Koninginnedagvieringen als deze maand in Thorn en Weert moeten het volkse gezicht van de Oranjes waarborgen. Elitair is ook voor een koningshuis een scheldwoord, maar ontkomt een monarchie wel aan enige verhevenheid?
Aan enige oud-Hollandse oubolligheid zullen Thorn en Weert eind deze maand niet kunnen ontkomen. Tijdens de regeringsperiode van koningin Beatrix is altijd iets van de zelfgebakken-kruidkoeksfeer van de defilés op Soestdijk, ten tijde van Juliana en Bernhard, blijven hangen. Onder Beatrix geen stalmeesters meer die als het Wim Sonneveld-typetje de cadeaus achter de rododendrons kieperden, maar wel koekhappende prinsessen, steltlopende prinsjes of varianten op dat thema.
Een zekere nostalgie is kennelijk onontkoombaar. Terwijl Beatrix bij haar aantreden toch tamelijk rigoureus brak met oude vormen en gewoonten. Vooraf moet heel bewust zijn nagedacht over de verbeelding van haar koningschap. De firma Oranje zette het product Beatrix op een zeer eigentijdse manier in de markt.
Juliana werd door haar moeder Wilhelmina groot gebracht aan een hof dat nog erg negentiende-eeuws aandeed. Dat archaïsche straalde ze als koningin in sommige opzichten nog uit. Zie het haarnetje waarmee ze op de gulden stond.
Tegelijkertijd had Juliana een hekel had aan vorstelijk protocol. Liever werd ze met ‘mevrouw’ aangesproken dan met ‘majesteit’. Gewoon wilde ze zijn. Maar juist de verontwaardigde toon waarmee ze dat tijdens interviews verkondigde, maakte duidelijk dat ze nooit gewoon kon worden. Toch sloot de natie haar in de armen als een soort moeder des vaderlands. Toen Wim T. Schippers zijn tv-held Barend Servet op bezoek liet gaan bij een spruitjes schoonmakende koningin was dat een parodie met een zweem van geloofwaardigheid. Diep van binnen wist je dat koninklijke handen niet aan dit soort klussen gewaagd zouden worden. Maar het hád gekund…
Juliana regeerde ook enigszins rommelig. Ten tijde van de Greet Hofmans-affaire, de huwelijken van een aantal van haar dochters en de Lockheedzaak leek ze met enige regelmaat het overzicht kwijt te zijn. Beatrix koos vanaf het begin voor de zakelijke benadering van het staatshoofd als manager. Kan het Amsterdamse oproer in 1980 rond haar kroning nog worden gezien als nawee van de turbulente jaren zestig en zeventig, de manier waarop ze haar taak onmiddellijk oppakte vormde een voorbode van nieuwe tijden, de zakelijke jaren tachtig en negentig. Haar portretten spreken dezelfde taal: een gestileerde Beatrix van Bruno Ninaber van Eyben op de gulden, de Beatrix in stipjes van Peter Struycken op de postzegel, de klare lijn van Jeroen Hennemans’ Beatrix, het roze portret van Andy Warhol.
De benadering was nieuw en gedurfd. Tegelijkertijd had het iets van de afstand waar een monarchie wel bij vaart. Een zekere aaibaarheid kan geen kwaad, maar in het kader van de instandhouding van de magie van het sprookje is ook enige onbenaderbaarheid op zijn plaats.
Toch is de uiterste houdbaarheidsdatum van die afstandelijke lijn verlopen. De onderdanen konden voor de millenniumwisseling nog vrede hebben met verzakelijking, inmiddels regeert het sentiment van de onderbuik waar elke elite bij voorbaat verdacht is. Het meest elitaire instituut van Nederland, het koningshuis, ontkomt daar niet aan. Kijk maar hoe Geert Wilders in zijn kruistocht tegen het regentendom de koningin meeneemt: ze mag blijven, maar in een louter ceremoniële rol. Ook D66 en GroenLinks voelen voor zo’n aanpassing naar Scandinavisch model. Met elke vorm van politieke bemoeienis moet het gedaan zijn. Ervaringen tijdens de afgelopen formatie lijken de PVV-leider alleen maar verder in die opvatting gesterkt te hebben.
De uitspraken van dichter en hofvriend Huub Oosterhuis onlangs dat Beatrix graag nadrukkelijker stelling had willen nemen tegen de toenemende onverdraagzaamheid maar in haar kersttoespraken was gecensureerd, vergrootten haar populariteit in het Wilders-kamp evenmin. Wat er ook waar was van Oosterhuis’ opmerkingen – hij trok zijn keutel gauw weer in -, het incident geeft aan dat Beatrix worstelt met haar rol en de gevoelstemperatuur van de Nederlandse samenleving.
De nieuwe tijdgeest dwingt de Oranjes in een complexe spagaat: genoeg Henk en Ingrid om niet voor een van de maatschappij vervreemde elite te worden aangezien, en tegelijkertijd voldoende plechtstatigheid om het koningschap geloofwaardig te houden.
Willem Alexander lijkt op het eerste gezicht beter in staat die spagaat te maken. Hij loopt mee in een polonaise, knuffelt sporters, bezoekt concerten van Rene Froger, drinkt graag een biertje mee. Koninklijk en toch een getapte jongen. Dat zijn koningschap als Willem IV toch niet zonder risico is, komt omdat hij aan de andere kant soms geen maat weet te houden: met vorstelijke uitspattingen, met brasgedrag van nieuw geld in plaats van de sjiek van oud geld door een villa te bouwen op een ongelukkige plek, met net iets te vaak op vakantie gaan.
Willem Alexander heeft al eens laten doorschemeren dat hij meer herkent in de regeerstijl van zijn oma Juliana dan in de zakelijke aanpak van zijn moeder. Het is de vraag hoe je de spruitjessfeer van weleer een 21e-eeuwse vorm geeft. Deskundigen en kunstenaars breken op dit moment vast al het hoofd over de verbeelding van een nieuw koningschap. Nieuwe euro’s. Nieuwe postzegels. Nieuwe portretten. En mogelijk ook een nieuwe koninginnedagvieringen.
Thorn en Weert 2011 kunnen de afsluiting van een tijdperk worden.