Maastricht heeft enige faam opgebouwd met het ontwikkelen van theatertalent. Nu Het Huis van Bourgondië niet meer bestaat, is er C/O om het gat op te vullen. Niet als productiehuis, maar als artistieke makelaardij zonder podium, zonder kantoor, zonder personeel. “Bij jonge makers wordt cultureel ondernemerschap een voorwaarde om te slagen.”

foto Ben van Duin

Zes jaar geleden kwam de Vlaamse theaterman Piet Menu van Amsterdam naar Maastricht om leiding te geven aan het Huis voor Bourgondië, het productiehuis voor jong talent. “Hier krijgen talenten meer tijd en ruimte om zich te ontwikkelen dan in Amsterdam, waar bij elke voorstelling wel iemand klaar staat om hun werk onderuit te halen”, legde hij uit in Zuiderlucht.

Dat was eind 2011, in de cultuursector was de stormvlag gehesen vanwege de aangekondigde bezuinigingen. Inmiddels is Piet Menu alweer een tijdje weg, terug naar Amsterdam, en is Het Huis van Bourgondië opgedoekt.

Hoe moet dat nu, met die theatertalenten? Vinden ze nog wel onderdak in het post-Zijlstra-tijdperk? En is Maastricht nog steeds een ideale stad in de periferie waar je talent het best kunt laten rijpen, zoals Piet Menu suggereerde?

Het ontwikkelen van theatertalent is sinds kort overgenomen door C/O, een artistieke makelaardij onder leiding van Christophe Aussems, afkomstig van het Hasseltse theaterhuis De Queeste. Aanvankelijk heette C/O nog Via Zuid, maar zowel het eerste als het tweede deel van de naam leidde tot misverstanden. Aussems: “Er werd een verband gelegd met Via 2018, het bureau van Maastricht Culturele Hoofdstad 2018. Maar vooral de toevoeging ‘Zuid’ vond ik storend. Het verraadt een positie ten opzichte van Amsterdam; in het Duitse een Belgische deel van de Euregio betekent ‘zuid’ heel wat anders.”

C/O is een proef die loopt tot eind 2014. De opdracht die Aussems meekreeg is zo breed, dat we hier beter geen poging doen tot samenvatten. We volstaan met een drietal uiteenlopende producties waar hij nu – onder andere – mee bezig is: een scenografie van de Palestijns/Akense theatervormgever Jamil Sumiri, een loopbaantraject van de Maastrichtse regisseuse Suze Milius en een project van de Vlaamse theatermaakster Els Roobroeck. En het palet is nog veel groter. Aussems: “Als er een student beeldende kunst komt die een masters wil doen over beeld en geluid, kijken we daar ook naar.”

Afspraak is dat zowel jonge theatermakers als de instellingen (theaters, gezelschappen, festivals) bij hem kunnen aankloppen. Op voorwaarde dat ze geld meenemen. Aussems gaat dan op zoek naar repetitieruimte, techniek, attributen, noem maar op. Het grote verschil met het Huis van Bourgondië is dat hij per project aan de slag moet; C/O is geen uitgerust productiehuis waar mensen, techniek en podium klaar staan. Er worden ook geen stukken van derden opgevoerd.

C/O wordt voor 350.000 euro per jaar ondersteund door de provincie Limburg, en met 50.000 euro door de gemeente Maastricht. Ter vergelijk: Huis van Bourgondië had met 900.000 euro meer dan het dubbele ter beschikking. Overigens heeft C/O niet het alleenrecht op talentontwikkeling; de instellingen gaan er zelf ook mee verder. Zoals jongerentheater Het Laagland in Sittard “We geven theaterworkshops waar iedereen zich voor kan aanmelden. We willen iedereen een kans geven,” zegt artistiek leider Inèz Derksen.

“Daarnaast maken we met jonge amateurtalenten professionele producties. Zo krijgen ze de kans om samen te werken met professionele acteurs en theatermakers.” Een derde poot zijn de stageplekken die Het Laagland aanbiedt, veelal in samenwerking met het Arcus College.

Toch zegt Derksen blij te zijn met de komst van C/O. “Talentontwikkeling is niet nieuw, deze vorm wel. C/O opereert onafhankelijk. Het is geen instituut, maar is flexibel en speelt in op verrassende combinaties. Bij jonge makers wordt cultureel ondernemen een voorwaarde in hun bagage. Niet alleen nadenken over mooie dingen, maar ook onderzoeken waar jouw talent past en hoe dat past.”

Ook Toneelgroep Maastricht blijft zelf talenten opleiden. Artistiek leider Arie de Mol is vooral gespitst op regietalenten. “Ik geef les op de Toneelacademie, ik leer ze kennen bij regiebegeleiding. Ik volg ze, en als ze goed zijn nodig ik ze uit om bij ons iets te doen, als dat past.” TM krijgt 50.000 euro van de gemeente Maastricht om, buiten C/O om, zelf aan talentontwikkeling te doen. Het scouten blijft een subjectieve bezigheid. De Mol: “Wat is talent? Je moet beter zijn dan gemiddeld, er moeten sporen van een artistieke carrière zichtbaar zijn. In dit vak kun je ook zó weer falen. De kans is 50/50.” Dat geldt trouwens niet alleen voor nieuwkomers. De Mol: “Elke keer opnieuw weet ik niet of het gaat lukken. Bij jonge talenten is de druk nog hoger, die hebben minder krediet.”

In zijn wittebroodsweken bij C/O is Christophe Aussems langs geweest bij zowel Het Laagland als Toneelgroep Maastricht; bij Opera Zuid moet het eerste contact nog gelegd worden. Ook daar bestaat een traditie van zelf opleiden. Artistiek directeur Miranda van Kralingen: “Door het bieden van kansen aan regisseurs, lichtontwerpers, voorstellingsleiders, dirigenten bieden wij jong talent vlieguren zodat ze later hun vleugels kunnen uitslaan.

Door de kansen die ze bij ons kregen, wisten Karin Strobos, Elmar Gilbertsson en Johanni van Oostrum door te breken in het buitenland.”

Maar eigenlijk begint het al eerder, veel eerder, zegt Van Kralingen. “Wanneer kersverse ouders hun al even kersverse kind bewonderen in de wieg, vragen ze zich meestal vrij snel af wat voor speciaal talent hij of zij zal ontwikkelen. Wordt het kind later architect, dokter, advocaat of krijgt het een artistiek beroep zoals dirigent, danser, decorontwerper of zanger. Menig ouder zat hier trots in de zaal wanneer hun zoon of dochter de kans kreeg om een rolletje in het koor te vervullen of zich al als solist te presenteren.”

Met bijdragen van Adrienne Peters