Aan de openheid van het Nederlandse landschap heeft ze nooit kunnen wennen, zegt choreografe Krisztina de Châtel tegen ANNEKE VAN WOLFSWINKEL. Ze geeft graag grenzen aan, zoals in de reprise van het minimalistische Thron. “Eerst weet je niet hoe je moet kijken, maar er komt een moment dat je je overgeeft.”
“Thron is waanzinnig zwaar om te dansen”, zegt Krisztina de Châtel. “De dansers tellen zich suf, het komt ongelooflijk precies. Als je per ongeluk misstapt en een plank raakt, is de betovering direct verbroken.”
Krisztina de Châtel, net 75 geworden, is met haar rijzige gestalte, haar lange, ontembare haar en indringende blik een imposante verschijning. In haar appartement, op de bovenverdieping van een statig Amsterdams grachtenpand, vertelt de geboren Hongaarse over het stuk dat ze in 1984 maakte, en dat tijdens de Nederlandse Dansdagen in Maastricht opnieuw te zien zal zijn.
De reprise van Thron stamt eigenlijk van vorig najaar, de recensies waren unaniem lovend. De choreografe is er blij mee. “Het is een stuk waar je aan moet wennen. Eerst weet je niet goed hoe je moet kijken, wat je ervan moet vinden. Maar dan komt er een moment dat je je er aan overgeeft. Als het afgelopen is, na 82 minuten, heb je het gevoel dat het nog veel langer had mogen duren.”
Thron is een door en door minimalistisch werk. De Duitse kunstenaar VA Wölfl maakte een structuur van veertien zwarte planken, plat op het podium gelegd. Ze bakenen onverbiddelijk de ruimte af waarbinnen de vijf dansers zich kunnen bewegen. De muziek van Patricio Wang heeft een dwingend, gestaag doortikkend ritme. De Châtel: “Alles aan de vormgeving is streng. Die lijnen, maar ook de mannenkleding die de vrouwelijke dansers dragen. Zelfs hun gezichtsuitdrukking. Het verbeeldt de eeuwige macht, die niet beweegt. De uitdaging voor mij was om binnen die strenge beperking de mogelijkheden van beweging optimaal te benutten. Met ritmische en ruimtelijke verschuivingen kan je ongelooflijk veel doen.”
Het contrast, misschien wel het gevecht, tussen strikte ruimtelijke beperkingen en de beweging van de dansers, daar draait het steeds weer om bij De Châtel. Vaak vraagt ze een beeldend kunstenaar om een ruimte vorm te geven, waarna zij met een choreografie de gegeven grenzen aftast, oprekt, en bevecht. Het stuk Föld (1985) is een klassiek geworden voorbeeld van haar stijl: kunstenaar Conrad van de Ven maakte een ringvormige wal van aarde, die in een uitputtende dans geslecht wordt. Rollend, trappend en stompend gaan de dansers de materie te lijf. In andere stukken en dansfilms die ze maakte geven bijvoorbeeld een grote bolvorm, smalle kokers, een dijk of een brug de grenzen aan.
“Alles draait bij mij om ruimte”, zegt De Châtel. Gevraagd naar waar die drang vandaan komt, vertelt ze over haar jeugd in Hongarije. Haar moeder was Nederlandse, haar vader een Hongaarse arts. “We woonden op een heuvel, en waar ik ook uit het raam keek, overal zag ik bergen: een begrenzing. Aan de openheid en platheid van het Nederlandse landschap heb ik nooit echt kunnen wennen.”
Ook de binnenruimtes van het ouderlijk huis zijn geëtst in haar geheugen. “De kamers waren vijf meter hoog, met smalle hoge deuren erin. Dat ademde enorm.” Ze herinnert zich haar jeugd ook als beklemmend. Het communistisch bewind vormde een beperking van een meer mentale, emotionele ruimte. Krisztina voelde het al jong: het Westen, dáár gebeurde het, dáár kon gedroomd, geleefd, gedanst worden.
Klassiek ballet zag ze als kind wel, op hoog niveau, maar nooit iets moderns. “Mijn vader stuurde me op mijn zestiende naar een gymnastiekjuf, om mijn houding te verbeteren. Doordat ik zo lang was, ging ik een beetje krom lopen. Het was mijn geluk dat zij in haar gymnastiek moderne danselementen gebruikte. Ik vond dat onmiddellijk geweldig, en begon al snel eigen dingen te bedenken. Ik voelde een lichamelijke drift die je terugzag in de bewegingen die ik maakte. Soms bewoog ik als een machine, maar was ervan overtuigd dat dat óók dans was. Ik heb nog foto’s waarop ik, zestien jaar oud, bepaalde handbewegingen maak die ik tot op de dag van vandaag in choreografieën gebruik.”
Ook omdat haar moeder Nederlandse was, lukte het haar om in 1963 het communistische Hongarije te verlaten. In Nederland baarde ze in 1979 opzien met haar choreografie Lines, een samenwerking met beeldend kunstenaar Jan van Munster die een toneelbeeld ontwierp met zestien rechtopstaande lichtbakken. Met de “gebalde spanning” van de minimale bewegingen gaf ze het startschot voor een lange reeks werken. Al snel was ze één van de toonaangevende namen van de hedendaagse dans in Nederland.
Net 75 geworden piekert ze er niet over zich terug te trekken in haar huisje tussen de wijngaarden aan het Hongaarse Balatonmeer. Een eigen dansgroep heeft ze niet meer, maar onder de naam ‘Krisztina de Châtel sur place’ ontwikkelt ze nog steeds projecten, zoals de herneming van Thron, en maakt ze ook nieuw werk.
Op de Nederlandse Dansdagen in Maastricht reikt ze haar eigen prijs uit, de Krisztina de Châtel Award voor jong choreografietalent. Het tableau danseressen dat Thron danst is bovendien genomineerd voor een andere prijs die daar ook wordt uitgereikt: de Zwaan voor de ‘meest indrukwekkende dansprestatie’.
Tegelijkertijd brengt het Maastrichtse architectuurinstituut Bureau Europa een tentoonstelling over het werk van Krisztina de Châtel. Ook hier draait het om ruimte. Er zijn originele objecten en installaties te zien uit haar voorstellingen: de neonlichtbakken uit Lines bijvoorbeeld, en een glazen koker van één meter doorsnee, die in verschillende stukken is gebruikt. Dansers hebben zowel om als in de koker gedanst.
De curator van de tentoonstelling, de choreograaf Stephen Shrophire, brengt haar werk in verband met de filosofie van de Amerikaanse “postmodern geograaf” Edward Soja (1940-2015). De Châtel gaat er goed voor zitten, met papieren vol aantekeningen, om Soja’s idee van de “third space”, de derde ruimte, uit te leggen. “De eerste ruimte is de fysieke ruimte. Je ziet bijvoorbeeld neonbuizen, een aarden wal, of een dijk. De tweede ruimte is de mentale ruimte, met je eigen symbolische associaties en herinneringen die de ruimte oproepen. Die zijn voor iedereen verschillend, en dus volkomen subjectief. Dan komt de derde ruimte, een combinatie, een verlenging, van de eerste en tweede. Deze derde ruimte wordt mogelijk gemaakt door het kunstwerk dat zich in de ruimte afspeelt, de dans in mijn geval. Die creatieve ingreep biedt een alternatieve mogelijkheid voor de ruimte, één waardoor je als toeschouwer aan het denken wordt gezet en van opvatting verandert. Het gaat daarbij om het herbeschrijven van de wereld waarin we leven.”
Krisztina de Châtel ziet de tentoonstelling als een “fantastisch cadeau” voor haar 75ste verjaardag. Maar spannend vindt ze het ook. Vooral omdat ze ook iets nieuws maakte: een installatie. Een trap, met een flinke bocht erin, “anders vind ik het saai”. Een ruimte dus, mét muziek, maar zónder de bewegingen van dansers. “Ik maak me wel een beetje zorgen, eerlijk gezegd: of het mij lukt een structuur te maken die monumentaal is, en niet banaal wordt. In een trap zie ik de mogelijkheid om jezelf te overstijgen, en alles vanuit een ander perspectief te bekijken.”
De Nederlandse Dansdagen, van 10 t/m 14 oktober op diverse locaties in Maastricht. nederlandsedansdagen.nl