Met veel ambitie startte bijna een kwart eeuw geleden het Céramique-project, een stadsinbreiding die vooral geen standaardbuurt mocht worden. Betrokkenen van toen en nu over het resultaat en over de lessen voor de toekomst. “Dit is een van de tien projecten in Nederland van de afgelopen vijftien, twintig jaar die blijvend waardering zullen krijgen.”
door Paul van der Steen
Ook Céramique kende zijn pre-embryonale fase. Al in de jaren zeventig van de vorige eeuw werden in opdracht van toenmalig bouwondernemer Leon Melchior plannen gemaakt voor het gebied. Een decennium later liet Jo Coenen in Eindhoven TU-studenten broeden op de mogelijkheden van het gebied. Voormalig PvdA-wethouder John Wevers herinnert zich nog het idee voor een soort hospice waar mensen hun leven konden voltooien.
De overeenkomst met het huidige inbreidingsplan Belvédère, aan de noordwestkant van Maastricht, ligt voor de hand. Daar is de aanloop ook lang. Langer dan verwacht. Peter de Ronde, stedenbouwkundige bij de gemeente Maastricht, is al tien jaar bezig met het project, maar concreet gebouwd is er nog amper. Het tij zit tegen. Economisch, maar ook demografisch. De investering in de voormalige Timmerfabriek van Sphinx, die na een complete make over huisvesting moet gaan bieden aan vijf cultuurinstellingen, lijkt in een tijd van bezuinigingen geen zekerheid meer. In het hart van het gebied wacht het in het oog springende Eiffelgebouw, nog zo’n Sphinx-icoon, op herbestemming. De Ronde hoopt naar voorbeeld van De Witte Dame in Eindhoven dat de Maastrichtse academies samen met de universiteit het gebouw zullen betrekken. In een ander deel van het gebouw zouden woningen kunnen komen. “Iedereen van buiten de regio begint onmiddellijk over lofts, maar in Maastricht kost het moeite om mensen er van te overtuigen dat daar een markt voor zou zijn.” Het geschikt maken van het voormalige fabrieksgebouw wordt een flinke klus. “Iemand van 3W heeft al eens voorgesteld om alles te slopen en een kopie met alle voorzieningen van deze tijd terug te bouwen.” De Ronde moet er niet aan denken. “Met zo’n aanpak zou het patina van dat complex volledig verloren gaan.”
Achter de Eiffel moet een woonwijk verrijzen waarvoor zelfs de straatnamen al zijn bedacht. Het wachten is onder meer op geld dat een verplaatsing van de aanlanding van de Noorderbrug mogelijk maakt. Die komt dan een stuk noordelijker. “In de ruimte die vervolgens ontstaat, is een stadspark bedacht en een buurt met de kwaliteit en de woningdichtheid van de wijk Sint Pieter.” Een spiegeling dus van de situatie in Maastricht-Zuid, achter de Kennedybrug.
Belvédère, dat was van begin af aan duidelijk, zou een ander project worden dan Céramique. Groter. Langduriger. Complexer ook. De Ronde: “Céramique had één eigenaar en was ‘slechts’ 23 hectare groot. Dan is het gemakkelijker om één statement te maken.” Ter vergelijking: Belvédère omvat 115 hectare. Niettemin heeft De Ronde bewondering hoe op het voormalige fabrieksterrein van Sphinx-Céramique met consequent volgehouden beleid een wijk “met een sterke eigen identiteit en wars van de hype van het modernisme” is neergezet. “Het blijft een voorbeeldproject. Als ik zou willen, zou ik er elke twee weken wel een delegatie kunnen rondleiden.”
Die consequente aanpak is voor een belangrijk deel de verdienste van Jo Coenen die het stedenbouwkundige plan maakte. Met de toen 38-jarige architect werd in 1987 een relatieve jongeling aangetrokken. Zowel de toenmalige wethouder John Wevers als Huub Smeets, indertijd directeur stadsontwikkeling, sinds 2000 directeur van Vesteda en sinds kort zakelijk leider van Maastricht Culturele Hoofdstad 2018, bestrijdt dat die keuze een waagstuk was. Coenen mocht dan nog niet zo’n naam als ‘stedendokter’ hebben als nu, hij had zich al op diverse plekken bewezen. Daarnaast waren Wevers en Smeets onder de indruk van het ontwerp waarmee Coenen de prijsvraag voor de bouw van de nieuwe medische faculteit op Randwyck had gewonnen. Smeets: “Het goede van het overigens nooit gerealiseerde ontwerp was dat hij niet alleen een gebouw tekende, maar ook nadacht over de omgeving, eigenlijk over de hele stad. Coenen is geen architect zoals Rem Koolhaas die met een fuck the context houding een autonoom ontwerp neerzet, maar iemand die rekening houdt met de gevoeligheid van het stedelijk weefsel van een kleine, Europese stad. Iemand die begreep dat we met Céramique een nieuwe wijk pal tegen de historische binnenstad aanbouwden.”
Dat bij het ontwikkelen van Céramique aanvankelijk vooral buitenlandse architecten werden aangetrokken, stuitte in eerste instantie op wrevel. “Maar de mensen van hier moesten niet bang zijn voor collega’s van ver weg”, zegt John Wevers, die van 1974 tot 1994 wethouder was. “Uiteindelijk heeft het goed uitgepakt en staan uitstekende gebouwen van Limburgse architecten tussen die van internationaal gerenommeerde vakgenoten.” Aanvankelijk bestond de Limburgse inbreng uit Theo Teeken en Wiel Arets, later werden ook ontwerpen van Arn Meijs, Jo Coenen, Hubert-Jan Henket, Jo Janssen, Harry Gulikers en Han Westelaken gerealiseerd.
Bij de start van Céramique werden drie belangrijke uitgangspunten geformuleerd:
de wijk moest een brug slaan tussen het oude en het nieuwe Maastricht, diende zich te verzoenen met de aanpalende wijken (Wyck, Heugemerveld en Randwyck) en moest een binnenstadswijk worden, geen uitbreidingswijk.
Het huwelijk tussen de bestaande en de nieuwe stad is het best geslaagd, oordelen de betrokkenen. Stedenbouwkundige Peter de Ronde verwijst naar het volgens hem goed gelukte pleintje tussen Hotel Maastricht en Coffee Lovers en het straatje tussen Plein 1992 en de Hoogbrugstraat. Lof is er ook voor de Céramiquebrug, in de volksmond Hoeg Brügk, die oud en nieuw aan beide zijden van de Maas letterlijk met elkaar verbindt. Wevers: “Ik heb in die jaren trouwens ook nog een brief gekregen van een uit deze contreien afkomstige missionaris, die in Afrika werkte. Die vond die brug maar niks. Hadden ze bij de Congo-rivier ook niet. Waarom niet net als daar een gezellig veerpont?”
De verzoening met de aanpalende wijken krijgt minder handen op elkaar. Zo is de Heugemerweg, tussen Céramique en de wijk Heugemerveld, met sloopwoningen en gaten in de bebouwing, niet bepaald een visitekaartje. Smeets vindt dat de laatste wijk achterblijft ten opzichte van Céramique, ondanks de miljoenen die daar door de gemeente zijn geïnvesteerd. “Daar ligt nog een stuk werk voor de stad en de woningstichting Servatius.” Stedenbouwkundige De Ronde vraagt, namens de gemeente, meer tijd. “Met wat extra straten en paden vanuit Heugemerveld wordt het beeld heel anders. Het probleem is dat veel woningen aan de Heugemerweg particulier bezit zijn. Die moeten ‘minnelijk’ verworven worden. Het alternatief is onteigening, maar daar wil een gemeente pas in laatste instantie aan denken.”
De droom van Céramique als verbindende schakel tussen binnenstad en Randwyck is niet gelukt. Maar of dat het ontwerp van Coenen kan worden aangerekend? Bij de ontsluiting van Randwyck zijn in de jaren tachtig cruciale fouten gemaakt. “En de Kennedybrug met zijn aanlanding blijft een barrière van jewelste tussen de twee wijken”, constateert Wevers.
Als binnenstadswijk is Céramique vooral geslaagd aan de noordkant, met Plein 1992 en het Centre Céramique. Aan de zuidkant vindt Wevers het jammer dat het tegenover de Wiebengahal geplande hotel er nooit is gekomen. “Dat had gezorgd voor meer bedrijvigheid. Met de winkels op Avenue Céramique houdt het niet over. Dat fitnesscentrum is toch vooral een drive in gelegenheid.” Smeets geeft toe dat gehoopt was op meer en ook aansprekender detailhandel, maar geeft de Avenue desondanks nog steeds een zeven. “Het referentiekader bestond uit wereldsteden als Barcelona, Parijs en Berlijn met het bijbehorende stedelijke leven”, zegt De Ronde, “maar dat is in een stad met 120.000 inwoners niet haalbaar.”
Smeets had graag gezien dat een of twee beeldbepalende fabrieksgebouwen van de sloophamer gered hadden kunnen worden. Alleen de Bordenhal, nu het thuishonk van Toneelgroep Maastricht, en een deel van de Wiebengahal bleven overeind. Het vinden van passende nieuwe functies voor industriële gebouwen n het rond krijgen van de exploitatie blijft moeilijk, zo is de ervaring. “De loftuitingen komen pas achteraf”, heeft Wevers geleerd. “Dan staat iedereen te kraaien hoe mooi het is geworden.”
In de jaren dat het Céramique-project zich verplaatste van tekentafel naar bouwput, trok Maastricht met binnenstedelijke projecten als het Misericordeplein (1990, Bruno Albert), de Charles Voscour (1993) en de Kanunnikencour (1996), beide van architect Charles Vandenhove en het Herdenkingsplein (1994, Mecanoo) de aandacht van de (inter)nationale architectuurliefhebbers en vakpers. Volgens Smeets is er de laatste jaren te weinig ingezet op dit soort ‘trekkers’. Naar zijn mening is er onder burgemeester Leers te veel energie verspild aan gesneefde projecten als het Harrah’s Casino en het musicaltheater van Joop van den Ende. Vanuit de gemeente bestrijdt Peter de Ronde dat de gemeente niet gewerkt heeft aan projecten met bovenregionale uitstraling. Hij wijst op het economisch tij en andere tegenwind die maakten dat het nog niet tot bouwen kwam. “De plannen zijn er wel degelijk.”
Het huidige politieke klimaat is niet echt bevorderlijk voor projecten à la Céramique, realiseert ook Smeets, die binnenkort terugtreedt als bestuursvoorzitter bij Vesteda. “Door het populisme wint de waan van de dag het van het denken op langere termijn.” Het al te ver doorgevoerde dualisme in de Maastrichtse gemeenteraad is in de ogen van de Vesteda-directeur helpt ook niet echt; vroeger waren de lijnen korter. “Langlopende projecten worden gepolitiseerd als verkiezingsitem. Bij Céramique ging de gemeenteraad vrij snel akkoord.”
Volgens Smeets is het tijd voor een heroriëntatie. “Na de crisis zal het allemaal anders gaan in Nederland, met nieuwe rollen voor betrokken partijen. Projecten zullen ook kleiner worden.” Wevers: “Céramique was een van de eerste voorbeelden van publiek-private samenwerking (pps). De omstandigheden voor zo’n constructie waren gunstig. Maastricht heeft als eerste twintig miljoen gulden gekregen van de toenmalige VROM-minister Nijpels. Overheden die zelf fors geld staken in projecten, hielden een grote stem, maar de macht in pps-constructies is inmiddels verschoven naar het private. Met de verwachting dat de markt het beter kan, en goedkoper. Bij Belvédère zijn de ontwikkelaars zeer machtig. De neiging bestaat dan toch om voor de snelle winst te gaan en minder voor het geheel van een wijk.”
Als voorbeeld van de goeie ouwe tijd schetst Smeets hoe bij Céramique weerstand werd geboden aan de druk van de markt om het Stoa-appartementencomplex pal aan de Maas te bouwen. “Het Charles Eyck-park bleef ondanks de druk gehandhaafd. Dat heeft uiteindelijk ook waardevermeerderend uitgepakt voor de Stoa-appartementen.” En oud-wethouder Wevers herinnert zich dat, “als het aan sommige ontwikkelaars had gelegen, er ook grachtjes door de wijk hadden gelopen.” De huidige economische malaise, die vooral de bouw treft, biedt volgens de twee oudgedienden ook voordelen. “De crisis biedt een extra mogelijkheid om na te denken welke kant we opgaan met de binnenstad van Maastricht”, stelt Wevers. “De Disneyficatie is nu al te ver doorgeschoten.” Hij doelt op de toeristentreintjes en het kerstevenement Winterland.
Ook Smeets noemt de ingeslagen weg van koop- en toeristenstad een doodlopende. “Maastricht overleeft alle leisure niet. Qua dagtoerisme gaan we in de richting van 25 miljoen bezoekers per jaar. Dat kan de stad niet aan. In mijn tijd bij de gemeente keken we al naar de pogingen van Florence om de mensenstroom in te dammen. De toekomst ligt bij verdieping. Kwaliteit in plaats van kwantiteit. Alleen al daarom is de kandidatuur van Maastricht voor Culturele Hoofdstad van Europa in 2018 een mooi nummer.”
Intussen staat de houdbaarheid van de wijk Céramique buiten kijf, zegt Smeets. “Dit is onderscheidende nieuwbouw, een van de tien projecten van de afgelopen vijftien, twintig jaar in Nederland die blijvend waardering zullen krijgen. Berlage was natuurlijk een klasse apart en zijn stadsuitbreidingsplan van begin vorige eeuw in Amsterdam had betrekking op een gebied dat veel groter was dan de 23 hectare hier. Toch ben ik ervan overtuigd dat Céramique voor Maastricht even belangrijk is als indertijd het plan-Berlage voor Amsterdam.” Wevers roemt het supervisorschap van Coenen en zijn assistenten. “De ingezette lijn is goed bewaakt en het nagestreefde kwaliteitsniveau is redelijk goed gehandhaafd.”
Volgens De Ronde ligt daar ook de grote stedenbouwkundige les van Céramique. “Onder druk van omstandigheden kun je plannen gaandeweg aanpassen, maar ga niet te ver in concessies. Zeg niet: laten we nu maar even niet zoveel eisen stellen. Randwyck laat zien hoe die opstelling een plan kapot kan maken. Het moest iets als Louvain-la-Neuve worden. Dat is absoluut niet gelukt. De gemeente is de fouten van toen al meer dan twintig jaar aan het repareren.”