Met kindercollecties is het zoals met grotemensenmode: je vindt ze in alle maten en soorten. Maar is kindermode de laatste 200 jaar wezenlijk veranderd, of blijven ouders hun kinderen stereotiep kleden, de status indachtig? VEERLE WINDELS ging kijken naar Kidorama in Brussel en vond antwoorden. 

Eind jaren tachtig, begin jaren negentig kon je ze amper bijhouden: de nieuwe, vaak Belgische modemerken die enkel focusten op kindermode. Da-Da was een topper in het genre, maar ook Max & Lola, Anouck Robyn en nog later Anne Kurris brachten fantastische maar vooral vernieuwende collecties op de markt. Om maar één detail prijs te geven: plots werd zwart een kleur in de kindermode, iets wat niemand behalve Sonia Rykiel ooit had aangedurfd.

In België regeerden toen twee kleuren en twee huizen het kindermodesegment: donkerblauw en donkergroen waren de meest voorkomende uniformkleuren voor de schoolgaande jeugd, en Dujardin en Donaldson waren de labels waar vooral de rijkere bourgeoisie voor zwichtte. Dujardin stond voor klassieke pakjes die van seizoen tot seizoen nauwelijks evolueerden, terwijl Donaldson de droom was van een man die zelf gek was van Donald Duck en Mickey Mouse – hij slaagde erin de Disney-figuurtjes bescheiden te integreren in zijn luxelabel.

Dujardin verdween langzamerhand naar de achtergrond en werd na een mislukte overname opgedoekt, terwijl Donaldson tot midden de jaren 2000 hoge ogen scoorde, bij zowel kinderen als trendgevoelige ouders. Dat Donaldson uiteindelijk ook de boeken toe deed, had niks meer te maken met de originele bedenker Marcy Szwarcburt, maar alles met de overnemers, die dachten dat Mickey Mouse zomaar door een hond kon worden vervangen. Niet dus.

Ontwerp van Caroline Bosmans. foto Merlin Meuris

Dit alles om maar te zeggen dat België een mooie kindermodecultuur had, met vaste waarden maar ook nieuwkomers. Die laatsten waren vaak ontwerpers die zelf net kinderen hadden gekregen en vonden dat er op de markt geen leuke spulletjes voor hun kleine ukken te vinden waren. Ze hadden een punt.

Intussen zijn we dertig jaar verder en ligt de markt er nog veel meer versnipperd bij. Want nieuwe kindermodelabels blijven de markt overspoelen; tegelijkertijd heeft zowat elk zichzelf respecterend luxehuis nu een heuse kindermodeafdeling. Baby Dior is absolute koptrekker van dit exclusieve peloton (jurkjes gaan er voor pakweg 640 euro de deur uit) maar ook Dolce & Gabbana, Stella McCartney, Ralph Lauren, Gaultier Junior en Hermès doen het uitermate goed. Uiteraard is er nog een derde deel van de koek (die er in de jaren tachtig nauwelijks was): die van de fast fashion. Internationale kledingketens als H&M en Primark hebben het kindersegment ontdekt, terwijl ook JBC veel kinderkleding verkoopt aan zachte prijsjes; tot voor kort werd een deel van die collectie, genaamd ZuluPapuwa, trouwens getekend door modeontwerper Walter Van Beirendonck.

Beeld uit de expositie Kidorama. foto Pierre Fera

Dat het kleine ukken segment alleen maar groeit, is ook de curatoren van het Mode & KantMuseum in Brussel niet ontgaan. Met de expositie Kidorama brengen ze 200 jaar kindermode in beeld. Ze haken daarbij in op boeiende thema’s die ook in de grote mensenmode aan de orde zijn, zoals genderstereotypering, duurzaamheid, upcycling en handmade productie. De presentatie is gelukkig geen chronologisch verhaal geworden, wel een opeenvolging van kamers die outfits van vroeger en nu naast elkaar zetten, zodat je soms staat te kijken naar een vitrinekast met daarin een smokjurkje en een babydoll waar wel honderd jaar tussen zit. Je kan kijken, keuren en meteen ook nagaan wat vandaag anders is.

Oude kleren die een tweede leven krijgen, is dat niet van alle tijden?

Zo is het aandoenlijk om te zien hoe al in het begin van de 19e eeuw de mode voor volwassenen werd nagebootst. Het Mini Me-fenomeen dat vandaag vooral te zien is op Instagram en TikTok (mama’s en kinderen die een zelfde outfit dragen) was dus ook al aan de orde in pakweg 1850, in elk geval tot in de vorige eeuw. Zelf heb ik een foto waarop ik met mijn moeder sta, allebei in dezelfde, door haar gemaakte outfit. Het gebeurde regelmatig dat zie iets voor zichzelf had gemaakt, en dat ik een kleinere versie ervan kreeg in de stof die haar restte.

Kinderen werden gezien als miniatuurvolwassenen; hun kleding fungeerde als pronkstuk voor de ouders, als teken van hun welvaren en hun sociale status. Dat dit niet altijd zo was, wordt bewezen door jongens die in de eerste helft van de 19e eeuw korte broeken droegen, terwijl meisjes gekleed gingen in jurken tot halverwege de kuit, zodat ze zich toch makkelijker konden bewegen. Het status-aspect kreeg dus niet altijd voorrang.

Ook interessant: roze voor meisjes en blauw voor jongens. Het is kennelijk een vrij recente, in de jaren 1950 ingevoerde opdeling. In zuidelijke landen, zoals Italië, zijn die kleuren nog steeds relevant, elders is die tweedeling inmiddels losgelaten. Meer dan dat: vandaag de dag zit er zoveel roze in de jongens- en herenmodelijnen, dat je het onderscheid zeker niet meer kan maken.

Gender-stereotypen waren altijd al aanwezig in kinderkleding, al zijn ze stilaan aan het verdwijnen. Het is vrijwel ondenkbaar dat ouders van nu resoluut gaan voor een matrozenpakje voor hun zoontje of een smokjurkje voor hun dochtertje – beide voorbeelden doken voor het eerst op in de Engelse mode van de 19e eeuw en werden gewaardeerd voor het comfort die ze het kind boden. Ze waren tot ongeveer 1950 toonaangevend in de markt en waren verre van genderneutraal. Vandaag wordt dit soort outfits nog wel eens gekocht voor een bijzondere gelegenheid (van doopsel tot andere, vaak religieuze aanleiding) maar heel dikwijls heeft de uniseksmode het hier overgenomen. Om het nog duidelijker te stellen: veel kinderen dragen van jongs af aan vrijwel dagelijks jeans met daarboven een sweater. 

Veerle Windels, auteur van dit artikel, in een Minimee-outfit, samen met haar moeder, rond 1970. foto familiearchief

In Kidorama wordt ook stilgestaan bij de duurzaamheid van kindermode – sowieso een van de heikelste punten in de modewereld van vandaag. Veel nieuwe labels hebben aandacht voor het handgemaakte en voor het lang meegaan van kleren, door bijvoorbeeld het gebruik van uitrekbare geplisseerde stoffen (iets waar het smokjurkje ook bekend voor stond), of het gebruik van gerecycleerde materialen, waardoor oude kleren een tweede leven krijgen. Maar is dat niet van alle tijden? Ik herinner me dat mijn oma zakdoeken maakte uit een jurk die aan één kant helemaal verschoten was van het dragen. En toen mijn kinderen 6 en 7 jaar waren, kreeg ik van een vriendin een heuse kindergarderobe cadeau die haar kinderen ontgroeid waren. Mijn zonen hebben toen jaren in die kleren rondgelopen, tot ik wat nog draagbaar was op mijn beurt aan mijn schoonzusje schonk, voor háár zonen.

Veel moeders herkennen zich allicht in het verhaal van nieuw en afgedragen dat in heel wat kleerkasten netjes naast elkaar ligt. Al zal een deel van de wereld uiteraard altijd voor nieuw, duur en exclusief gaan. Als het moet, zelfs om de zoveel weken. Uit statusoverwegingen, dat spreekt.

Een laatste overweging, bij Kidorama. Het blijft altijd een wat saaie opstelling in een museuem: kleren op poppen, of in een vitrinekast, ook al gaat het om pakweg verkleedkleren of party outfits. Kidorama doet moeite om de materie hier en daar spelenderwijs te brengen. Voor wie er de tijd voor neemt, is er bewegend beeld: kinderen werden ondervraagd over hun gevoel voor mode en de resultaten daarvan spelen in zowat elke kamer; zo vervangen overmaatse kleurrijke speelgoedboxen nogal eens de klassieke vitrinekast. 

Kidorama. Van 8.7 t/m 5.3 in het Mode & Kantmuseum in Brussel. fashionandlacemuseum.brussels