Zijn kunst en filosofie in staat om systemen te veranderen? Sarai van de Boel vroeg het zich af aan de hand van meer dan vijftig kunstwerken. JOEP VOSSEBELD zocht haar op in haar atelier. ‘Kijk eens goed naar Christo, pak een dierbaar voorwerp in en pak het daarna weer uit.’ 

Het begrip filosofie heeft in onze taal veel van zijn glans verloren. Bedrijven en restaurants hebben een filosofie, zelfs de sportschool doet eraan. Daar is ‘de filosofie’ niet veel meer dan een mix van gratuite statements en vage beloftes. 

Vandaar dat ik tijdens het lezen van Ontsporen – kunst en filosofie als trigger voor systeemverandering bij de term ‘praktische filosofie’ enige allergische bijwerkingen voelde. Al verder lezend verdween de jeuk en werd duidelijk dat de filosofie van Sarai van de Boel (Ittervoort, 1969) in en uit de praktijk is ontstaan. Jarenlang, tijdens talloze rondleidingen, gesprekken en discussies, met kinderen en volwassenen van diverse achtergrond, in gerenommeerde musea net zo goed als in vergaderzaaltjes en klaslokalen. Steeds vormde een kunstwerk de uitnodiging om samen buiten de kaders te denken; te ontsporen.

Sarai van de Boel: ‘Bij kinderen wordt het denken nog altijd te veel ingevuld.’ foto Jasper Groen

Wanneer begon je aan dit boek?

‘Naast mijn werk als kunstenaar kreeg ik begin 2000 een baan als docent beeldende vorming aan de Pabo. In die tijd ben ik me gaan verdiepen in de onderwijsfilosofie van Reggio Emilia, een pedagogische denkrichting die kinderen stimuleert al spelend te leren denken door, wat kinderen natuurlijk eigen is, vragen te stellen.’

Je moest je vak opnieuw uitvinden?  

‘Ja, om studenten te leren zelf na te denken, ze waren zo gewend dat daar een stramien voor was. Docenten krijgen vaak weinig ruimte om hun vak ‘uit te vinden’, maar die heb ik toen wel genomen. Voorgangers zijn dan vooral storend, zeker als je nieuwe opdrachten bedenkt. Als je die zelf ontwikkelt is zo’n opdracht veel meer van jou, en kun je die met passie brengen. Er ontstonden mooie dingen waar de studenten zelf verrast over waren; ze zeggen zo gauw dat ze niks kunnen. Als je bijvoorbeeld vraagt om goed naar Christo te kijken en dan een dierbaar voorwerp te nemen met de opdracht “pak het eens in op jouw manier”, om het voorwerp vervolgens weer uit te pakken, dan geven die lege hulzen een heel mooi resultaat. Waarom zou je dan op geijkte manieren blijven werken?’  

Je brengt kunst in opleidingen die daar niet per se over gaan.

‘Het ergst zijn dan de collega’s die vasthouden aan een ander systeem, dus je moet best wel vechten voor je vak. Op enig moment had ik geen zin meer in dat gevecht, daarom ben ik uiteindelijk weer vertrokken. Studenten kiezen ook niet echt voor je vak; tegelijkertijd kun je wonderschone dingen veroorzaken.’

Zorgt dat gevecht ervoor dat je dingen scherper onder woorden brengt?

‘Ja, je wordt je bewust van wat je doet, het laat je duidelijker uitspreken waarom het belangrijk is. Vooral waarom de kunstvakken veel meer zijn dan wat mensen denken, en waarom het voor kinderen zo speciaal is wat ze erin kwijt kunnen.’

‘Eigenlijk is het heel ernstig, dat er een stappenplan voor goed en fout is in plaats van experiment en onderzoek’

Want wat veel mensen denken over beeldende vorming is…?

‘Vermaak, leuk bezig zijn. De docent geeft een opdracht en dan knutselen alle kinderen hetzelfde. Mijn missie was om los te komen van het ‘werkjesonderwijs’ waar alles al ingevuld is door een leerkracht. Op sommige scholen zal dat nog steeds de norm zijn. Maar eigenlijk is het heel ernstig dat er een stappenplan voor goed en fout is in het onderwijs, in plaats van experiment en onderzoek – wat een kind toch eigen is. Dat was een missie, zo heb ik dat jarenlang gezien. En ik denk dat het wel een klein verschil heeft gemaakt.’

Zou je dan, in lijn met de aanpak uit jouw boek, al filosofie aan kleuters moeten geven?

‘Ja, maar ik zou het zelf nooit als apart vak geven; misschien moet je het wel filosofie noemen zodat docenten het kunnen kaderen voor zichzelf. Als vak wordt het kunstmatig, in de trant van: “nu gaan we een uurtje filosoferen.” Oftewel, we gaan in de rest van de tijd geen diepere vragen stellen. Dat is het rare van deze tijd, praten over inhoudelijke dingen vinden we moeilijk. Machthebbers vinden het blijkbaar makkelijker om oorlog te voeren dan te praten.’

Die wonderschone momenten op de Pabo, zagen de studenten dat ook zo?

‘Dat is de vraag. Ik merkte dat deeltijdstudenten het meteen herkenden, omdat ze meer ervaring hadden en bewuster hadden gekozen. De jonge studenten (het waren meisjes en jongens) beginnen met een heel ander idee aan een Pabo, dan hoop je dat het kwartje later valt. Maar met sommige studenten heb je bijvoorbeeld meteen gesprekken over religie, er zaten destijds bijvoorbeeld veel moslima’s. Dat je daar betekenisvol met elkaar over kan communiceren en dat dat meegenomen werd in hoe je ze begeleidde; ik denk dat het gewaardeerd werd op dat moment. Er ontstaat in een klas open ruimte voor gesprek, voor het nadenken over de verschillen en overeenkomsten tussen en met elkaar.’ 

Helpt het stellen van vragen bij kunstwerken daar dan bij?

‘Zeker, want daarmee heb je een omweg rond het ego. Dan heb je het niet over iemands persoon van waaruit diegene moet antwoorden of zelf vragen moet stellen, maar je kan over iets anders praten, wat veel veiliger is. Filosofie is eigenlijk een hele veilige manier van communiceren met elkaar, die tien keer meer doet nadenken en je bewuster maakt van anderen. Juist nu zouden we dat ook goed in de politiek kunnen gebruiken, maar of mensen het kunnen? Nou ja, iedereen kan het, het is niet moeilijk. Maar je moet het durven.’

Kunst ging toch vaak over het ego van de maker, maar jij zegt: het kan juist het ego omzeilen.’

‘Dat is zo leuk als dat gebeurt! Sommige mensen vinden dat je een kunstwerk daar niet voor mag gebruiken. Dat je kunst als een gereedschap inzet om over iets anders te praten: ik geef in mijn boek het voorbeeld van Constant Nieuwenhuys met zijn visionair architectuurproject Nieuw Babylon. Hij kaart aan hoe je in de toekomst ook kan leven, in transparantie; dat het niet om bezit gaat, maar om creativiteit met elkaar. Dat geeft een heel mooi aanknopingspunt om daar met een groep uit het bedrijfsleven een gesprek over te beginnen. Maar er zijn ook mensen die zeggen: “Daar is kunst niet voor bedoeld.”’

Wie zijn dat? 

‘Vooral kunsthistorici kunnen dat zeggen, mensen die de kunst wetenschappelijk benaderen. “Je hebt het dan niet meer over feiten of over de waarheid van de kunstenaar zelf”, is dan hun commentaar. Terwijl de kunstenaar iets heeft ingebracht dat filosofie oproept. Kunst produceert filosofie. Het gevaar is dat de wetenschap gaat bepalen hoe kunst ervaren wordt: Piero Manzoni maakte ooit een houten sokkel met een tekstbordje erop. In die tekst nodigde hij iedere bezoeker uit om op die sokkel te klimmen en dan zelf even het kunstwerk te zijn. Tegenwoordig is dat verboden, omdat men het niet verantwoord vindt om de sokkel nog te belasten. Postuum heeft men dus de betekenis van het kunstwerk veranderd.’

Onderschatten we onszelf als het gaat over filosofie en kunst?

‘Vind ik wel. Bij kinderen wordt het denken nog altijd te veel ingevuld. Bij volwassenen ook, maar die zijn het gewend, die verwachten dat ze uitleg krijgen. De kunst is te vragen wat ze zien. Niet letterlijk: ‘Wat zie je?’ dat is een te simpele vraag. Terwijl, als je een goede startvraag hebt bij een kunstwerk, dan heb je ze hoor!’

Kun je al die vragen parkeren als je zelf werk maakt?

‘Wanneer je eenmaal in een werkflow zit ben je helemaal niet met vragen bezig. Dan ben je, dan mag je zijn. Vanuit die focus een beetje gelukkig zijn, dat is creëren.’