Alexander Batta en Joseph Hollman waren in hun tijd wereldberoemd als cellist én als componist. Nu kent niemand ze meer. Andrée Bonhomme, eveneens afkomstig uit Maastricht, bleef op de achtergrond. Een festival en een cd proberen hierin verandering te brengen.

Het is 1900, de Kleine Zaal van het Concertgebouw in Amsterdam. Midden op het podium zit de Noorse componist Edvard Grieg. Iedereen op de foto is duchtig gekleed, Grieg lijkt zelfs zijn jas nog aan te hebben. Misschien is de zaal voor de repetitie niet verwarmd. Vast en zeker gaan de heren aan de slag met een van Griegs strijkkwartetten. De uitvoerenden zijn niet de minsten: rechts van Grieg zit Pierre Monteux, die een jaar of wat later de tumultueuze première van Stravinsky’s Sacre du Printemps zou dirigeren. Links van de componist zit Joseph Hollman met zijn cello.

Joseph Hollman werd geboren in 1852 in Maastricht. Rond 1900 was hij op het toppunt van zijn roem. Concertreizen brachten hem tot in Rusland en Zuid-Amerika. Hij gaf les aan de kinderen van de keizer van Japan. De cello van een Akense arts mocht, nadat Hollman erop had gespeeld, door niemand meer worden aangeraakt. Hollman overleed in 1926 in Parijs maar werd, als één van de grote zonen van de stad, begraven in Maastricht.

“Je zou hem kunnen zien als een soort rondreizende circusartiest”, meent Mathieu Vermeulen, muziekantiquaar en bestuurslid van de Stichting Maastrichtse Componisten. Deels verzorgde Hollman zijn eigen circusact: hij speelde muziek van bekende componisten als Grieg en Saint-Saëns, maar had ook veel succes met zijn eigen composities. Dat was in die tijd zeer gebruikelijk. Paganini trok rond met zijn eigen onspeelbare vioolconcerten, Chopin en Rachmaninoff schreven hun pianoconcerten voor eigen gebruik.

Hollmans troef was zijn mooie toon. Zijn korte sfeerstukjes dragen titels als Sérénade en Pourquoi? Ze zijn erop gericht die toon tot volle bloei te laten komen. Mopjes zijn het, maar wel verrassend leuke mopjes. Dat valt te horen op een cd met muziek voor cello en piano van Maastrichtse componisten die begin november uitkomt. Rond de presentatie van de cd hebben celliste Doris Hochscheid en pianist Frans van Ruth een kort festival georganiseerd.

Een generatie vóór Hollman had Maastricht ook al een cellist voortgebracht die wereldberoemd zou worden: Alexander Batta (Maastricht, 1816 – Versailles, 1902). Dat Batta en Hollman beiden cello speelden is toevallig, dat ze allebei via Brussel naar Parijs trokken is dat niet. “Kerkmusici uit deze regio waren vooral gericht op Duitsland”, zegt Mathieu Vermeulen. “De meer werelds ingestelde musici gingen naar Luik, Brussel en Parijs”. Batta en Hollman hoorden zonder enige twijfel bij de laatste categorie. Hollman stond bekend als een bon vivant. En Clara Wieck, de deugdzame echtgenote van Robert Schumann, beklaagde zich over Batta’s veelvuldige knipoogjes naar de jonge dames in de zaal.

Ook Batta componeerde voor eigen gebruik. “Hij schreef vooral opera-parafrases, een ongelooflijk populair genre in die tijd”, vertelt pianist Frans van Ruth. “Over een opera als Robert le Diable van Giacomo Meyerbeer zijn meer dan honderd parafrases bekend.” Ze waren bedoeld als virtuoze showstukken, maar fungeerden ook als klinkende ambassadeurs van de opera’s in kwestie. Op de cd staan Batta’s fantasie over Robert le Diable en die over Verdi’s Trovatore. Met een lengte van een kwartier zijn deze stukken geen mopjes meer maar volwaardige moppen. “Ook technisch gezien”, glimlacht Doris Hochscheid veelbetekenend.

Batta en Hollman hadden geen nauwe relatie, maar ze moeten elkaar zeker ontmoet hebben in de Parijse salons. In 1876 speelden ze, samen met Franz Liszt en Charles Gounod, op Paleis Het Loo voor koning Willem III.

De verbinding tussen het Limburgse muziekleven en de Franstalige wereld bleef tot ver in de twintigste eeuw bestaan. Andrée Bonhomme (Maastricht, 1905 – Brunssum, 1982) begon op jonge leeftijd te componeren. Ze kreeg les van Henri Hermans, de gedreven dirigent van het Maastrichts Stedelijk Orkest. Hermans had in 1912 nog meegewerkt aan het afscheidsconcert van Joseph Hollman. Via-via kwam Bonhomme in contact met Darius Milhaud. Tussen 1930 en 1937 reisde ze maandelijks naar Parijs voor compositielessen.

Van Parijse salons was bij Bonhomme geen sprake. Ze was een tijdlang verbonden aan het Maastrichtse orkest van Henri Hermans en gaf les aan de Heerlense muziekschool. Intussen schreef ze een klein, fijnzinnig oeuvre van vooral liederen, pianomuziek, kamermuziek en enkele orkestwerken bij elkaar. Op de CD van Hochscheid en Van Ruth staan enkele indringende voorbeelden. Milhaud is er niet direct in terug te horen, wel Ravel en Debussy.

In haar latere jaren bracht Bonhomme elke woensdag een bezoek aan haar neef John Harmes: kopje thee, glaasje sherry, samen eten en dan weer terug. Harmes herinnert zich een kleine, kordate vrouw: “Ze was een sjieke dame, altijd goed gekleed, met hoge hakken, zo fietste ze door de stad. Ze rookte en ze componeerde – dat was niet niks in de mannenwereld van die tijd.” Na de oorlog droogde de bron langzaam op, zoals Bonhomme het zelf uitdrukte. Kort na elkaar overleden haar vader, Henri Hermans en haar goede vriend Jules Dreissen. Musicoloog Hans van Dijk, die tijdens het festival een biografie van Andrée Bonhomme ten doop houdt, suggereert bovendien dat ze enigszins verstrikt raakte in de twaalftoonstechniek, waarin ze zich in die tijd verdiepte. “Toen ze in 1952 van Maastricht naar Heerlen verhuisde, kwam haar piano op een vochtige en onverwarmde kamer te staan”, vertelt John Harmes. “Bij een volgende verhuizing ging hij niet eens meer mee.”

Bonhommes oeuvre raakte in vergetelheid. De cd van Doris Hochscheid en Frans van Ruth heeft alle ingrediënten van een rehabilitatie van haar en haar drie illustere stadgenoten.

Festival Batta & Co op 6, 7 en 8 november in Maastricht. Tevens presentatie van cd met muziek van Alexander Batta, Joseph Hollman, Emile Wesly en Andrée Bonhomme, gespeeld door Doris Hochscheid en Frans van Ruth. battaenco.nl

Repetitie in het Concertgebouw, 1900. Zittend v.l.n.r. Johannes Wolff, Joseph Hollman, Edvard Grieg, Pierre Monteux en André Dulaurons. De staande man is de directeur van de Parijse pianomakers Pleyel.