Tijdens de bezetting mochten joden geen bioscopen bezoeken, geen radio’s bezitten en geen bezoekje brengen aan de dierentuin. Ook was het verboden om naar de ijsbaan te gaan. Tot groot verdriet van Anne Frank.
In de Houthavens van Amsterdam werd in juni 2013 begonnen met de bouw van Theater Amsterdam, nodig om de musical Anne te kunnen opvoeren. Belangrijk was dat er een roterend achterhuis werd gebouwd en er gewerkt kon worden met enorme videoschermen. Carré, DeLaMar Theater en de Stadsschouwburg waren niet groot genoeg dan wel niet beschikbaar.
Niet iedereen was blij met het nieuwe theater en de voorstelling. Te commercieel, werd er geroepen. En: exploitatie van een zwarte bladzijde uit de geschiedenis. Ronald Leopold, directeur van het Anne Frank Huis, had vooral moeite met de luxueuze arrangementen die het theater ging aanbieden. “Het wordt gepresenteerd als een gezellig avondje uit, met boottochten, een hapjesbar, borrelboxen en hostesses. Dat past naar ons oordeel niet bij de geschiedenis van Anne Frank.” Ted Musaph was het volledig met Leopold eens. Ze overleefde Bergen-Belsen en bekleedde diverse bestuursfuncties binnen belangrijke joodse instellingen, zoals het Joods Historisch Museum. In Nieuwsuur uitte ze haar frustratie: “Je kunt een heerlijk gangenmenu krijgen. Dat hadden wij in Bergen-Belsen nooit, een gangenmenu, er was überhaupt niks te vreten.” De schrijvers van de musical Anne, Leon de Winter en Jessica Durlacher, begrepen de commotie niet. Kon je niet ook een gezellig hapje eten in het restaurant van het Anne Frank Huis?
Showbizzzend Nederland zat er intussen bovenop. De inhoud van het stuk deed er amper toe, de ophef was vele malen interessanter. Anne Frank is al lang geen joods meisje uit Amsterdam meer dat in 1944 door de Duitse bezetters werd afgevoerd en een half jaar later vermoord. Anne Frank is een merk. Google haar naam en je krijgt eerst twintig pagina’s met entertainment en toeristische rimram voorgeschoteld voordat je bij een serieuze tekst uitkomt.
De musical van het echtpaar De Winter waas allesbehalve een primeur. Al in 1955 werd op Broadway The Diary of Anne Frank opgevoerd. Geen gezeur over hapjes, drankjes en bekende gasten die de voorstelling bijwoonden. En de reacties waren zeer positief en het regende prijzen: de Pulitzerprijs voor toneel, de Tony Award en de New York Drama Critics’ Circle Award. Het toneelstuk werd verfilmd, pas daarna kwam het grote succes van het in 1947 door haar vader uitgegeven dagboek. De media-aandacht maakte van Anne Frank een ster. Iets waar ze, ironisch genoeg, in haar laatste levensjaren van droomde.
Als kind speelde Anne toneel en bewonderde ze vele acteurs. Haar kamer in Amsterdam hing vol met posters van filmsterren. “Dankzij vader die m’n hele prentbriefkaarten en filmsterrenverzameling van tevoren al meegenomen had, heb ik met een lijmpot en kwast de hele muur bestreken en van de kamer één plaatje gemaakt. Daardoor ziet het er veel vrolijker uit”, schreef ze in 1942.
Een van haar favoriete actrices was Sonja Henie, een Noorse kunstschaatsster. Ze won drie keer Olympisch goud, werd tien keer wereldkampioen en zes keer Europees kampioen. Vanaf 1936 speelde ze in diverse films en was ze te zien in grote ijsshows. Anne had drie plaatjes van Henie op de muur van haar slaapkamer geplakt. In 1939, een jaar voor de oorlog uitbrak, leerde Anne als tienjarige schaatsen.
Een andere schaatsheld was haar vier jaar oudere neef Bernd Elias uit Bazel, waar hij met zijn ouders naartoe was gevlucht voor de Duitse fascisten. Bernd woonde er recht tegenover de grootste kunstijsbaan van Europa. En als zijn ouders even rust wilden, stuurden ze hem naar de schaatsbaan. Hij was een uitblinker en trad al jong op in ijsshows. In januari 1941 stuurde Anne hem een brief: “lk ben elk vrij minuutje op de Kunstijsbaan. Ik had tot nu toe nog altijd mijn oude schaatsen die Margot vroeger gedragen heeft, die schaatsen moeten met een sleuteltje aangeschroefd worden, en op de Kunstijsbaan hadden al mijn vriendinnetjes echte Kunstschaatsen, die met spijkers aan je schoenen vastgemaakt moeten worden, en dan gaan ze er niet meer af. lk wou zo vreselijk graag ook zulke schaatsen hebben, en na lang zeuren, heb ik ze ook gekregen.”
Ze kreeg les in kunstrijden, leerde walsen en springen. Haar oude schaatsen had ze aan haar vriendinnetje Hanneli Goslar gegeven, schreef ze aan neef Bernd. Ooit hoopte ze samen met hem op het ijs te staan: “Misschien kunnen we later samen optreden, maar dan moet ik wel erg hard studeren om zo ver te komen als jij nu bent.”
De Duitse bezetter verstoorde die droom. Vanaf de winter van 1941-42 mochten joden in Amsterdam niet meer naar de ijsbaan. Anne kon nu alleen nog fantaseren over schaatsoptredens met haar neef. In haar dagboek beschreef ze de jurk die ze zou aantrekken en de muts die ze zou opzetten. De figuren die ze hand in hand met Elias zou schaatsen, tekende ze erbij.
Dit is de zevende aflevering in de reeks Museum van de Sport.