In het postkantoor stond een mooie vrouw met krullen voor me. Ze kwam me bekend voor. Zij had dezelfde gedachte, maar was me voor met de vraag “Waar ken ik je van?”

Na wat wederzijds raden (“Ben jij een vriendin van Milou?”, “Jij deed iets met cultuur, toch?”) kwamen wij erachter. Ik had haar afgelopen zomer geïnterviewd op Plein 1992, voor een project waarin ik drie weken lang elke dag een jongere portretteerde.

Jessica Maes was één van hen. Met een vriendin had ze een schaarse schaduw onder een van de vijf bomen veroverd, ze genoten van een sappige meloen. Die meloen is me bijgebleven, misschien omdat ze de eerste was van de geïnterviewden die niet iets aan het verorberen was dat voor het grootste deel uit suikers en aromastoffen bestaat.

Zo dook ze op in mijn herinnering: “Ja, Jessica, tuurlijk, was jij niet bezig met het schrijven van een boek?” Best bijzonder, als je net twintig bent. Het genre had ik niet onthouden, waarschijnlijk omdat ik het niet goed verstond. Chicklit?

Nu, in het postkantoor, terwijl we allebei een grote envelop van een adres voorzien, legt Jessica het me nog eens uit: literatuur voor vrouwen tussen de 20 en 30. Samen met Suzanne Slotboom heeft ze nu de eerste lesbische chicklit geschreven.

Al hoor ik bij de doelgroep, ik schijn nog nooit chicklit te hebben gelezen. Of toch?  Valt Phileine zegt sorry ook onder deze categorie?

Mijn lerares Nederlands drukte me dit boek van Ronald Giphart op mijn 18de in de handen, het was de eerste roman die ik las in de nieuwe taal die Nederlands toen nog voor me was. Het boek en haar lessen Nederlands vormden een goed tegengewicht voor de taal waarmee ik de rest van dag werd geconfronteerd.

Wanneer je je, werkend op een kinderboerderij het Nederlands eigen maakt, blijft je vocabulaire toch wat beperkt. Van Phileine leerde ik me uitdrukken in het vrijetijds-leven. Die woordenschat vulde mijn lerares met het grootste genoegen aan, inclusief tips bij het versieren van jonge mannen.

Roddel-les noemde ik dat vermakelijke uurtje met Annemarie wel eens. Maar ze heeft al mijn dankbaarheid. Zinvolle oefeningen, gecombineerd met haar ironie, en ook  geduld. Zelfs toen ik met Publieke werken van Thomas Rosenboom aankwam, hielp ze mij elke week bij het opzoeken van de volgende reeks 19de eeuwse termen uit het hoogveen.

Dat ik dat boek heb uitgelezen, is een van de mirakels van mijn leven. Mijn liefde voor het Nederlands, toen nog een kwetsbaar plantje, ik weet eigenlijk niet of die dankzij of ondanks Rosenboom heeft kunnen doorgroeien.

De Nederlandse literatuur, ik weet er nog steeds te weinig van af. Maar al sinds Giphart en Rosenboom weet ik tenminste dat het spectrum van de Nederlandse literatuur redelijk breed is. Jessica Maes maakt het nu nog iets breder, met haar lesbische chicklit. Benieuwd of ik ook hier nog wat specifieke termen bijleer.

Jessica Maes en Suzanne Slotboom, Mannenpakken/Vrouwenhakken. Uitgeverij  Palmslag, 2014. Op 1 maart presenteren de auteurs het boek tijdens het festival Let’s get Diversical in de Muziekgieterij in Maastricht.