft geschept. Genk is één van de armste gemeentes van Vlaanderen. De mensen op straat spugen op Manifesta. Maar die kunstenmaker uit Mexico, Cuauhtémoc Medina heet hij, slaat de nagel op de kop.
Het begint met een waarschuwing. Manifesta is geen conventionele biënnale. Manifesta is geen mega tentoonstelling. Goddank! Manifesta is een fotootje van Spyros Roumeliotis en Polyxeni Papoutsi uit 1952. Het koppel scheurde het portret in twee stukken toen hij uit Griekenland vertrok om in de mijn te werken. Toen ze terug samen waren, naaiden ze de twee helften terug aan elkaar, met een lelijke kruissteek. Zo is het met Genk ook gegaan. Ze sneden in het vel, groeven naar de kool en naaiden de boel terug dicht. Sindsdien danst de stad op haar eigen littekens. Soms is het mooi. Dikwijls doet het pijn. Ik heb dat pas laat in de gaten gekregen. Nochtans heb ik ooit bij ene Polyxeni Roumeliotis in de klas gezeten. Zeg anders maar gewoon Poly, zei ze, maar zo’n naam vergeet je niet. Zou zij een kleindochter zijn van het koppel op de foto? Het moet haast.
Ik heb leren lezen in een schooltje in Waterschei, aan de rand van de cité, niet ver van de mijn. Op de klasfoto stonden kindertjes met namen als Hassan, Nürtün, Roberto en Karen. Er was niks exotisch aan, daar waren wij te klein voor. Hoewel, soms moesten we een kring maken en soms had Fatma rare, rode handen, dat vond je dan vies. Maar voor de rest? Zoute pompoenpitten, dat vrat iedereen en als wij catechese hadden verdween de helft van de klas naar god-weet-waar. Het was geen punt. Nu wel. In het begin van Manifesta ligt een rode loper dwars. Het is de eerste steek van de Mexicaanse curator, een lappendeken van gebedsmatjes. Moet dat nu, je hoort het sommige mensen gewoon zeggen, dat zij niet zouden moeten proberen om een parochiecentrum op te richten in Marokko. Cuauhtémoc Medina trapt volgaarne op het cliché, meteen al bij het binnenkomen.
Wat is kunst, is een moeilijke vraag. Wat is géén kunst, is een makkelijke vraag. Clichés zijn geen kunst. En toch zijn er op Manifesta 9 clichés te zien, echte clichés, blauwdrukken van de mijn, de plannen en de dromen van André Dumont, de man met wie het in 1901 begon. Hij stootte op een zwarte ader in de grond. Het is op en top romantisch, zijn absolute geloof in de maakbaarheid van de wereld. André Dumont dacht aan alles en ordende de dingen. De voorgevel van de mijn van Waterschei is ontworpen in Chinese inkt. De tekeningen zijn alomvattend tot en met de schouw in het kantoor van mijnheer directeur en de stoel achter zijn bureau. Het doet me denken aan Fordlandia, de lap grond die Henry Ford kocht in Brazilië. Hij wilde er zélf rubber kweken voor de banden onder zijn Ford T. Het zou een paradijs worden, met kost en inwoon en rubberbomen. Het grote plan draaide compleet in de soep. Drie keer raden waar wij vroeger op schoolreis zijn geweest! In de fabrieken van Ford, in Genk! De ticketbalie van Manifesta 9 is gemaakt van Fordonderdelen, precies of die Medina het heeft geweten. Overigens zijn die wilde plannen niet typisch voor de koloniaal rond 1900. Op Manifesta 9 draait de houtskoolmachine van Carlos Amorales (°1970) non-stop. De computergestuurde printer braakt grote vellen met geometrische schema’s in houtskool. Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Tot zover het paradijs.
De oprit voor ons huis in de Winterslagstraat hangt al jaren scheef. De stenen liggen half doorgezakt in de grond. Waarschijnlijk is het de schuld van de klinkerlegger, maar als kind geloofde ik altijd dat het de mijn was. Mannen met lampen en kanariepietjes onder de grond, dat sprak tot de verbeelding. Mijnwerkers waren sterke mannen. Ze heften mijn oma met één vinger in de trein naar Lourdes. Ik zie ons nog staan op het perron in Hasselt. De helft van het gezelschap zat in een rolstoel, ging naar de grot van Bernadetje om te bidden voor een beter leven. En de mijnwerkers-brancardiers hielpen iedereen aan boord. Veilig is het woord. Ik geloof niet dat ik ooit zoveel vertrouwen heb gehad in de toekomst als toen. Het enthousiasme is helaas al een tijdje zoek. Zou het kunnen dat een kindertijd modern is (met Lego kon je alles), dat de puberteit postmodern is (ik had een t-shirt van Greenpeace) en het volwassen leven een zachte vernieling (laatst kreeg ik een lappendeken cadeau van acht vriendinnen die me wilden troosten)?
Manifesta 9 bespeelt de drie registers tegelijkertijd. Het maakt van kunst iets dat wankelt tussen troost en revolutie, iets dat pijn doet en grappig is. Ik moest in Waterschei namelijk lachen om de stempelmolen van Ante Timmermans, op de derde verdieping van het mijngebouw. Mijn vader had ook zo’n molentje, maar Timmermans had het molentje voorzien van een grote knop, zo’n grote, rode waar een mens op moét duwen. Maar er gebeurde niks! Het molentje draaide niet. De stempels bleven stil hangen. Het was een tragikomisch gezicht, met een zweem van bureaucratie en que sera, sera. Terwijl hier vroeger alles kon!
Ik wou dat ik kon horen hoe de vooruitgang klonk in Waterschei. Het moet een hels lawaai geweest zijn, van kettingen, stalen wielen, reusachtige Engelse sleutels, pikeurs en ontploffingen. Tenslotte is steenkool een bos van 300 miljoen jaar oud. Daar moei je je niet zomaar eventjes mee. De energie die je daarvan krijgt, is bovenmenselijk. Maar op Manifesta 9 is het stil. Ja, er zoemt een neonlicht van Russische letters. Ze stonden vroeger op het dak van een cultuurhuis in Pripyat, een slaapstadje voor de arbeiders van Tsjernobyl. Ik wou dat ik vleugels had, gelijk de engelen van Igor Grubic. Dan vloog ik weg naar een nieuw paradijs met kost en inwoon.
Manifesta 9 – The Deep of the Modern. Van 2 juni t/m 30 september in het voormalige hoofdgebouw van de mijn Waterschei in Genk. www.manifesta9.org