Marc Mulders, bekend van zijn weelderige bloemstillevens, schildert tegenwoordig lichter en abstracter. Een overzichtstentoonstelling in het heropende Noordbrabants Museum laat zien hoe het zover gekomen is en waarom zijn recente schilderijen tegelijk afstandelijker en rijker zijn.

Wat is het toch een goed idee om van een goede kunstenaar nu en dan een overzichtstentoonstelling te organiseren. Ter gelegenheid van de heropening van het Noordbrabants Museum en het Stedelijk Museum ’s Hertogenbosch is er nu één van Marc Mulders. Zijn werk wordt er nog beter van.

Marc Mulders (Tilburg, 1958) werd bekend met weelderige schilderijen van bloemen, vlakvullende zeeën van irissen, rozen en zonnebloemen. De tentoonstelling in Den Bosch heet The Moonlight Garden. Die titel verwijst naar een gloednieuw glasraam, dat hier voor het eerst te zien is, en in bredere zin naar het hoofdthema van Mulders’ werk uit de laatste jaren: de tuin.

Bloemen en tuinen. Monet, denk je dan – ik wel tenminste. En inderdaad, de zaaltekst waar je meteen bij binnenkomst tegenaan loopt, doet er niet geheimzinnig over: “Voor zijn recente doeken zijn Monets waterlelies van belang, schilderijen waarin de sensatie van het kijken en het effect daarvan op de geest het onderwerp was”. Direct ernaast hangt één van die mateloze bloemstillevens, een veld irissen uit 1999. De verf woekert en wervelt, felle kleuren wedijveren om de voorrang, iedere toets is haast een schilderijtje op zich. Met de rijkdom en de veelkleurigheid van deze doeken wilde Mulders, zo zei hij in de interviewbundel Verf (2004) tegen Hans den Hartog Jager, “de majestueuze grootheid van de schepping” laten zien.

Even verderop hangt de allerlaatste oogst, een aantal doeken uit 2012 en 2013. Ze zijn veel bleker van kleur. Roze, lichtgeel, zachtblauw en zachtgroen overheersen. De verf is dunner opgebracht. Als je er met je neus bovenop gaat staan, zie je nog steeds schitterende details, maar ze staan meer in dienst van het grote geheel. De verandering heeft te maken met Mulders’ verhuizing naar het platteland. Vroeger, in zijn atelier in Tilburg, liet hij bloemen aanrukken en schilderde hij ze na. Nu woont hij op landgoed Baest bij Oirschot en wandelt hij, zoals hij het zelf uitdrukt in de catalogus, door “kamers van mist, nevel, tegenlicht”. Hij ziet niet meer de afzonderlijke bloemen, maar de tuin.

Meer dan aan Monet moet ik bij dit recente werk aan Willem de Kooning denken. Dat heeft te maken met het kleurgebruik, maar vooral met de manier waarop de herinnering aan bloemen, een tuin, een landschap ongemerkt overgaat in een abstracte structuur. Die structuur geeft je als kijker het gevoel dat er een innerlijke logica achter de dingen schuilt. Het is mooi en rijk werk, maar door de bleekheid en de uitgewogen compositie ook afstandelijker dan de irissen van een goede tien jaar eerder.

Heb ik dat net bedacht, van De Kooning, blijkt Jurriaan Benschop het daar in de catalogus ook uitvoerig over te hebben. Gelukkig zie ik ook nog iets anders. Mulders’ nieuwste schilderijen zijn vaak opgebouwd uit amoebe-achtige vormen, eilandjes waarop in het klein weer allerlei dingen gebeuren. Ze doen me denken aan de caleidoscopische composities van Pierre Alechinsky, niet alleen in puur formele zin, maar ook in de kennelijke poging vat te krijgen op de oneindige veelvormigheid van de wereld om ons heen.

Bij Mulders mag het, verbindingen leggen met grote voorgangers. Hij doet het zelf ook. In zijn vroege werk bouwt hij openlijk voort op rasschilders als Rembrandt en Chaim Soutine, soms zelfs met letterlijke citaten. Waarom is wel duidelijk. De overwegend donkere werken zwelgen in de verf. De thema’s zijn deels religieus. In Ecce Homo (1989) is het lijk uit Rembrandts Anatomische les van dr. Deyman getransformeerd tot Christus en omgeven door de plattegrond van de Sint Pieter in Rome. Het wordt, in Mulders’ woorden, teruggegeven aan de kerk. Daarnaast zijn er bloederige stillevens met ossenkoppen en dode konijnen, die allicht verwijzen naar de eeuwige cyclus van leven en dood. Je kunt je voorstellen dat Mulders met dit kernachtige, virtuoze werk destijds onder grote belangstelling de Nederlandse kunstwereld binnenmarcheerde, maar een klein beetje pathetisch is het ook wel.

Vervolgens komen de bloemen. Ook bij dat onderwerp blijft de vergankelijkheid natuurlijk binnen handbereik, net als bij Van Gogh zijn Mulders’ bloemen soms uitgebloeid, maar dat is dan toch vooral mooie vergankelijkheid. Het religieuze is niet weg, maar wordt verpakt in lofzang.

Rond 2000 begint Mulders glasramen te maken. De tentoonstelling – met onder meer ontwerptekeningen voor een raam in de Sint Jan, twee straten verwijderd van het museum – laat mooi zien hoe de schilderijen en het werken met glas elkaar wederzijds beïnvloeden. Aanvankelijk maakt hij voor de ramen vooral gebruik van de motieven en compositie-principes uit de schilderijen en collages waar hij op dat moment mee bezig is. Maar, schrijft hij in de catalogus, “het vervaardigen van glas-in-loodramen (…) is eigenlijk een schilderen tegen het licht in, en die oefening maakt het nu makkelijker dat ‘tegenlicht’ ook te schilderen op het stugge witte linnen”. Het is een gang van de verf naar het licht, zou je kunnen zeggen, die wezenlijk moet hebben bijgedragen aan de bleke, ‘doorlichte’ kleuren en de steeds grotere abstractie van de recente schilderijen. In The Moonlight Garden, het glasraam uit 2013, komt die abstractie dan weer terug.

Aan deze ontwikkeling zit onmiskenbaar een decoratieve kant. Het kan geen toeval zijn dat Mulders sinds enkele jaren ook schalen beschildert en tapijten ontwerpt – en beide vervolgens weer bijeenvoegt tot een soort ruimtelijke collages. Eveneens te zien in Den Bosch.

Eerder liet ik het woord ‘afstandelijk’ vallen. Ja, zeker in vergelijking met de verforgieën van tien, twintig jaar geleden. Maar ga nu, aan het einde van de rondgang, even terug naar de nieuwste schilderijen en je ziet pas goed hoe subtiel ze zijn. Hoe alles van het eerdere werk er nog in zit, maar kalmer, evenwichtiger, blijmoediger. Ik ben bijna even oud als Mulders, dus ik durf het wel te zeggen: het is de afstand die komt met de jaren.

Maar een oordeel geef ik niet, want die orgieën waren ook niet te versmaden.

Marc Mulders, The Moonlight Garden. T/m 22 september in het Noordbrabants Museum, Den Bosch. www.hetnoordbrabantsmuseum.nl