’n Lang sjroet en een wollige bol

De Schotse komiek Billy Connolly heeft zich ooit uitgeleefd op de contouren van de Britse eilanden. Engeland, Schotland en Wales lieten hem denken aan een vrijster die met wapperende rokken wegholde voor het dartele keffertje Ierland dat haar in de kuiten dreigde te bijten. Gedenkwaardig, hoe Connolly haar paniek verwoordde: met prachtig stijgende en vallende oh’s in de tongval van Glasgow, een hoofdstad van de urbane humor.
De beide provincies Limburg lijken op de Britse eilanden, qua kustlijn. Nederlands-Limburg is, zoals wij in Maastricht zeggen, een lang sjroet – een te hoog opgeschoten kalkoen, met veel loshangend vlees. De vorm van deze provincie kent in absurde grilligheid slechts zijn meerdere in Engeland-Schotland-Wales. Belgisch-Limburg zit daar beneden als een wollige bol te wachten, net als het ronde Ierland.
Daarmee houdt de vergelijking op. Belgisch-Limburg bijt niet. Het is een brave provincie, met de geur van dennenbomen en de kleur van paarse heide. Haar bewoners gaan niet voluit. Welke taal bezigen zij? Mijn oren zeggen me dat ze Standaard-Vlaams spreken, maar met een zangerig accent. Zij zijn de enige Vlamingen die in Noord-Nederland worden verstaan. Voorbeeldige Belgen, net als de bewoners van de Oostkantons, die zuiver Duits spreken maar zich Belg noemen, Sire. Waarom zouden de Belgische Limburgers contact willen zoeken met de smalle strook aan de andere kant van de Grensmaas? Vanwege de culturele overeenstemming?
Geen Nederlandse provincie zo versplinterd als Nederlands-Limburg. Van Eijsden tot de Mookerhei, zo gaat het carnavalsliedje. Maar tussen Maastricht en Venlo bestaat er al nul empathie en synergie. De Belgisch-Limburgers hebben geen belangstelling, behalve in de vrijdagochtendvis op de Maastrichtse Markt. Begrijpelijk. Omgekeerd interesseren de Nederlands-Limburgers zich evenmin voor de Kempen. Maastricht is gericht op Luik, Heerlen op Aken, Venlo op… Kaldenkirchen?
De romantiek van culturele toenadering tussen beide Limburgen is een hobby van de parmantige leraar Nederlands of de regiojournalist. De argumenten moeten worden gezocht in het roemrijke verleden. “Verleden – altijd roemrijk.” Het lemma zou niet misstaan in Gustave Flauberts Woordenboek van pasklare ideeën.
Het geval wil dat de twee provincies een decenniaatje of wat (1795-1814) door de ‘verlichte’ Fransen bij elkaar in de hoek zijn gezet. Een grap die door Willem I nog een paar jaar is gecontinueerd. W.F. Hermans heeft zich eens laten ontvallen dat de Franse tijd het beste is dat de Lage Landen, aanslibsel van de Maas, is overkomen. Eveneens een grapje en, anders dan Connolly, niet leuk. Toch lijkt de opmerking hier en daar serieus te worden genomen. Het departement van de Nedermaas! Van Achel tot Vaals, van Afferden tot Zichen waren we één cultuurnatie! Dat waren nog eens tijden! Waarom zouden die, in het nieuwe Europa van de regio’s, niet kunnen terugkomen?
Daarom niet!
Groot-Limburg is een onzinnig geheel, even onzinnig als Nederlands-Limburg. De regio Aken-Luik-Maastricht is een laboratorium waar we wél spannende experimenten kunnen ondernemen. Staatkundig hebben deze steden nooit één dak gekend. Dat gedroomd verleden bestaat niet. Maar er is altijd echte interactie geweest. Botsing en hartstocht. Zulke grensoverschijdende regio’s verdienen culturele investering.

AD VAN ITERSON is schrijver, columnist en universitair docent aan de Universiteit van Maastricht.