“Ik hoor in de bus als de bomen in het bos”, zingt Marco Roelofs. Maar de bus rijdt niet meer, en punkband de Heideroosjes, waarvan hij het gezicht was, is ter ziele. Vijf weken nadat hij de band had begraven, stond Roelofs solo in het theater. In de tussentijd schreef hij een boek en komt er een film over de band. Toch zegt hij: “Voor het eerst in 23 jaar heb ik geen duidelijk doel voor ogen.”
Vorige maand betrok Marco Roelofs een nieuw appartement in Amsterdam. Hij had het twintig jaar eerder willen doen, maar toen kwam het er niet van. Toch zit hij, rusteloze ziel als hij is, het liefst in de tourbus. Hij zei het nog tijdens een van de laatste tournees met de Heideroosjes: “Hier word ik compleet gelukkig van. Meer heb ik niet nodig.”
Op 28 september traden de Heideroosjes voor het laatst op, in Brussel, in de Ancienne Belgique. Na 1500 optredens in 23 jaar was de jongensdroom van de vier punkers uit Horst voorbij. De geschiedenis van de band en zijn rol daarin had Roelofs toen al pakkend beschreven in Kaal, zijn non-fictie versie van een coming of age in de punkscene. Er zwaaiden camera-antennes boven het publiek: kort ervoor was bekend geworden dat popjournalist en ZL-medewerker Leon Verdonschot een film over de band gaat maken. Amper een maand later stond Roelofs in het theater met zijn soloprogramma Kaal, een mix van liedjes en cabaret.
Zijn de jongens van de band al komen kijken?
“Ja. Frank en Fred waren bij de try-out in Roermond. Het grappige is dat Fred nu programmeur is bij cultuurcentra, hij heeft me inmiddels twee keer geboekt.”
Wat vonden ze ervan?
“Ik heb ze gevraagd te vertellen wat ze niet goed vonden. We kunnen alles tegen elkaar zeggen, dat is wel fijn. We hebben het vermogen ons ego uit te schakelen als we met elkaar werken. Dat is het allermoeilijkste wat er is als je in een collectief zit. Mij lukt dat ook het minst van alle vier hoor.”
De Heideroosjes zijn passé, maar Marco Roelofs praat in de tegenwoordige tijd over de band. Marco Roelofs (Horst, 1974) was meer dan een frontman. Hij was de stuwende kracht, de regelneef, de smid aan de blaasbalg. De vier Heideroosjes, sinds 1989 bijeen, moesten en zouden de wereld veroveren, op den duur kreeg zijn gedrevenheid dictatoriale kantjes. Tijdens een tournee door Duitsland benoemen zijn collega’s hem tot bandhitler. Roelofs: “We hebben een voorkeur voor hele foute humor. Grof, lomp. Als je in de bus door Duitsland toert, is de geschiedenis van het Derde Rijk een onuitputtelijke bron van vermaak.”
Toen duidelijk werd dat de band op zijn einde liep, en de drie andere Heideroosjes kozen voor gezin en vaste baan, realiseerde Roelofs zich dat het echte leven 23 jaar lang langs hem heen was gegaan. Ik woonde in niemandsland, zegt hij in het boek dat, net als de theatershow, Kaal heet. Kaal, zo voelde hij zich tijdens zijn eerste bezoek aan de psycholoog. Het boek begint ermee.
Maken boek en show deel uit van de therapie?
“Haha, mijn uitgever zei in het begin al dat ik in interviews nooit mocht toegeven dat het boek therapie was, dus dat doe ik niet. Bij mij is alles therapie, elke tekst die ik schrijf, elk liedje dat ik zing, elk optreden dat ik geef. Het gaat nooit over bloemetjes en bijtjes, maar over onbegrip, verwondering. Er ligt altijd een soort onmacht onder. Alles wat ik doe is het extern maken van mijn innerlijke onrust.”
De theatershow was een worsteling. Aanvankelijk wilde Roelofs er een opgewekte, Hans Teeuwen-achtige conference van maken, maar het kwam niet uit zijn pen. “Ik was in die periode vooral bezig met afscheid nemen, van de band, van mijn relatie, van mijn jeugd, al dat soort shit. Ik had geen andere keuze dan om te maken wat het nu is geworden. Er zit verwerking in, dat is niet erg, zolang het maar geen zelfmedelijden wordt.”
Komt er een tweede show?
“Als het aan mij ligt wel. Dit is niet de ultieme show. Die komt nog, dit moest eerst.”
En daarna ziet hij wel verder. Het is compleet tegen zijn natuur in, dat hij niet kan zeggen wat de volgende fase zal zijn. De toekomst plannen, tot in detail, dat deed hij in de tijd van de Heideroosjes. Nu niet meer. Hij vindt schrijven leuk, voelt zich senang in het theater, en maakt nog steeds graag liedjes. “De grote opdracht aan mijzelf is om te kijken waar die balletjes naar toe rollen, en óf ze ergens naar toe rollen.” Het klinkt als psychologenpraat. “Voor het eerst in 23 jaar heb ik geen duidelijk doel voor ogen. Ik heb nog wel wensen, maar bijt me er niet meer als een pitbull in vast.”
Die rol, die van pitbull, heeft hij te lang gespeeld. Het was nodig, zegt hij, omdat de Heideroosjes nooit op waarde zijn geschat. Daardoor beet hij zich nóg vaster in zijn doel: de wereld veroveren. Maar toen de band werd opgedoekt, had de pitbull geen grip meer. “Op een gegeven moment zit er geen vlees meer aan, zijn het alleen nog botten. Daar kun je wel in bijten, maar het voedt niet meer.”
Controlfreak Marco raakte flink op drift. Gaf zich over aan seks, drugs & rock ’n roll, terwijl hij altijd had geroepen dat hij van die heilige drie-eenheid alleen de laatste aanbad. Hij vertelt het laconiek, in grand café Blok 10 in Horst, waar het espressoapparaat harder klinkt dan de muziek. Terwijl hij een warme chocomel bestelt, vertelt hij hoe hij in 1995 als 20-jarige student journalistiek, een tenger mannetje met peenkleurig borstelhaar, op Pinkpop stond. Groen waren ze, de Heideroosjes, groen als het Landgraafse gras. Ze speelden voor 750 gulden, ze moeten de goedkoopste act zijn geweest die Jan Smeets ooit contracteerde. Daarna ging het snel. Te snel. Een platencontract, op tournee. Altijd op tournee. De wereld moest veroverd worden, een droom ging in vervulling. “Ik belandde in een rollercoaster, en ook nog eens in een subcultuur. Ik was daar niet tegen opgewassen, denk ik achteraf.”
Op jullie laatste cd, Cease Fire, klinken de Heideroosjes niet bepaald als uitgebluste band.
“Dat het geen vermoeide plaat is geworden, komt omdat we al het besluit hadden genomen om te stoppen. We wilden niet door de achteruitgang weggaan, maar aan de voorkant, desnoods met pui en al. Het besluit om te stoppen genereerde een nieuwe energie, als in een doodsstrijd.”
Is ‘t jullie beste cd?
“Tekstueel en opnametechnisch wel. Qua verkoop heeft ie een fractie gebracht van Fifi, die ik echt niet meer kan horen omdat ie zo belabberd is opgenomen. De tragiek van elke band die lang bestaat, is dat de platen beter worden en de verkoopcijfers dalen. Het is moeilijk media aandacht te krijgen als je niet het nieuwe snoepje van de week bent.”
Van de doorbraakplaat Fifi uit 1997 werden er 35.000 verkocht, net niet genoeg voor goud. Sinds het downloadtijdperk is 20.000 al goud, maar dat geldt niet voor platen uit het verleden. Het is, zegt Roelofs, de geschiedenis van de Heideroosjes in een notendop.
Een geschiedenis van net niet…
“Ja. Nou ja, net niet klinkt dan weer zielig, maar op commercieel gebied zaten we er wel vaak tegenaan. Maar het gebeurde dus niet…”
Op Cease Fire staan zeker drie nummers die bij een goed geplugde gitaarband uit Engeland drie hits zouden opleveren.
“Zie daar nóg een tragiek. Als je uit Nederland komt en Heideroosjes heet… We hadden een Amerikaans platencontract, en hebben veel getoerd met Amerikaanse bands die aantoonbaar minder potentie hadden dan wij. Maar ja, zíj kwamen uit Los Angeles. Ik zeg dit niet uit rancune hoor, ik ben nog altijd super tevreden en trots op wat we hebben bereikt, maar die ongelijkheid hebben we toch een plek moeten geven.”
In zijn boek verwijst Roelofs regelmatig naar het arbeidsethos van de Heideroosjes, maakt een vergelijking met Limburgse mijnwerkers. “Die Amerikanen zijn ook harde werkers, maar… het was shockerend om te zien hoe liefdeloos ze met hun product bezig waren. Zo’n band die niet eens een eigen lichtman meenam, en dan bij ons aanklopte: ‘Hey man, can we borrow your light-guy? It’s awesome what he does.’ Ja natuurlijk, lul. Wij investeren in zo’n jongen omdat we het belangrijk vinden, maar jij zit hier je zakken te vullen. We begrepen daar niks van. Het waren bands die op Pinkpop stonden.”
“Alle vier waren we niet klaar met spelen, maar wel met het gedoe eromheen. Het bedrijf achter de band, daar vraag je niet om, maar je moet het wel doen. En als je dan niet bij de hele grote jongens zit, zoals Marco Borsato of Rowwen Hèze, dan is het hard buffelen. Dan ben je net als de kleine zelfstandige op de hoek, dan is ‘t knetterhard werken.”
“Weet je wat het is? Jarenlang zijn het applaus, de verkochte cd’s, de aandacht, de Edison die we kregen, de dingen waar je het voor doet. Maar na 23 jaar komt ook daar een zekere gewenning in. Elke dag biefstuk gaat op een gegeven moment ook vervelen.”
De klad kwam erin, ze zongen het nog een tijdje uit met elkaar, de vier plattelandspunkers, maar om de onderlinge vriendschap te redden besloten ze toch een punt achter te zetten. Frank, Fred en Igor hadden hun pad al uitgestippeld, Marco zag een groot zwart gat. “Mijn leven was leeg. Hoe lang voelde ik me al kut en depressief? Jaren, inmiddels”, schrijft hij in zijn boek.
En dat hij er zo op kickte om altijd onderweg te zijn, dat hij het liefst in zo’n tourbus zat, dat was toch ook een beetje zielig. “Op een gegeven moment dacht ik dat ik niet normaal was. Dat iedereen behoefte had aan een huis en een gezin, behalve ik. Inmiddels snap ik ook wel de waarde daarvan. Ik hoef niet per se een vrouw en kinderen, maar begrijp dat mensen er gelukkig van kunnen worden. Ik sluit het niet meer bij voorbaat uit, omdat ik zo nodig de wereld rond moet. Ik zal er waarschijnlijk ook gelukkig van kunnen worden. Alleen ken ik dat gevoel nog niet.”
Marco Roelofs, Kaal. Op 4/12 in de Maaspoort Venlo, op 12/12 in
De Munt Weert, op 16 december in ’t Gasthoes Horst (uitverkocht),
op 21/12 in Palathé Overpelt. Complete tournee zie
www.marcoroelofs.nl/tourdates/