Dat ideeën die op zijn zachtst gezegd nogal ver voeren, toch spannende kunst kunnen opleveren, bewijst een tentoonstelling van Mathieu Knippenbergh in Venlo. Over fastfood-kippen en Berlusconi. En over UFO’s. “Ja hoor, ik heb er zelf ook wel eens eentje gezien.”

“Alles komt bij elkaar. Alles is één”, zegt Mathieu Knippenbergh bij het begin van onze rondgang over zijn tentoonstelling in Museum van Bommel van Dam in Venlo. Zijn blik gaat over een wand met tientallen flikkerende videoschermen, een foto van een met vliegen overdekt hoofd, een van binnenuit oplichtend ei op een kano, een wandvullende projectie van drie mensen in de sneeuw en nog zo wat. Op de achtergrond klinkt voortdurend gedruis met onbekende herkomst. Wat een ratjetoe, denk je onwillekeurig. En dan ook nog beweren dat alles één is – zo’n typische dooddoener van een kunstenaar die alles op een hoop veegt en het vervolgens zelf ook niet meer weet. Enige gezonde scepsis lijkt op zijn plaats.

Als Mathieu Knippenbergh van wal steekt, wordt de indruk er aanvankelijk niet beter op. “De achtergrond van deze tentoonstelling”, zegt hij, “is de ufologie in de breedste zin van het woord. De mens is het product van laboratorium-experimenten. Lang geleden is de voorloper van de mens via gentechnologie gemodificeerd door een andere, veel verder ontwikkelde beschaving, de Annunaki. Verwijzingen daarnaar zijn al te vinden in de Mahabharata uit India en in de Soemerische geschriften. In het Oude Testament komen ze voor als Nefilim. Abraham werd geboren uit een menselijke vrouw en een Annunaki-man. Daardoor had hij de bijzondere eigenschappen om een volk te leiden. Het ging natuurlijk ook wel eens mis: de gedrochten die optreden in de Griekse mythologie zijn mislukte genetische experimenten.”

“Ook nu”, vervolgt hij, “zijn hier nog buitenaardse invloeden. Er zijn tal van waarnemingen van UFO’s. Die komen van militairen en piloten, echt niet alleen van zogenaamde malloten. Zelf heb ik ook wel eens een UFO gezien. Het was een bol of een schijf die extreem snel en helder door het luchtruim bewoog. Later heb ik het nog aan andere mensen in het dorp gevraagd. Die hadden hem ook gezien.” In de videowand in de centrale zaal van de tentoonstelling zitten er ook een paar: schimmige beelden van stipjes en lichtflitsen in het zwerk. Wat moeten we hiermee? Hoe kom je op zulke ideeën?

Mathieu Knippenbergh (Venlo, 1950) groeide op in een traditionele katholieke omgeving, maar als kind had hij al het gevoel dat er iets niet klopte aan de verhalen die hij te horen kreeg. Hij ging naar de kunstacademie in Tilburg en later naar de Jan van Eyck Academie in Maastricht, en werd in de jaren zeventig en tachtig bekend met fantasierijke bronzen beelden in de openbare ruimte, vooral in Noord- en Midden-Limburg. Intussen las hij alles was los en vast zat en rijpten zijn gedachten over het ontstaan en het lot van de mensheid. Zijn werk werd gaandeweg symbolischer, mythologischer. “De betekenis van het werk hoeft niet rationeel verstaanbaar te zijn”, zegt Knippenbergh – wat niet wegneemt dat hij een aardig eind komt met de duiding ervan.

“Op dit moment leven we in totale slavernij!” betoogt hij. “We worden gedomineerd door de politiek, de banken, de grote bedrijven. Er wordt informatie achtergehouden. We leven met schijnzekerheden, pensioengelden worden geïnvesteerd in oorlogstuig, boeren zijn steeds afhankelijker van bedrijven als Monsanto en Bayer, mensen weten niet meer wat ze eten. Het zal niet lang duren of mensen worden met een chip uitgerust en vanuit een satelliet bestuurd. Wij zijn de slaven in dit systeem.” In de videowand in Museum Van Bommel van Dam, die zich steeds meer ontpopt als een catalogus van de thema’s die Knippenbergh aansnijdt, komt dit aspect terug in de vorm van beelden van gewapende conflicten, bijvoorbeeld de strijd om de olie in het Midden-Oosten, maar ook van uitgemergelde kippen. “Als we gaan eten bij de Kentucky Fried Chicken”, zegt Knippenbergh, “eten we gebakken ellende. Die kippen weerspiegelen de minachting voor het leven, de totale onderdrukking.”

In contrast hiermee, nog steeds in de videowand, staan beelden van verstilde landschappen: “Dat is Arcadië, het verlangen naar stilte en harmonie. Dat verlangen zit óók in ieder mens en dat stemt, ondanks alles, optimistisch. Op dit moment overheerst het reductionisme: kennis wordt in stukjes geknipt, de mensen worden tegen elkaar uitgespeeld, maar ik ben ervan overtuigd dat we op den duur tot het inzicht komen dat alles met elkaar samenhangt, dat we onderdeel zijn van één groot organisme.”

Een eindje verderop hangt de grote foto van een door vliegen belaagd hoofd. Het werk heet Contemplatie (Vanitas), een titel die nu iets beter te begrijpen valt. “Dat is mijn eigen hoofd”, licht Knippenbergh toe. “Het is een poging rust te vinden ondanks de vliegen.” Als je je best doet, kan dat, zo blijkt.

In deze hoek van de tentoonstellingsruimte wordt ook duidelijk waar de niet aflatende herrie vandaan komt. Aan de achterzijde van de videowand hangen honderden radio’s netjes in het gelid. Iedere radio is afgestemd op een andere frequentie. Het resultaat is een oceaan van ruis waaruit toch nu en dan flarden herkenbare muziek of spraak tevoorschijn komen. “Dit is natuurlijk de informatie-maatschappij waarin niemand meer de weg kan vinden. Die informatie wordt bovendien beheerst en gemanipuleerd door media-bedrijven en mensen als Berlusconi. Maar de radio’s verwijzen ook naar elektro-magnetische straling. Die komt ook uit andere bronnen: zonne-erupties, kosmische straling. We merken daar weinig van, we begrijpen het maar half, maar het heeft wel invloed op ons. Er zijn allerlei verbindingen met het universum, of zelfs parallelle universa.”

Dit verhaal werpt licht op de kano met schotelantenne die een paar stappen verder aan de muur hangt. De kano staat voor het ‘persoonlijk kompas’, de eigen koers, aldus Knippenbergh. Een kano kun je alleen zelf in beweging brengen. Maar de antenne doet vermoeden dat er daarnaast andere vormen van sturing in het spel zijn. Als het de Annunaki niet zijn, dan is het wel Berlusconi die over onze schouder meekijkt.

We gaan terug naar de centrale ruimte. Daar is behalve de videowand ook een filmprojectie te zien die misschien wel de kern van de tentoonstelling vormt. Drie mensen lopen in een uitgestrekt sneeuwlandschap in de richting van de horizon. “Het is een fragment uit een documentaire over Stalingrad”, vertelt Knippenbergh. “Ik weet niet of het Duitse of Russische soldaten zijn, of misschien vluchtelingen, maar eigenlijk doet dat er niet toe. Aan de horizon gloort licht, maar omdat het fragment telkens herhaald wordt, komen ze er nooit. Dit is de mensheid op weg naar Arcadië.”

Knippenbergh’s tentoonstelling Psychonaut – letterlijk zoiets als ‘zeevaarder van de ziel’ – is veel meer dan een illustratie bij een verhaal dat de meesten onder ons vermoedelijk nogal onwaarschijnlijk zal voorkomen. Van die Annunaki en die UFO’s kun je meepikken wat je wilt. Of je kunt ze helemaal links laten liggen. Het mooie is dat zelfs dan een rijk en associatief, maar zeer samenhangend geheel overblijft. Ja, denk je na afloop, natuurlijk hangt alles met alles samen: van de fastfood-kip tot de Golfoorlog en van RTL tot het gevoel dat er toch, ergens achter de horizon, meer moet zijn. En wij? Wij staan er middenin. Het is niet anders.

Mathieu Knippenbergh – Psychonaut. Tot en met 22 mei in Museum van Bommel van Dam in Venlo. www.vanbommelvandam.nl