Charles Esche, directeur van het Van Abbemuseum in Eindhoven, en Stijn Huijts, directeur van het Bonnefantenmuseum Maastricht, denken in deze wisselcolumn schrijvend na over beeldende kunsten.
‘Museum in transition’ was het thema van een internationale museumconferentie waaraan ik vorige maand deelnam in Stockholm. Met zo’n thema loop je al snel het risico allerlei open deuren tegen te komen, aangezien een van de weinige zekerheden in het bestaan is dat alles nu eenmaal altijd in transitie is. De wereld verandert continu, en de mens moet zich voortdurend aanpassen aan zijn omgeving.
De museumsector lijkt echter qua aanpassingsvermogen een uitzondering op die regel te zijn. Misschien heeft het te maken met het feit dat musea plekken zijn waar dingen bewaard worden, en dat ze daardoor vaak vooral op het verleden zijn georiënteerd. Terwijl het in mijn optiek juist plekken zijn die een rol kunnen spelen als betekenisgever in een complexe, geglobaliseerde samenleving. Juist in een tijd waarin diversiteit hoog op de maatschappelijke agenda staat, kunnen culturele instellingen zoals musea een voorbeeldfunctie vervullen. Verschillende sprekers hielden hierover tijdens de conferentie in Stockholm kritische betogen, of schetsten interessante, uitdagende perspectieven, waardoor de toehoorders niet zozeer met open deuren, als wel met spiegels geconfronteerd werden. Vragen die daarbij aan de orde kwamen zijn: hoe kunnen musea betekenisvol zijn op lokaal niveau en tegelijkertijd relevant in een geglobaliseerd perspectief? Hoe kunnen we in een tijd waarin we in het reine willen komen met ons koloniale verleden diversiteit presenteren zonder te vervallen in een neokoloniaal perspectief?; Welke kennis is daarvoor nodig?
Diversiteit en meerstemmigheid gaan verder dan het presenteren en collectioneren van kunst uit andere culturen. Musea zullen in veel meer opzichten inclusiever moeten worden, zodat uiteenlopende bevolkingsgroepen zich er thuis voelen. Om dat te bereiken zullen ze niet alleen moeten erkennen dat er meer interessante kunstgeschiedenissen te vertellen zijn dan alleen de westerse, maar ze zullen ook andere verhalenvertellers aan het woord moeten laten.
De organisatie van de conferentie in Stockholm heeft al het goede voorbeeld gegeven door met steun van onder andere de Getty Foundation professionals in te vliegen uit dertig verschillende landen, waaronder Chili, Iran, Zuid Afrika, Tajikistan, Cambodja, Venezuela en India.
STIJN HUIJTS
Dit artikel is onderdeel van &PAPER en valt buiten de verantwoordelijkheid van de ZOUT hoofdredactie.