Jonge, Britse jazzmusici zijn hot. Trompettiste Laura Jurd vertelt tegen PAUL VAN DER STEEN dat ze zich niet wil laten meevoeren door welke hippe golf dan ook. “Wie oog had voor de jazzscene hoorde en zag altijd al hoeveel moois hier gebeurde.”
Het ongewone volstrekt vanzelfsprekend laten klinken, dat is misschien wel de grootste kwaliteit van de Engelse Laura Jurd. Alleen zij kiest bij het samenstellen van een veertienkoppig ensemble voor het combineren van strijkers, tenortuba, banjo en het Iraanse snaarinstrument, de santoor. En vertolkt de 29-jarige muzikante/componiste bij wijze van uitzondering werk van anderen, dan vervagen eeuwen aan muziekgeschiedenis.
Zo speelde ze een keer tijdens hetzelfde concert een stuk van John Dowland, een Engelse luitspeler van vier eeuwen geleden, én Grandma’s Hands, een van de bedrieglijk eenvoudig klinkende soulliedjes van de Amerikaan Bill Withers. Als het woord ‘eclectisch’ nog niet bestond, had Laura Jurd het uitgevonden.
De laatste jaren wordt weer met grote interesse gekeken naar Londen als het gaat om vernieuwende improvisatiemuziek. Onder anderen saxofonisten als Shabaka Hutchings en Nubya Garcia, tubaspeler Theon Cross en drummer Moses Boyd, generatiegenoten van Jurd, gaan voorop bij wat wel de ‘New British Jazz Invasion’ wordt genoemd. Invloeden uit wereldmuziek en hiphop krijgen volstrekt vanzelfsprekend een plaats in deze jazz. Toch relativeert Jurd het denken in golven of bewegingen. “In Engelse muziek kwamen altijd al veel werelden samen. Wie oog had voor de jazzscene hoorde en zag altijd al hoeveel moois hier gebeurde. Het verschil is dat de pers het nu flink oppakt. Daarbij heeft het vorig jaar verschenen verzamelalbum We Out There (2018), een staalkaart van muziek van jonge Britse jazzacts, mensen op de kaart gezet.”
Jurd rekent zich tot geen enkele ‘school’. “Ik volg mijn hart”, zegt ze. Als mensen zo nodig een etiket op haar muziek willen plakken dan hoopt ze dat het zo iets als de vaak misbruikte term ‘authentiek’ is. De trompettiste wil de vrijheid hebben om alle kanten op te kunnen schieten. Het meeste naam maakte ze met de in 2010 opgerichte vierkoppige formatie Dinosaur. “Synth-pop meets jazzband” is volgens haar de vlag die het beste de lading van die groep dekt. Maar met andere ensembles wil ze op andere momenten net zo makkelijk de klassieke kant op kunnen.
Haar eerste instrument was de piano – in Dinosaur speelt ze nog steeds toetsen. “Op mijn vijfde begon ik met spelen. De trompet kwam toevallig op mijn weg. Omdat op school trompetlessen werden aangeboden, ben ik die gaan volgen. Al snel ging ik van het instrument houden.”
Inmiddels spreekt ze liever van een haat-liefdeverhouding. “Omdat het zo’n fysiek instrument is. Wanneer je het even laat verslonzen, betaal je daar tijdens het spelen onmiddellijk een prijs voor. Helemaal leunen op trucs en automatismen lukt niet. Dan val je door de mand. Tegelijkertijd is die moeilijkheidsgraad prettig. Die zorgt ervoor dat ik focus hou, mijn best doe en blijf proberen om mezelf te verbeteren.”
Op haar twaalfde raakte ze betoverd door Kind of Blue, het legendarische album van Miles Davis. Kort daarna maakte ze kennis met de verstilde jazz op het ECM-label. De ijle klanken van Scandinavische collega’s kunnen haar nog altijd bekoren. “Bij luisteren naar anderen ben ik eerst en vooral aan het genieten. Het is niet zo dat ik de structuren eronder hoor en stukken ter plaatse technisch ga zitten ontleden. Dat past niet bij mij. Het staat te ver af van het plezier dat ik zoek in muziek. Zelfs bij het componeren speelt het technische meer in mijn onderbewuste. Door ervaring en opleiding beheers ik de theorie en neem die min of meer automatisch mee. Maar het mag nooit voorop staan.”
Bij de selectie van andermans repertoire voor de EP en de optredens met het trio met drummer Corrie Dick en bassiste Ruth Goller koos Jurd vooral voor aansprekende melodieën. “Sterke liedjes die ook overeind blijven zonder tekst, zoals de composities van Withers en Dowland en instrumentale jazzstukken van gitarist Bill Frisell en de te vroeg overleden pianiste en componiste Geri Allen.”
Met Dinosaur een jaar lang op een wat lager pitje heeft Jurd, tevens docent compositie op een Londens conservatorium, ruimte voor andere projecten. Het idee voor een veertienkoppig ensemble, inmiddels vastgelegd op het album Jumping Back, Stepping In, dankt Jurd aan het Londense podium Kings Place. “Dat benaderde mij in het kader van hun serie Venus Unwrapped over vrouwelijke componisten door alle genres heen. Of ik werk daarvoor wilde maken? Een soort carte blanche. Ik had een grote zaal te vullen. Vandaar dat ik koos voor een groot ensemble. Het denken over en spelen met voor mij nieuwe kleuren en ze daarna mengen, was de grote uitdaging.”
Jurd componeerde zoals Duke Ellington en zijn rechterhand Billy Strayhorn het ooit deden, op maat, “met het geluid van de afzonderlijke musici in mijn hoofd. Het mooiste moment is als je ze de compositie dan ook echt samen hoort spelen.” Het pakte zo goed uit, zegt ze, dat het niet bij een gelegenheidsensemble blijft. “Volgend jaar gaan we opnieuw samen op tour. Geen vanzelfsprekendheid, met zo’n grote en daardoor dure groep. Ook Dinosaur komt dan weer tot leven. We werken al aan een nieuw album.”
Jurd beschouwt zichzelf als een geluksvogel. “Ik kreeg mooie kansen. Wat dat betreft kijk ik met zorg naar het culturele klimaat waarin de jonge creatievelingen na mij zich moeten ontwikkelen. In korte tijd verdween zoveel: subsidies, podia, bijzondere opdrachten. Het is echt een kaalslag.”
Ook de chaos rond de Brexit vervult haar met zorg. “Ik heb collega’s die dat soort sociale en politieke ontwikkelingen omzetten in muzikale maatschappijkritiek en bij wie dat heel natuurlijk overkomt. Zo’n directe aanpak zit niet in mij. Uiteindelijk heeft alles in je omgeving zijn weerslag op wat je maakt, dus moet het straks terug te horen zijn in mijn eigen werk. Maar wat? Ik heb echt geen idee.”
Laura Jurd Trio, op 20/11 in de grote zaal van C-Mine in Genk. c-minecultuurcentrum.be laurajurd.com