De culturele meerwaarde van mode
Mode lijkt vooral buitenkant. Door een kort jasje lijken de benen langer. Rood is uitdagender dan grijs. Maar, zegt José Teunissen, lector Modevormgeving aan de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem, mode is veel meer dan uiterlijk vertoon. Het is een cultureel verschijnsel dat serieus onderzocht dient te worden.
Ze kreeg de liefde voor lijnen, coupenaden en elegante stoffen van huis uit mee. Haar moeder maakte zelf kleren, haar tante was een professioneel naaister en er kwamen thuis heel wat ontwerpers over de vloer. Buiten de deur werd ze door de kinderen in haar geboortedorp echter afgerekend op haar modieuze fratsen.
“Ik woonde in Venhorst, een klein ontginningsdorp in Brabant. Voor mode als culturele uitingsvorm was weinig plek. Ik herinner me een kring van kinderen om me heen op het schoolplein die me vol verbazing uitlachten vanwege een te kort rokje”, vertelt ze tijdens een interview in de trein naar Amsterdam. Ze heeft een volle agenda.
Een lange blauwwollen jas met zwart geborduurde krullen, ronde schouders en zorgvuldig afgewerkte mouwen. Ze is klein, heeft schouderlang zwart krullend haar. Ze houdt van klassiek en eenvoudig. “Daar voel ik me het prettigst bij. Het geeft me ook een zekere serieusheid. Toen ik begon met lesgeven, waren mijn leerlingen niet heel veel jonger dan ik. Mijn stijl stamt uit die tijd. Ik trok me er aan op. Nu ik wat ouder ben, houd ik vast aan deze stijl.”
Toch ging ze niet als vanzelf de mode in, zoals haar zus. Even had ze spijt dat ze niet naar de modeacademie was gegaan; blijkbaar wilde ze niet zozeer kleding ontwerpen, maar vooral bekijken. De visuele ervaring ervan analyseren. Er moest toch iets af te lezen zijn aan het uiterlijk. Maar ook die voorkeur voor beeldanalyse kwam later. Met een omweg, ze studeerde Nederlands in Nijmegen, kwam ze uit bij de studie Filmwetenschappen. Het was een studierichting die nog in de kinderschoenen stond, dus er was veel mogelijk. Onder de bezielende begeleiding van Eric de Kuyper, destijds hoofddocent Filmstudies, kwamen de eerste publicaties en onderzoeken tot stand. Studenten en docenten hadden een platform in het kwartaaltijdschrift Versus, over film- en theaterkunsten.
Teunissen, geïnteresseerd als ze is in “de pose van de mens, de performance die hij of zij opvoert”, vond erkenning. “Het was een vorm van thuiskomen toen ik filmwetenschappen ging studeren. Mijn interesse voor het visuele bleek inzetbaar.“ Ze deed onderzoek naar de filmjournaals van vroeger in de bioscoop, doceerde filmesthetiek aan de Universiteit van Amsterdam, begon met schrijven en lesgeven, publiceerde in diverse tijdschriften en werkte als modejournalist voor Trouw en de Volkskrant. Toen ze in 1998 modeconservator werd bij het Centraal Museum in Utrecht, was de cirkel rond. Ze kon haar publicaties over mode aanvullen met tentoonstellingen over De Ideale Vrouw (2003) en Global Fashion/ Local Tradition (2005): “Ik heb een mooie collectie kunnen opbouwen, en mode kunnen neerzetten als cultuurfenomeen in een internationale context.”
Teunissen werkte met veel plezier onder het directeurschap van Sjarel Ex, inmiddels verkast naar museum Boymans-Van Beuningen. Met de komst eind 2005 van de nieuwe directeur, Pauline Terreehorst, veranderde alles: “Het leek alsof de boel werd stilgelegd. De bedrijfscultuur veranderde, van conservatoren leken we te verworden tot manusje-van-alles. Pauline wilde een hele nieuwe beleidslijn voor het museum ontwikkelen, maar wat dat inhield werd maar niet duidelijk. Ik voelde me beknot, ik was mijn vrijheid kwijt die ik onder Ex had en, wat heel belangrijk is voor mij, de sfeer veranderde. De inspirerende, actieve werkomgeving veranderde in een vijandige, wantrouwige sfeer”.
Ze kon er niet meer doen wat ze gewend was: de culturele meerwaarde van mode laten zien. Het was haar geluk dat de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem, waar ze al een paar jaar werkte als lector modevormgeving, haar takenpakket wel wilde uitbreiden. Ze stapte op in Utrecht. “Ik ga daar niet ongelukkig zitten zijn.”
In Arnhem heeft ze de vrijheid haar eigen pad te volgen. Ze kan zich wijden aan haar opdracht, inhoud geven aan een nieuw vak en onderzoeksgebied: de theorie van de mode. Ze koestert de vrijheid van het pionieren en neemt de nadelen, het zonder referenties bouwen aan een nieuwe studierichting, graag voor lief.
Maar hoe zit het nu met die zogenaamde binnenkant? Waaruit bestaat de culturele meerwaarde van mode nu eigenlijk? In de belangrijke rol die mode volgens Teunissen speelt in de hedendaagse samenleving. “Mode is een belangrijk middel om jezelf te laten zien en om jezelf uit te drukken. Die functie moet niet worden onderschat. Het is een spel van citaten en verwijzingen”, zegt ze een beetje cryptisch. Misschien moet er een onderscheid worden gemaakt tussen mode als onderzoeksobject en de mode als alledaags verschijnsel? Ze haakt daar op in door te zeggen dat “mode voor mij ook gewoon kleren zijn die ik elke dag aantrek. Ik heb een bepaalde smaak, zoals ik al zei, maar mijn smaak is soms ook afhankelijk van bepaalde trends”.
Teunissen probeert met haar publicaties te bewerkstelligen dat mensen mode serieus nemen als hedendaags cultureel fenomeen. Ze moet in die poging echter blijven opboksen tegen het vooroordeel van de vermeende oppervlakkigheid van mode.
Mensen ontlenen hun identiteit deels aan de kleding die ze dragen. Dat verschijnsel wil ze op wetenschappelijke wijze onderzoeken. Ze heeft een professionalisering van het denken over mode voor ogen die verder gaat dan wat veel media doen. “Daar gaat men er nog van uit, zegt Teunissen, “dat iedere vrouwelijke stagiaire is geïnteresseerd in mode en dus wel verslag kan doen van een modeshow”. Dat is dus niet zo. Er is juist meer inhoudelijke kennis noodzakelijk om mode als cultureel verschijnsel te onderzoeken en te beschrijven.
José Teunissen: “Ook mijn smaak is afhankelijk van bepaalde trends”.