Sinds collega Christiane Gronenberg hier vorige week onthulde dat mijn wasmachine het had begeven, is er, beste mensen, het nodige gebeurd op het gebied van de huiselijke hygiëne.

Een kapotte wasmasjien in tijden van corona is dubbele pech, zeker als je in het grensgebied woont. Vanwege de lockdown zijn de witgoedzaken hier in Vlaanderen namelijk dicht. Om nog weken, misschien wel maanden opgehokt te zitten zonder schoon ondergoed leek me geen goed idee. Met een wasmasjien op de achterbank de grens over rijden, wapperend met mijn ‘Ausweis’ (dat ik heb vanwege mijn vitaal beroep, zijnde géén witgoedreparateur), leek me evenmin een sterk plan.

Op advies van mijn buurman belde ik een winkel in het dorp, die weliswaar dicht is, maar wel een eigen reparatiedienst heeft. Ik deed alsof mijn Hollandse neus bloedde, vertelde over het defect en vroeg of ze even langs wilden komen. ‘Langs komen lukt nog wel’, antwoordde een hese vrouwenstem laconiek, ‘maar we komen niet naar binnen.’

Blijf in uw kot betekent ook: blijf alléén in uw kot.

Gelukkig had ze een creatieve oplossing paraat: als ik het wasmasjien aan de straat wilde zetten, zouden zij het ding komen ophalen, in hun zaak repareren en weer afleveren. Dus reed gisteren, de ochtend na de mooiste Koningsdag ooit, de reparateur voor. Op 4,5 meter afstand van elkaar spraken we af dat hij zou bellen als het apparaat gereed was.

Zo verrijk ik mijn leven met het dealen en wheelen met twee elk op hun eigen wijze onnavolgbare lockdowns de me inpeperen dat ik in twee verschillende universa leef, uit elkaar gehouden door hekken, betonblokken en mannen en vrouwen in fluorescerende hesjes.

Sans rancune: in het land waar ik woon gaat de minister van justitie over de verwerving en verdeling van mondkapjes. In het land waar ik vandaan kom doen mensen hun oranje mondkapje af om op een afgesproken tijdstip op de hoek van de straat het volkslied te zingen. Ze hebben de tekst eerst gegoogeld op hun smartphone.

Ik moest denken aan oud-premier Yves Leterme, aan wie ooit werd gevraagd of hij de tekst van het Belgische volkslied kende. Maar natuurlijk, zei hij, en begon uit volle borst aan de Marseillaise: ‘Allons enfants de la patrie / Le jour de gloire est arrivé.

Wachtend op de hereniging met mijn wasmasjien beluister ik nog een keer Poëziebulletin#6, de fabuleuze podcast van Daan Doesborgh, ZL ExtraTijd12>>. Daarin droeg Sergio Garau een gedicht voor over de verrukkingen van een vonkendnagelnieuwe wasmachine. Hij leest de gebruiksaanwijzing, bezingt de geneugten van het dichtklappen van de deur, het kiezen van het programma, hij zoemt en zuigt en sist en neuriet en trilt, zoals een fijnbesnaarde wasmachine dat doet, hij geeft haar een naam, hij noemt haar Catharina.

Ik beloof dat ook ik mijn masjien zal omarmen, haar zal laten zoemen, zuigen, sissen, neuriën en trillen als nooit tevoren, en ja, ik zal haar ook een naam geven. Want laten we eerlijk zijn: wat is een man in de grensstreek zonder een wasmasjien.

WIDO SMEETS