De oudste sporen van de Nederlandse kerkgeschiedenis liggen in Susteren, waar in 1991 de resten van een vroegmiddeleeuws klooster werden opgegraven. Bijna een kwart eeuw later krijgt de abdij een plek in het museum, en komt er een boek. “Deze vondst was het hoogtepunt in mijn carrière.”
Henk Stoepker is te veel wetenschapper om niet enige aarzeling in te bouwen. “In de archeologie gelden twee wetten. Eigenlijk is het bijgeloof, maar ze kloppen. Je hebt de wet van vrijdagmiddag drie uur. Na een week niks belangrijks te hebben opgegraven, stuit je steevast op de topvondst als iedereen wil opbreken voor het weekend. En er is de wet van de eerste put. Op sommige plekken vind je bij de eerste opgraving alle elementen die een toplocatie tot een toplocatie maken.”
Op het Salvatorplein in Susteren gold in 1991 de wet van de vrijdagmiddag. Voorafgaand aan de bouw van een reeks appartementen mocht provinciaal archeoloog Henk Stoepker met een team komen graven. “We stuitten meteen op skeletten, stukken muur, fundamenten van houten gebouwen, grachten en allerhande andere resten.”
Onmiddellijk was ook duidelijk hoe complex de puzzel was. Hier lag elfhonderd jaar geschiedenis door elkaar heen. “Uit de Middeleeuwen kennen we zogenaamde palimpsesten: stukken perkament waar de bovenste laag vanaf werd geschraapt om hergebruik mogelijk te maken. Zo kreeg je meerdere teksten over elkaar heen. In Susteren zag je iets vergelijkbaars in de bodem: verschillende verhalen door elkaar heen. Het is dan heel lastig om de diverse funderingen en de steeds weer gewijzigde waterlopen te onderscheiden en te dateren.”
Stoepkers interesse ging het meest uit naar de oudste vondsten. Zoals een kopie van een akte uit 714 waarin de Frankische hofmeier Pepijn van Herstal en zijn vrouw Plectrudis het landgoed Suestra schenken aan de Engelse missionaris Willibrord (658-739), ook wel de Apostel der Lage Landen genoemd. “Zonder kennis van dat document waren de vondsten waarschijnlijk niet eens herkend als de vroegste kloosterstichting in Nederland, het begin van de kerkgeschiedenis in deze contreien. Het klooster, dicht bij de Maas en een halteplaats op de route tussen Echternach en Utrecht, leek meer op een traditioneel landgoed uit die tijd dan op de kloosters zoals die later werden gebouwd. De monniken deden zendingswerk in het nog dunbevolkte gebied. Het klooster zelf was een plek voor contemplatie en gebed, maar de geestelijken die er woonden, waren voor het grootste deel zelfvoorzienend en moesten dus hard werken. De manier van bouwen vertoont trouwens overeenkomsten met kloosters uit dezelfde tijd in Noord-Engeland, waar missionarissen als Willibrord vandaan kwamen.” Later in de Middeleeuwen, na plunderingen door de Noormannen, kreeg de abdij in Susteren wel de voor ons meer vertrouwde kloostervormen. Mannelijke geestelijken maakten toen plaats voor vrouwen.
Het klooster van Susteren heeft een prominente plek gekregen in de nieuwe archeologieopstelling van het Limburgs Museum in Venlo. De opstelling wil een zo breed mogelijk publiek enthousiast maken voor de wereld van de opgravingen. “Bij de meeste archeologiemusea verdrinken de meeste bezoekers in het aanbod”, is de ervaring van conservator Gemma Jansen. “Zoveel scherven. Zoveel pijlpunten. Wij proberen de geschiedenis voor iedereen inzichtelijk te maken. Van het klooster van Susteren maken we een poppenhuisachtige kijkdoos voor de allerkleinsten en een maquette die een indruk geeft van hoe het er moet hebben uitgezien. De topvondsten staan in de vitrine, de fanaten kunnen zich achter in de zalen nog vergapen aan de details.”
Jansen, zelf ook archeologe, wist Stoepker over te halen om bijna een kwart eeuw na de eerste vondsten eindelijk de synthese te schrijven over het klooster in Susteren. De provincie gaf een ton subsidie om ook specialisten met de nieuwste inzichten en technieken hun bijdrage te laten leveren. De inmiddels gepensioneerde Stoepker (67) beschouwt het als het afmaken van een klus die destijds uit tijdgebrek bleef liggen. “Er was geld voor het veldwerk, niet voor een publicatie. Ik ging aan de slag op andere plekken, de A73 Noord en A73 Zuid, de Maaswerken. In de avonduren heb ik nog een tijd lang aan Susteren doorgewerkt, maar het viel niet te combineren.”
Nu is die tijd er wel. Volgend jaar wil Stoepker zijn publicatie klaar hebben over de opgraving bij Susteren, die hij ziet als een hoogtepunt in zijn carrière. Specialisten helpen hem bij de klus. Er is een fysisch geograaf, die naar het toenmalige landschap kijkt. “Begin jaren negentig was dat een verwaarloosd aspect”, zegt Stoepker. Zelfs gevonden visresten geven duidelijkheid over het soort waterlopen bij het klooster. Een fysisch antropoloog kijkt naar de gevonden botten. Het idee dat er in de eerste eeuwen alleen mannen woonden, wankelt daardoor. Houten voorwerpen blijken kinderspeelgoed te zijn.
Een historica kijkt naar de teksten van de schriftelijke bronnen. Niet alleen naar wat er staat, maar ook waarom. Als Willibrord opduikt in bepaalde oude teksten, betekent dat dan ook dat hij er is geweest? Of wilde men zich door het noemen van zijn naam belangrijker maken?
De nieuwe archeologie-afdeling van het Limburgs Museum is vanaf 3 mei open. Op 3 juni vanf 19.30 uur geven Henk Stoepker en Gemma Jansen lezingen over het klooster in zaal Orbis Vastrada in Susteren. www.natuurvriendensusteren.nl www.limburgsmuseum.nl