Met de net toegekende Prijs van de Kritiek op zak doet M-Lab, proeftuin voor de alternatieve musical, twaalf theaters aan, waaronder de Heerlense schouwburg. Inspirator is Stephen Sondheim (80), de tekstschrijver van West Side Story. Artistiek leider Koen van Dijk: “Een deel van het publiek is wel klaar met de feelgood-musical.”
door Paul van der Steen
Waar op veel plekken vooral gepráát wordt over creatieve industrie, bestaan er ook plaatsen waar echt wat gebeurt. Amsterdam-Noord is zo’n locatie. Aan de boorden van het IJ wemelt het van de kunstenaars, bedrijfjes en bedrijven. De verbeelding komt er aan de macht in een omgeving die voorheen het domein was van de traditionele werkmannen.
Aan de Aambeeldstraat in Noord is het M-Lab neergestreken in een voormalig fabriekspand dat niets heeft van de glamour waarmee musical doorgaans wordt geassocieerd, of het moet het uitzicht vanuit de foyer zijn: het IJ, met aan de overkant van het water Java-eiland met de postmoderne varianten van de Hollandse grachtengevel.
Voor het publiek is het soms zoeken hier, maar verder is Koen van Dijk, artistiek leider van en regisseur bij M-Lab, wel gelukkig met zijn thuisbasis. Het onopgesmukte past bij de werkplaatssfeer die er moet hangen. Bovendien wil M-Lab juist weg van de “showtrappen vol meisjes met veren, en de drie etages hoge decors die in en uit het podium kunnen zakken”. M-Lab moet het merk worden voor pure kwaliteit, de combinatie van acteren, zingen en dansen in zijn kaalste essentie. Van Dijk citeert een recensie die de Volkskrant publiceerde naar aanleiding van een van de stukken: “Complete musical met minimale middelen.” Beter had hij het zelf niet kunnen verwoorden.
Musical is de afgelopen decennia ongekend groot geworden in Nederland. Grote producenten als Van den Ende en Albert Verlindes V&V Entertainment steken tonnen of zelfs miljoenen in producties. Het publiek stroomt toe, soms zelfs met honderdduizenden tegelijk. Het meeste voldoet aan de standaard-succesformule: bekende namen als trekker, ingenieuze decors, betoverende kostuums, zangers die vooral heel luid zingen (het zogenaamde belten) en een dun en zoet verhaaltje. Tegenover het grote aantal liefhebbers staat ook een groep die er niets van moet hebben. “Een deel van het publiek is wel klaar met de feelgood-musical”, bevestigt Van Dijk. “Dat hoeft niet te betekenen dat ze niets meer van musical moeten hebben. Daarnaast is er een publiek dat warm te krijgen is met muziektheater buiten de geijkte vormen.”
Een grote bron van inspiratie voor M-Lab is het werk van de tachtigjarige Amerikaan Stephen Sondheim. Hij schreef als 26-jarige de teksten van West Side Story en maakte sindsdien naam met afwijkende, gelaagde en poëtische musicals. Van den Ende bracht in het verleden Sweeney Todd en Passion van Sondheim, maar dat waren niet de grootste kaskrakers uit de geschiedenis.
In een M-Lab-setting gedijt het werk van Sondheim prima. Net als nieuw werk van Nederlandse schrijvers en componisten. Originele onderwerpen, het doorbreken van musicalwetten en iets van de tijdgeest in de thematiek maken musicals kansrijk bij Van Dijk. “En het zijn steeds stukken zonder toeters en bellen. In Into the woods (ook van Sondheim) zitten een paar dubbelrollen. Het verschil tussen de heks en de goede fee zit ’m in een paar handschoenen, het verschil tussen de prins en de wolf moet met een stem worden gemaakt.”
Koen van Dijk werd opgeleid als grafisch ontwerper aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Absoluut geen verloren jaren, bezweert hij. “Alles was daar gericht op het stimuleren van creativiteit. De lessen van toen breng ik bij M-Lab nog dagelijks in de praktijk: conceptueel denken, het zoeken naar en vinden van de essentie.”
Musical was altijd al zijn grote liefde. Vandaar dat Van Dijk ook een theateropleiding volgde bij Frank Sanders. Zijn grote kracht bleek uiteindelijk niet óp het podium te liggen, maar er omheen. Van Dijk schreef Cyrano, de eerste volledig in Nederland bedachte musical, die daarna ook een tweede leven kreeg in het buitenland. “Het was geen Sondheim. Maar met Cyrano zijn er wat van zijn stijlelementen toegevoegd aan de Nederlandse musical. “Gezongen dialogen waren toen iets nieuws. Writing in character, teksten toegesneden op de rol ook.” Van Dijk was ook de geestelijke vader van de musicals Joe en Rex, vertaalde buitenlandse musicals en maakte naam als regisseur.
Het oorspronkelijke idee voor M-Lab kwam van Joop en zijn vrouw Janine van den Ende, die constateerden dat er een kweekvijver moest komen voor creatief talent achter de schermen van musicals. Toen er een tender kwam, schreef Van Dijk met enkele partners in. Sinds de start in 2007 mag hij zich artistiek leider noemen van de proeftuin, die gesteund wordt door de Van den Ende Foundation, de gemeente Amsterdam en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Tal van jonge, onbekende schrijvers, regisseurs en choreografen hebben de laatste jaren een kans gekregen bij M-Lab en stromen ook door naar elders. M-Lab blijkt bovendien een kraamkamer te zijn voor musicalacteurs. Freek Bartels won de AVRO-talentenjacht Op zoek naar Joseph, Noortje Herlaar Op zoek naar Mary Poppins. Allebei stonden ze daarvoor al in M-Lab-producties. Van Dijk stroopt de opleidingen af op zoek naar talent. “In grote musicals komen ze terecht in het ensemble en als ze heel veel geluk hebben, worden ze understudy van een van de grote rollen. Want een onbekende naam op het affiche is een te groot risico. Bij ons worden ze gewoon in het diepe gegooid. Tegelijk bieden ook grote namen zich spontaan bij ons aan. Zo leuk vinden ze het om mee te doen. Wennen is het wel voor ze. Altijd komt het moment dat ze hier in de zaal spelen en vragen: ‘Zitten de toeschouwers zo dichtbij?’ Ja, de toeschouwers zitten zo dichtbij.”
Lone van Roosendaal is een ster in de wereld van de grote, opgesmukte musicals. Ze werd bekend met rollen in onder meer Cats, Sweet Charity en Mamma Mia! (de laatste productie zelfs in Nederland, België en Duitsland). “Volgend jaar zit ik in Zorro. Daar verheug ik me enorm op. Maar een, twee keer per jaar wil ik werken voor M-Lab. Rijk word ik er niet van, maar het is een soort opladen van de batterij. De producties hier werpen me terug op de basis. Er valt niets te verbloemen. Je wordt puur op je talent aangesproken. Kwaliteit is het enige dat telt.”
Het stoort de 41-jarige Van Roosendaal – opgegroeid in Bocholtz en Maastricht – wel eens dat bij de grote producties zoveel energie verloren gaat aan bijzaken. “Politiek, pr, marketing.” Ze is professioneel genoeg om mee te draaien in dat circus, maar het maakt werken voor M-Lab wel extra aantrekkelijk. “De beste acteur tegenover je en niet iemand die minder goed speelt en zingt, maar op grond van zijn beroemdheid net wat meer publiek trekt.”
De proeftuin in Amsterdam-Noord rekruteert zijn mensen niet alleen in de musicalwereld. Ook wil Van Dijk dwarsverbanden leggen is dat met de opera. “We hebben heel veel gemeenschappelijk. Zangtechnisch ligt de lat bij hen hoger. Bij ons worden hogere eisen aan acteren gesteld. Gesprekken zijn al gaande. We zouden bijvoorbeeld wat met Opera Zuid willen doen.”
M-Lab moet vooral het experiment blijven zoeken en zijn rol als kweekvijver houden; Van Dijk maakt zich niet de illusie dat zijn producties het karakter van de grote musicals wezenlijk zal veranderen. “Het zal altijd een tweestromenland blijven. Kijk naar het buitenland: daar heb je ook On-Broadway en Off-Broadway.”
M-Lab in schouwburg Heerlen: Into the woods (23/9), Urinetown – Zeikstad, de musical (3/2 en 4/2) en Stationsstraat 169 Huis (26/2).