…met de groeten van Google
Zwarte sneeuw zag Vincent van Gogh toen hij in 1878 in het Waalse mijnstadje Mons belandde. Toch ontdekte hij juist in de gure en grauwe Borinage de schoonheid van het schilderen. Mons is dit jaar Culturele Hoofdstad van Europa. Uiteraard wordt daarbij Van Gogh gevierd, maar er zijn genoeg andere, eigentijdse redenen om de ontluikende stad te bezoeken.
De ene houten constructie is de andere niet. The Passenger, de negentig meter lange wirwar van balken en latjes in de vorm van een arcade, zou vijf jaar lang de binnenstad van Mons, dit jaar Culturele Hoofdstad van Europa, sieren. Rond kerst begon het kunstwerk van Arne Quinze te piepen in te kraken. Hij repareerde nog op eigen kosten, maar het stadsbestuur wilde geen risico lopen en liet het slopen. Op de Markt haalt de eigenaar van brasserie Le Royal zijn schouders op. “De meningen over dit kunstwerk waren verdeeld. Maar íedereen praatte erover.”
Aan de rand van het stadscentrum, achter het station, staat een houten constructie van een andere orde: Micx, het nieuwe congrescentrum dat sterarchitect Daniel Libeskind de stad
schonk. Als deconstructivist leverde hij wat werd verlangd: een gebouw dat deint en zwiept, als een schip dat met zijn boeg uit de golven komt. De gevels, met een bekleding van houten strips, zorgen voor rust, regelmaat en relativering in het ontwerp. Het dakterras is een soort zen-tuin met een verbluffend uitzicht op de stad. Als Libeskind de bezoekers iets gunt, dan is het een verre blik en een frisse geest.
De titel Culturele Hoofdstad van Europa wordt elk jaar aan twee steden toegekend. De eisen zijn zwaar, de titel is begeerd. Liverpool (2008), Lille (2004) en Ruhr 2010 zijn steden die hebben bewezen dat de aanwijzing geld, toeristen én de geesten beweegt. Voor een stad in problemen kan de titel niet alleen een beter imago en een gedenkwaardig cultureel feestjaar opleveren, maar ook nieuwe economische voorspoed.
Het effect op het Franse Lille, tachtig kilometer verderop, is tot in Mons merkbaar, zegt Anne André. Ze is projectmanager bij het Maison Folie, een tot cultureel centrum verbouwde oude school en een van de talrijke sympathieke plekken die we in Mons ontdekken. “Weet u, ik heb Lille gezien, voor én na 2004.” Zij zegt het met nadruk. “Inmiddels ga ik er regelmatig naartoe, want nú zijn er voorstellingen die er toe doen. Maar ook sociaal en economisch is Lille zeer vooruit gegaan.”
Sinds een jaar of tien is er een nieuwe trend bij de titelsteden te zien. Al eerder werd het feestjaar aangegrepen om ook structurele investeringen te doen, nu gebruiken steden de titel ook om extra middelen bij de EU los te krijgen, bij de ‘structuurfondsen’ die voor economisch en sociaal evenwicht in Europa moeten zorgen. In de aanloop naar Mons 2015 haalde de stad via EFRO, een van deze fondsen, 35 miljoen euro subsidie binnen voor het opknappen van façades, de (ver)bouw van musea, en de nieuwbouw van congresgebouw Micx. Het zijn investeringen die vooral ná 2015 moeten gaan renderen.
De titel ‘culturele hoofdstad’ reikt ook verder dan de bekroonde stad alleen. Het Maison Folie, waar Anne André de scepter zwaait, kwam er als spin off van Lille 2004 tot stand, omdat die stad, met behulp van passende EU-fondsen, ook buurtgemeenten bij het feest betrok. Op de dag vóór de officiële opening van Mons 2015 leidt André ons rond door de creatieve chaos van het Maison Folie. Medewerkers friemelen aan een installatie van zilveren luchtkussens, er wordt geschroefd en zelfs gekookt, en hardnekkig gepoetst aan een reusachtige lichtstellage. “Het wordt nachtwerk”, roept een van hen met een brede smile, “maar we krijgen het zeker af – het móet!”
Dat geldt niet voor alle onderdelen van Mons 2015. Een nieuw treinstation van die andere sterarchitect, Santiago Calatrava, had de bezoekers van de Culturele Hoofdstad van Europa het
Mons2015moeten verwelkomen. Niet voor het eerst bleken de kosten van een Calatrava-project veel hoger dan geraamd, de oplevering is met minstens twee jaar uitgesteld, tussen stadscentrum en Micx gaapt een gigantische bouwput. Oud-premier Elio di Rupo, inmiddels weer terug als burgemeester van zijn geboortestad, heeft zich er bij neergelegd. “Een station bouw je voor driehonderd jaar, dan maakt een jaar
extra bouwtijd weinig uit”, suste hij de gemoederen. Di Rupo heeft krediet in zijn stad. Hij is sinds 2001 burgemeester en was van grote invloed geweest bij het binnenhalen van de titel Culturele Hoofdstad.
Maar wat dan, heeft Di Rupo gedacht, zo’n feestjaar is snel voorbij. De aantrekkingskracht van spraakmakende gebouwen van bekende architecten blijft. En er is meer. Behalve een nieuw station en een nieuw congresgebouw gaan er dit jaar maar liefst vijf nieuwe musea in de stad open. Intussen is met het aantrekken van enkele grote bedrijven ook het stedelijke zelfvertrouwen toegenomen. Google was in 2008 de eerste, IBM en Microsoft volgden, vooralsnog met relatief kleine vestigingen. Het was genoeg voor stad en provincie om Mons alvast tot Creative Valley uit te roepen.
Dat de komst van de Amerikaanse bedrijven gunstig zou zijn voor starters en kleine bedrijven, daarvan heeft Ruben Casad nog weinig gemerkt. Casad is coördinator van een co-working space, een ruimte waar freelancers een bureau of een klein kantoor kunnen huren. “Alleen het Microsoft Innovation Centre lijkt iets in gang te kunnen zetten. Samenwerking met Google komt nauwelijks van de grond.” En dat terwijl Mons2015 de slogan Where Technology Meets Culture voert. Tegelijkertijd is Casad realistisch: “Google sponsort wel, maar eigenlijk zijn we een te kleine partij voor hen.”
De Spanjaard Casad woont pas twee jaar in Mons maar kent veel mensen. Hij weet hij van de hoed en de rand. In het drukke café L’Excelsior stelt hij ons voor aan Wolf Kühr, de Duitse leider van Café Europa, een voorbeeldproject van Mons2015. “Het gaat,” legt Kühr uit, “om de ontwikkeling van een nieuw soort café dat in onze volledig digitaal gecontroleerde wereld past. Mensen komen er niet voor een kop koffie, maar om via Skype met een groep in Riga een muziekquiz te doen, speeddatings te houden, of aan de 3D-printer te werken. En ze kunnen er vragen stellen.” Een voorbeeld? Kühr, glimlachend: “Laatst kwam iemand die een Aquaponic-systeem wilde bouwen, een soort gesloten kwekerij van vissen en planten.”
Casads co-working space is ondergebracht in het Maison du Design, een van de vele gebouwen in Mons die sinds begin dit jaar open zijn. Van zijn vijf flex-kantoren zijn er twee verhuurd. In het stralend nieuwe pand, verbouwd en ingericht door een lokale architect, oogt alles een beetje kaal, al zou dat ook bij het imago kunnen horen. Directrice Domenica Butera, smaakvol gekleed in strak zwart, weegt haar woorden. De Waalse regering investeert fors in ontwerp en design. “Hier moeten weer producten met een onderscheidende meerwaarde gemaakt worden. Daarom brengen wij bedrijven in contact met designers. Het economisch belang is altijd ons uitgangspunt.” Of ze al contact heeft gelegd met de nieuwe Ikea-vestiging? Ze trekt nog net geen vieze mond. “Hun werkwijze past volstrekt niet bij onze éthique.”
Butera is van Siciliaanse komaf. Haar vader kwam naar de Borinage om als mijnwerker de kost te verdienen. Ook Vincent van Gogh was, in 1878, een soort gastarbeider. Hij bleef nog geen twee jaar
omdat zijn werkgever, de kerk, vond dat hij als lekenprediker teveel empathie met de arme bevolking toonde. Van Gogh had intussen een andere roeping ontdekt, die van de kunst. Hij wist schoonheid te puren uit de erbarmelijke armoede die de jonge schilder omringde. Tekeningen en schilderijen uit die tijd hangen nu in het gerenoveerde Musée des Beaux Arts. In de tuin van het nabijgelegen stadhuis staat een nagebouwd hutje met een dak van stro. Zulke armzalige hutjes ving de schilder in verf.
Nog geen honderd meter verderop begint kunstenaar Arne Quinze binnenkort weer met timmeren. Hij mag zijn stukje schoonheid voor Mons2015, The Passenger, heroprichten. Deze stad bouwt nog wel even door.