De rapen waren goed gaar in Duitsland toen ECD Iserlohn in december 1987 op het ijs verscheen met een reclame van het Groene Boek, het gedachtegoed van Muammar Gaddafi.
Bijna twintig jaar stond hij aan het roer toen de 80-jarige koning Idris I zijn krachten voelde wegvloeien. Het was tijd om af te treden en plaats te maken voor zijn neef Hassan as-Senoessi.
De definitieve overdracht was gepland op 2 september 1969. Terwijl zijn neef zich voorbereidde op de inhuldiging, verbleef de oude Idris voor een medische behandeling in Turkije. Wat hij niet wist, was dat een groep Libische legerofficieren ook plannen maakte voor de machtsoverdracht. Maar niet aan Hassan as-Senoessi. De officieren wilden geen abdicatie van Idris, maar een volledige overgave. Zij wilden een republiek, geen koninkrijk.
De dag voorafgaand aan de inhuldiging beproefden de militairen hun geluk. Ze bezetten overheidsinstellingen, radiostations en vliegvelden in de belangrijkste Libische steden. Het kostte trouwens weinig moeite. Er was nauwelijks verzet, de coup verliep vreedzaam, er waren geen slachtoffers.
Ze arresteerden Hassan as-Senoessi en dwongen hem afstand te nemen van zijn aspiraties om koning te worden. Idris I begreep dat hij nu beter niet terugkeerde naar zijn vaderland.
De staatsgreep betekende het einde van de Libische monarchie. De officieren riepen de Libische Arabische Republiek uit en de 27-jarige kolonel Muammar Gaddafi trok de leiding naar zich toe.
Gaddafi maakte direct duidelijk dat er geen sprake was van een militaire coup, maar van een revolutie. De buitenlandse troepen die strategische bases hadden in Libië moesten de nieuwe republiek zo snel mogelijk verlaten. Politieke partijen waren niet toegestaan, Arabische eenheid stond hoog in het vaandel en de inkomsten van buitenlandse oliebedrijven moesten terugvloeien en ten goede komen aan het Libische volk. Verder sloot Gaddafi kerken, verbood hij alcohol en voerde hij islamitische straffen in. De kolonel pleitte voor een islamitisch socialisme.
In 1975 bundelde hij zijn ideeën in het Groene Boek, waar hij flink tekeerging tegen de westerse parlementaire democratie. Een parlement of een politieke partij is niet democratisch, vond de kolonel, omdat ze hun eigen ideeën opdringen aan een grote groep. Hetzelfde geldt voor de vrije media. Van een georganiseerde oppositie wil de kolonel evenmin iets weten. De oppositie komt er in het handboek ook bekaaid van af, ze is er in de ogen van de kolonel alleen op uit de staat te ontwrichten. Directe democratie is de oplossing, meent Gadaffi. Het volk in zijn geheel bepaalt het beleid, niet een select groepje.
De kolonel kroonde zichzelf tot Gids van de Revolutie. Hij begeleidde het volk in de vervolmaking van de revolutie, op weg naar “echte” democratie. Het Groene Boek vormde de leidraad.
Gaddafi’s manifest werd verplichte kost in Libië. Kinderen kregen les uit het Groene Boekje en van volwassenen werd verwacht dat ze een exemplaar in huis hadden. In het buitenland verschenen ook vertalingen, maar vond het boek een stuk minder gretig aftrek.
In 1987 diende zich een ideale gelegenheid voor om het Groene Boek onder de aandacht te brengen in één van Europa’s grootste landen: Duitsland. Het World Center for the Study and Research of the Green Book werd benaderd door Heinz Weifenbach, eigenaar van de professionele ijshockeyvereniging ECD Iserlohn uit Nordrhein-Westfalen. Of Gaddafi misschien shirtsponsor wilde worden van zijn club. Het Groene Boekje zou dan blikvanger zijn op het tenue van de ijshockeyers. Media en publiek konden niet langer om het werk van de Libische leider heen.
De kolonel zag wel iets in het voorstel. Weifenbach mocht een overeenkomst komen tekenen. Als clubeigenaar kon hij zich in zijn handen wrijven. Zonder financiële injectie was ECD Iserlohn ten dode opgeschreven na een miljoenenclaim van de belastingdienst wegens jarenlange zwarte betalingen aan spelers. Zonder terugbetaling en boete zou de licentie van de club worden ingetrokken en zou de club bankroet zijn.
Weifenbach verzekerde de belastingdienst dat de achterstallige betalingen snel zouden worden overgemaakt, hij kon de komende jaren rekenen op zo’n tien miljoen sponsorgelden uit de Libische staatskas. Anderhalf miljoen daarvan was al binnen. Geen reden tot paniek dus.
Op 4 december 1987 speelde ECD Iserlohn voor het eerst een wedstrijd in het nieuwe tenue. Het afgebeelde Groene Boek stak af tegen de blauwe achtergrond van de shirts, de nieuwe sponsor bleef niet onopgemerkt.
De Duitse IJshockeybond was in alle staten. Hij vond de politieke sponsoring ontoelaatbaar en beschuldigde Weifenbach van slechte smaak. Was de clubeigenaar de bomaanslag op de Berlijnse discotheek La Belle vergeten, waar waarschijnlijk Libische terroristen achter zaten? Minister Friedrich Zimmerman van Binnenlandse Zaken vond de shirts van ECD Iserlohn “een duidelijke schending van geaccepteerde politieke neutraliteit in de sport”. Hij drong er bij de hockeybond op aan “om de nodige maatregelen te nemen tegen deze krasse ontwikkeling.”
Weifenbach vond de commotie belachelijk. Hij beargumenteerde dat zijn club simpelweg reclame maakte voor een boek, toevallig geschreven door kolonel Gaddafi. Met andere woorden: het was een campagne voor een Libische schrijver, niet voor een Libische leider. “Ik dacht dat de tijd van boekverbrandingen voorbij was”, liet Weifenbach weten.
Maar de geest was uit de fles. Een week later stonden zijn spelers met sponsorloze shirts op het ijs, twee weken later werd ECD Iserlohn zelfs uit de competitie genomen. De club had, aldus de bond, de morele waarden van de sport geschonden.
Het volgende seizoen maakte de ploeg een comeback. Onder een andere naam, en een paar divisies lager, en zonder het Groene Boek als shirtsponsor.
Dit is deel 3 van de reeks Museum van de Sport. Zie ook www.zuiderlucht.eu/sportmuseum