Jurgen, Hella, Marcel, Job, Wieki, Christien. Als Thomas Eyck praat over de grootste vormgevers van Nederland, gebruikt hij hun voornamen. Met hen maakt hij collecties die zijn persoonlijk stempel dragen. “In de catalogus staat niets wat ik niet zelf in huis zou willen hebben.”

Thomas Eyck is geen galeriehouder. Een winkel heeft hij ook niet. Nee, Thomas Eyck is uitgever, uitgever van design. Eigenlijk is hij meer dan dat. De vazen, tassen, meubels en lampen die hij verkoopt, zijn deels zijn creaties. Hij bedenkt een concept en zoekt daar een passende ontwerper en producent bij. Het complete productieproces, van eerste gesprek tot het dichtplakken van de laatste doos, begeleidt hij persoonlijk. Een hieruit ontstane designseries noemt hij ‘collecties’, vergelijkbaar met modehuizen.

t.e. 016 uit de Pewter Collection van Studio Job. foto thomaseyck.com

t.e. 016 uit de Pewter Collection van Studio Job.
foto thomaseyck.com

Er is in Nederland niemand die zo werkt als Eyck. Zijn bedrijf, dat in zijn tiende jaar zit, draagt de bescheiden naam t.e.. Ter ere van het jubileum stelt het Zuiderzee Museum in Enkhuizen een tentoonstelling samen met daarin werk uit de collectie van t.e. “Ik ben er apetrots op”, geeft Eyck volmondig toe. “Hiermee erkent het museum dat ik een product verkoop met culturele waarde.”

Niet dat Eyck te klagen heeft over erkenning. Alle collecties zijn aangekocht door musea, op eentje na, de leercollectie die hij maakte met Dick van Hoff. Eyck: “Ook in de verkoop doet die het minder dan de rest. Het is me een raadsel waarom. Maar geen haar op mijn hoofd die erover denkt deze producten uit de verkoop te halen.”

Het zou ook een vorm van zelfmiskenning zijn. Eycks collecties zijn allemaal persoonlijk. “Ik verkoop wat mij raakt. In de catalogus staat niets wat ik niet zelf in huis zou willen hebben.”

Daarnaast zijn de objecten ook de weerslag van een langdurig samenwerkingsproces. De productie van een collectie neemt doorgaans anderhalf tot twee jaar in beslag. Soms is Eycks eerste aanzet minimaal, zoals recentelijk met Wieki Somers, die voor t.e. een serie glazen vazen ontwierp. Eentje heeft de vorm van een ijsblokje, een andere weegt zes kilo en refereert met zijn matzwarte oppervlak aan erosieprocessen in de natuur. “Laten we iets doen met water – meer zei ik niet. Ik had bij Wieki het gevoel dat ik haar niet teveel moest sturen, zeker in het begin. Langzaam groeide er iets. Het is alsof je zaad plant en niet precies weet wat eruit komt. Je kunt alleen bijsturen.”

Meestal gaat het anders en begint een collectie met een materiaal. Eyck: “Ik wilde iets met touw doen toen ik er bij toeval achter kwam dat touw in doe-het-zelf-zaken zo lelijk is. En een materiaal als tin vind ik gewoon mooi op een ouderwetse manier. Daar kan iets anders mee worden gemaakt dan de truttige dingen die je gewoonlijk ziet.” En dus maakt Studio Job voor hem hedendaagse versies van archetypische tinnen kandelaars, vazen en broodmandjes. Stoer en barok.

Eyck ging ook in zee met de strakke minimalist Aldo Bakker, en met Irma Boom, koningin van het Nederlands grafisch ontwerp. “Ik zoek bewust de diversiteit. Elke volgende collectie moet contrasteren met de voorgaande. Na Wieki Somers’ tafelstukken moet er dus iets heel groots of juist iets heel kleins komen.”

Thomas Eyck (Heerlen, 1964) is een zoon van het Zuid-Limburgse kunstverzamelaarsechtpaar Jo en Marlies Eyck. Hun Hedge House, een door Wiel Arets ontworpen tuinhuis annex

t.e. 137, leather firewood bag, vanhoffontwerpen. foto thomaseyck.com

t.e. 137, leather firewood bag,
vanhoffontwerpen.
foto thomaseyck.com

kunstpaviljoen bij Kasteel Wijlre, is sinds enkele jaren in gebruik als dependance van het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Thomas’ zus Zsa-Zsa runt een galerie in Amsterdam. Gezien zijn afkomst lijkt het alsof Thomas Eyck was voorgesorteerd voor een leven in de kunsten, maar als scholier was hij meer geïnteresseerd in sporten dan in leren. Na wat omwegen ging hij bouwkunde studeren in Delft. “Na twee jaar kwam ik er achter dat ik nooit meer zou zijn dan een middelmatige architect die middelmatige gebouwen ontwerpt. Toen ben ik overgestapt naar kunstgeschiedenis in Utrecht. Een dag na mijn afstudeerfeestje liep ik met een kater door de stad en zag ik bij Mobach, een lokaal befaamde interieurwinkel, een bordje hangen dat ze iemand zochten voor de verkoop. Ik ben naar binnengestapt.”

Hij bleef slechts een jaar, maar stak een hoop op. “Vooral hoe mensen kunnen reageren op vormgeving. Zelf heb ik dat ook. Met kunst gebeurt het nog maar zelden, maar goede vormgeving raakt mij echt. Het is emotioneel. Het is fysiek.” Ter illustratie laat hij even later zijn arm zien als hij een ruim twintig jaar oude herinnering ophaalt aan een dressoir van Maarten van Severen: kippenvel.

Eycks vroege loopbaan is een aaneenschakeling van korte dienstverbanden. Na Mobach volgen nog een lijstenmaker, een verfzaak en weer een interieurwinkel. Totdat hij op straat in Amsterdam Jan Tichelaar tegen het lijf loopt, oud-jaargenoot uit Delft en inmiddels directeur van keramiekbedrijf Koninklijke Tichelaar Makkum. “Een traditioneel bedrijf, maar Jan was net begonnen eigen, hedendaagse producten te maken. Hij vroeg mij om die lijn verder uit te bouwen. We zijn meteen aan de slag gegaan met ontwerpers als Hella Jongerius, Marcel Wanders en Jurgen Bey. Wat ik zo mooi vond aan Tichelaar: er komt aan de voorkant een blok klei in en door er veel energie en tijd in te steken rolt er aan de andere kant een luxeproduct uit. Maar na zeven jaar vond ik het welletjes. Alleen maar keramiek was me te beperkt.”

t.e. 018 uit de Pewter Collection van Studio Job. foto thomaseyck.com

t.e. 018 uit de Pewter Collection van Studio Job. foto thomaseyck.com

Met een lening van zijn vrouw zette Eyck een eigen bedrijf op. En hij besefte meteen: om in dit segment te slagen, is deelname aan de Salone del Mobile, de Milaanse beurs der designbeurzen, een must. Dat lukte onder de vleugels van de gerenommeerde Milanese galerie Rossana Orlandi, sindsdien is hij elk jaar terug geweest. Voor de verkoop is Eyck aangewezen op het commerciële, soms probeert hij iets nieuws. “Het meest rampzalige op dat vlak was mijn deelname vorig jaar aan Masters of Luxury, de vroegere miljonairsfair”, bekent hij. “Ik heb nog nooit zo’n platte bedoening meegemaakt. Na de opening viel een dronken bezoeker mijn stand binnen en heeft 24 vazen in gelimiteerde oplage gebroken. De organisatie heeft de schade nooit betaald. Dat soort ervaringen maakt je alert: blijf dicht bij jezelf. Maar een duur leermoment was het wel.”

De één miljoen euro die Eyck tegenwoordig als jaaromzet heeft, komt voor negentig procent uit het buitenland. “Nederlanders vinden mijn producten snel te duur. Maar met deze materialen en dit productieproces kom ik nu eenmaal uit op deze prijzen. Ik pak liever één ding in van vijfduizend euro dan honderd dingen van vijftig euro. Goedkope massaproducten zijn er al voldoende.”

“In Nederland missen we een beetje de arts & crafts-traditie die in bijvoorbeeld Groot-Brittannië wel aanwezig is. Nederlanders zijn ook veel te praktisch. Als ze zien wat een vaas bij mij kost, zeggen ze: bij Ikea staat ook een leuke te koop voor dertig euro. Ja, denk ik dan, als je ergens bloemen in wil zetten, moet je vooral die kopen. En bij de Xenos kun je er waarschijnlijk eentje vinden voor nog minder geld.”

t.e. 136 leather vanhoffontwerpen. foto thomaseyck.com

t.e. 136 leather vanhoffontwerpen. foto thomaseyck.com

Hij kan er wel om lachen. Minder leuk vindt Eyck de manier waarop sommige woonbladen de markt voor namaak promoten. “Zo’n VT Wonen, die het huis van klanten van me fotografeert en dan achterin goedkope alternatieven opsomt. Eerst een mooie shoot maken en dan je lezers meuk aansmeren.”

In het verleden heeft Eyck producenten van al te schaamteloze kopieën aangeklaagd. Vooral de poef van Christien Meindertsma is een geliefd ontwerp om na te maken. Met de HEMA heeft hij een schikking getroffen, Praxis werd gedwongen zijn nepper uit de handel te nemen. Toch is hij op enig moment gestopt met procederen. “Het kost veel tijd en je kunt piraterij toch niet echt stoppen. Ondertussen is de poef van Christien uitgegroeid tot een echte bestseller. Kwaliteit bewijst zich uiteindelijk altijd.”