Govert Derix (Horst, 1962) is filosoof en schrijver, zijn broer Egbert (Horst, 1969) is pianist, componist en docent. Een ontmoeting op maandag in de Heerlense Stadsgalerij. “Misschien hebben we elkaar leren kennen via de muziek.”

Govert: “Moeder stond veertig jaar voor de klas. Dat was bijzonder in een boerengezin waar alle meisjes naaister werden. Vader was journalist. Door de aanwezigheid van veel boeken ben ik enorm gestimuleerd om te gaan lezen. Op de oude Erica-typemachine begon ik al heel jong te tikken, eigen sciencefictionverhalen.”

Egbert: “Muziek speelde geen rol thuis. Onze ouders stimuleerden ons wel om muziek te maken maar het waren geen liefhebbers. Heel typisch: als er een documentaire op televisie was over Glenn Gould of Herbert von Karajan dan vond mijn vader dat bijzonder interessant. Maar zelf musiceerde hij niet.”

Govert : “Muziek kwam van buitenaf. Via Robbie Nabben, een vriendje in de straat, hoorde ik Beethovens Eroica. In letterlijke, existentiële zin ging er een universum voor me open dat nooit meer dicht zou gaan. Ik nam pianoles maar dat verwaterde na een paar jaar toen ik filosofie ging studeren in Rotterdam. Als ik in het weekeinde thuis kwam, zat Egbert achter de piano.”

Egbert: “Ik ben relatief laat begonnen met spelen. Ik wilde eigenlijk rockgitarist worden. Eerlijk gezegd had dat vooral met de buitenkant te maken. Ik hing dat ding liever om dan dat ik erop wilde spelen. Piano is een veel concreter instrument, je ziet alles voor je. Het is ook een visueel instrument, heel…”

Govert (neemt over): “…tactiel. Egbert en ik verschillen zeven jaar. Hij zat nog op de lagere school toen ik ging studeren. Waar we elkaar hebben leren kennen? Ik herinner me dat we op vakantie waren in Kenia in het Kericho Tea Hotel. Daar stond een piano…”

Egbert: “Er is nog een foto van: mijn broers Richard en Govert achter de piano en ik sta ernaast of ik met dat ding niks te maken wil hebben. Ik was in het eerste jaar van het Conservatorium en ik speelde veel tijdens kerstdiners, bij rotaryclubs, Center Parcs dat soort dingen. Marathons waren het: ‘s morgens bij het ontbijt, ´s middags bij de lunch en ‘s avonds tijdens het diner. Er is geen professionele pianist die dat nooit gedaan heeft. Zo raak je onthecht van het spelen.”

Govert: “Misschien hebben we elkaar leren kennen door de muziek.”

Egbert: “Dat weet ik niet. Omdat jij en Richard zoveel ouder zijn, voelde ik me vaak enig kind. Jullie trokken vaak samen op.”

Govert : “Ik realiseerde me voor het eerst wat Egbert deed, toen ik hem in 1990 zag spelen tijdens Jazz-Mecca in Maastricht. Cool dat mijn broer uit Horst daar op een podium stond. De laatste keer dat ik hem had gehoord, was op die vleugel in Kenia.”

Egbert: “Het was minder heroïsch dan het lijkt, want er speelden wel meer Limburgse bandjes in die zaal. Maar voor mij was dat het eerste muzikale hoogtepunt. Ik had het gevoel dat we serieus werden genomen. Voor mij stond vroeger op de een of andere manier vast dat Govert dirigent zou worden. Hij had ook zo’n stokje.”

Govert : “Als schrijver moet je je eigen stem vinden en die heb ik eigenlijk pas tien jaar geleden gevonden. Dat is laat als je zo vroeg met schrijven bent begonnen. Ik verdiepte me in astronomie, fysica, biologie, theologie en mystiek maar ik had niet het idee dat dat in Noord-Limburg ooit serieus genomen zou worden. Ik weet nog goed dat ik in Rotterdam van ongeloof door de knieën ging toen ik in een boekhandel een plank vol Rilke tegenkwam.”

Egbert: “Hij vertrok ook meteen naar Brazilië na zijn eindexamen.”

Govert: “Daar vierde ik mijn 18e verjaardag. Ik reisde er twee maanden rond en keerde er later voor langere tijd terug. Het was een zoektocht naar het andere: de cultuur, de mensen. Brazilië is een land met een draaglijke lichtheid van bestaan. Dat heeft te maken met het licht, de horizon, de ruimte, het gevoel, minder barrières. Hier moeten we hobbels nemen, een soort lijdensweg afleggen. Hier lijkt het wel of je melancholie en Weltschmerz nodig hebt om tot je eigen essentie te komen. Dat speelt in Brazilië niet. En ik heb het niet over een of ander romantisch Rousseau-achtig beeld van terug naar de natuur.”

Egbert: “Natuurlijk romantiseer jij dat.”

Govert : “Dat hèb ik ook gedaan. Sinds ik getrouwd ben met een Braziliaanse en het land van binnenuit ken, zie ik ook veel meer het geweld, de corruptie en de hypocrisie. Maar er is een soort natuurlijke vorm van hartelijkheid. Men leeft buiten, een huis kun je terugbrengen tot de veranda die je weer deelt met de buurt. Ik denk dat ik een haat-liefdeverhouding heb met het land. Uiteindelijk voel ik mij een soort gespleten figuur. Er is daar geen sprake van Weltschmerz maar van saudade, dat heeft een lichtere toets, het is een soort geaccepteerde omgang met eenzaamheid en pijn. Zaken die wij niet accepteren maar proberen te overwinnen. Dat brengt me op de stem. Ik geloof dat iedereen zijn eigen stem heeft. Dus ook schrijvers en musici. Mijn innerlijke stem zegt dat ik in een Braziliaanse context meer tot mezelf kom.”

Egbert: “Iedere muzikant wéét wanneer je die innerlijke stem hebt gevonden. Het heeft te maken met onthechting: je bent niet meer met het randgebeuren bezig. Als je luistert, kun je je eigen stem vinden. Dan hoef je niets meer te interpreteren: je spéélt. Een eigen stem hebben klinkt verder heel leuk maar je moet er wel nog iets mee doen. Dan nog, er zijn mensen met een prachtige stem zonder dat die me aanspreekt. Ik heb trouwens een hekel aan puristen die te veel over hun eigen oorspronkelijkheid praten want zo ontstaat een nieuw soort purisme. Je hoort het wel eens zeggen: jij speelt niet onthecht genoeg. Mensen kunnen zichzelf zo serieus nemen. Ik mis soms de lichtvoetigheid.”

Govert : “Dat vind ik een belangrijk verschil met bepaalde kringen waarmee ik in Brazilië verkeer. Het idee dat je in Nederland aan allerlei criteria moet voldoen.”

Egbert: “Ik kan me moeilijk in Goverts situatie verplaatsen. Toch denk ik dat het heel anders zou zijn wanneer hij in Brazilië zou wonen. Misschien ga je bepaalde dingen van hier wel missen.”

Govert : “Het gaat om een innerlijke noodzaak. In tegenstelling tot het postmodernisme geloof ik dat er een fundamentele waarheid is, een diepste verlangen waar je gehoor aan moet geven.”

Egbert: “Ik praat niet graag over muziek, wel tijdens het creatief proces zelf natuurlijk. Ook met Govert lukt het op de een af andere manier niet om over muziek te praten. De enige manier is hem een cd mee te geven met de vraag ernaar te luisteren. Omgekeerd gaat het ook zo. We zijn heel verschillend. Govert is wat lang van stof, ook in zijn loftuitingen. Voor hem is filosofie vanzelfsprekend, hij kan zomaar Nietzsche ter sprake brengen. Ik ga er nog simpeler van praten, neig nog meer naar de eenvoud.”

Govert : “Die eenvoud spreekt me aan bij Egbert. Die vind je ook terug in zijn muziek.”

Egbert: “Dat zeggen ze wel eens ja: je speelt steeds minder noten. Hallo, tot ik helemaal niks meer speel. Ik kan het verschil tussen Govert en mij het best illustreren met een anekdote. We waren op vakantie in de Filippijnen. ’s Nachts hadden we op het strand gezeten en liepen terug naar het strandhuis. Opeens zagen we een slang op het pad kronkelen. Ik dacht: zo snel mogelijk wegwezen. Maar Govert pakte een stok en ging die slang achterna.”

Govert : “Ik houd ervan grenzen op te zoeken, te zoeken naar de dingen waar je met je verstand niet bij kunt. Kun je het verstand van buiten bekijken? Kan het verstand over zijn eigen schaduw springen? Het is een paradox jezelf van buiten proberen te beschouwen – je weet dat het niet kan. Beethoven citeerde Kants opvatting over de impact van de ethische wet in ons en de sterrenhemel boven ons. Dat achtervolgt me als beeld waar het in de filosofie om gaat.”

Egbert: “Verandert dat de manier waarop je je tanden poetst?”

Govert : “Ja. Filosofie is het grote verlangen van de zoektocht naar de vraag: wat is de mens? In veel muziek van Beethoven wordt die vraag beantwoord in een luisterervaring. Ook in de filosofie raak je aan de grens dat het antwoord op die vraag uiteindelijk alleen een ervaring kan zijn. En natuurlijk kan dat de manier zijn waarop je je tanden poetst. Want dat doe je voor de spiegel. Als je naar jezelf kijkt en je beseft dat je een voorlopig eindproduct bent van 13,5 miljard jaar natuurgeschiedenis, kan dat een heel mystieke ervaring zijn. Als je jezelf in de ogen kijkt kan dat…”

Egbert: “…hedonistisch zijn.”

Govert: “Het kan ook terugkomen in nederigheid. Niet dat ik zo’n nederig persoon ben, maar dat spreekt me zeer aan. Als ik iemand zie die de eenvoud opzoekt in muziek, dan maakt me dat nederig.”

Egbert: “Ik heb het over het hier en nu. Anderen niet tot last zijn. Ik probeer tegenwicht te vinden bij die grote woorden. Straks geef ik boven in de muziekschool les aan pubers. Ik moet mezelf wegcijferen wil ik het terugbrengen tot waar het om gaat, namelijk les geven. Je kunt het hebben over onthechting of het mededogen van de Dalai Lama, maar als je het ´s morgens niet kunt opbrengen goedendag te zeggen tegen de bakker, ben je geen knip voor de neus waard. Als muziek maken één groot ego-ding is, prachtig, maar val anderen daar niet mee lastig.”

Govert : “Voor mij gaat het erom waar het grote en het kleine elkaar raken.”

Egbert: “Saxofonist Peter Hermesdorf van ons Searing Quartet noemt mij een reactionair.”

Govert : “Terwijl ze van mij zeggen dat ik een romanticus ben, maar waar jij een reactionair bent, ben ik een idealist – op de filosofische manier.”

Egbert: “Ik ben niet zo’n lezer, ik lees hooguit wat kranten, tijdschriften en het fanclubblaadje van Marillion. Van Govert heb ik twee romanmanuscripten gelezen en zijn boek over Ayahuasca. Ik ben gek op instrumentale muziek, jazz, klassiek en toch ben ik een ‘wordy person’. Een song is pas goed als de tekst goed is.”

Govert : “Ik ben geen musicus, maar wel ‘musy’. Ik ben ik schrijver veel met muziek bezig. Ik denk in composities. Sommige van mijn boeken heb ik van Beethoven afgeleid: compositie, bruggetjes, overgangen, tempo, een goed contrapunt, een slotakkoord.”

Egbert: “Ik herken dat wel, maar bij mij blijkt dat allemaal achteraf.”

Govert : “Sinds ik mijn stem gevonden heb, gaat het vaak vanzelf. Volgens een soort innerlijke logica schrijft het manuscript zich na een derde als het ware zelf omdat ik die innerlijke stem genoeg ruimte geef.”

Egbert: “De een noemt het een eigen stem, de ander heeft het over een andere dimensie. Ik voel wel eens dat muziek niet uit je komt, maar door je heen gaat. Het klinkt zweverig, maar het kan allemaal. Dit is misschien een cliché maar klopt wel: je moet altijd op zoek naar het gezelschap dat zoekt naar de waarheid. Maar zodra iemand roept dat ie de waarheid heeft gevonden, moet je maken dat je wegkomt.”

www.derixhamerslag.nl, www.egbertderix.com
www.searingquartet.com