“Ik herken de voormalige JVE-studenten ook op het internationale podium: ze zijn kritisch op zichzelf, ze bevragen en onderzoeken en nemen deel aan het debat over het vak”, zegt kunstenares Jeanne van Heeswijk. Hieronder herinneringen van oud-studenten van de JVE uit diverse periodes, werkzaam in verschillende disciplines. Plus een terugblik door een oud-directeur.
Naïef-realistisch
“Toen ik in Maastricht kwam, gingen de gezagsverhoudingen schuiven. Op de Jan van Eyck Academie heerste een lethargische sfeer. IJver en studiezin ontbraken bij de meeste studenten. Ze waren druk met lsd. Of ze zaten in café Tribunal. Voor mij als meisje, beschermd opgegroeid in Sint-Oedenrode, was dat schokkend.
Ik was met lof geslaagd voor de Academie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven, toen nog een middelbare kunstnijverheidsschool. Via professor Albert Troost, die rijksgecommitteerde was bij mijn examen kreeg ik een beurs voor de Jan van Eyck Academie. Ik voelde me bevoorrecht.
Wat ik verwachtte was een vervolg op Eindhoven, waar ik veel geleerd heb over kleuren, materialen en kunstgeschiedenis en waar docenten vol vuur lesgaven. In Maastricht lieten ze je zwemmen.
Wat ik aan de Jan van Eyck wel heb overgehouden, is mijn man, beeldend kunstenaar Joep Coppens. Met hem ben ik in 1967 getrouwd. In mijn laatste jaar ben ik opeens heel anders gaan werken dan op de Academie. Naïef-realistisch, noemden ze dat in recensies van exposities. Uiteindelijk ben ik met dat werk ook afgestudeerd. Ach, je weet het niet: misschien heb ik die stuurloosheid in Maastricht nodig gehad om te ontdekken waar ik stond en wat ik wilde.”
Els Coppens-van de Rijt (69), schilder, student van 1964- 1969.
Cultuurshock
“Na de Academie voor Beeldende Kunsten Maastricht had ik de keuze tussen twee postacademische opleidingen: ik kon naar de Rijksakademie in Amsterdam of naar de Jan van Eyck. In de geluidsstudio van de JVE had ik al eens een soundtrack opgenomen voor een theatervoorstelling. Ik wist dat Elsa Stansfield er aan de weg timmerde met nieuwe media. Haar aanwezigheid heeft uiteindelijk de doorslag gegeven, al denk ik achteraf dat Amsterdam vanwege het kunstdiscours carrièretechnisch een betere keuze was geweest. Mijn ambitie beperkte zich niet tot de regio. De overgang van de academie naar de Jan van Eyck was niet minder dan een cultuurshock. Opeens werd ik gedwongen om na te denken over mijn positie in de kunst en mijn positie als kunstenaar in de samenleving. Die kritische omgeving, de theoretische reflectie is heel belangrijk geweest voor mijn ontwikkeling. Ik hoorde er voor het eerst van Dick Raaijmakers, op de academie was ik met mijn geluidskunst toch een beetje eenoog in het land der blinden. Internationaal heeft Jan van Eyck tot op de dag van vandaag, ook met dank aan Koen Brams, een toppositie. Van die uitstraling en contacten profiteer ik nog steeds.”
Paul Devens (46), geluidskunstenaar, woont en werkt in Maastricht, student van 1989-1991.
In afzondering
“Het waren inspirerende jaren: gesprekken met goede kunstenaars als René Daniëls en Per Kirkeby, interessante films zien, de hele dag Engels praten. Maar misschien was het allermooiste van de Jan van Eyck Academie wel het kloosterachtige: het werken in afzondering. Je kreeg een cel toegewezen en daarin moest het dan gebeuren.
Om toegelaten te worden moest ik mijn werk verdedigen voor onder anderen Pieter Defesche, Ko Sarneel en David van de Kop. Die kraakten je af. Maar ik kwam er doorheen.
Ik had een haat-liefdeverhouding met mijn belangrijkste leermeester op de Jan van Eyck, Pieter Defesche. Hij was een heel goede tekenaar. Ik had ook een gouden hand, op de Stadsacademie werd ik daar alleen maar om gevierd. Terwijl dat talent natuurlijk niets zegt over je artistieke inhoud. Defesche stelde vragen, liet je verwoorden wat je maakte, droeg alternatieven aan die je op een ander spoor konden zetten. Na verloop van tijd komt natuurlijk het moment van afrekenen, als een zoon met zijn vader. Dat hoort bij het volwassen worden.”
Guus van Eck (52), schilder/tekenaar, woont en werkt in Noto (I.), student van 1983-84.
Losmaken van Jespers
“Begin 1948 wilde ik naar Brussel gaan omdat ik per se les wilde hebben van beeldhouwer Oscar Jespers. Hij was een van de laatste expressionisten in België. Toen in september 1948 de Jan van Eyck werd opgericht en Jespers werd aangetrokken, heb ik voor Maastricht gekozen. Met mijn latere echtgenote Hélène, die bij prof. Lau en later bij Ter Horn de schilderafdeling volgde, hoorden we tot de eerste studenten. Oprichters zoals pastoor Linssen, architect Boosten en directeur Bernard Verhoeven trokken mensen uit de beweging De Gemeenschap aan die in de jaren dertig voor vernieuwingen in de katholieke kerk stonden. Studenten van de JvE kregen geen beurs waardoor ze zelf in hun studiekosten moesten voorzien. Ik had wel eens opdracht voor de kerk, onder andere in Horst, waarvan ik mijn eindexamenproject maakte. Namelijk twee kapitelen voor het sacramentsaltaar in de nieuwe kerk. Toen ik in 1953 afstudeerde, restte me maar een ding: me losmaken van Jespers, die op dat moment een zeer statische beeldhouwkunst vertegenwoordigde en op zoek te gaan naar een vrijere individuele en beweeglijker vormgeving.
Piet Killaars (89), beeldhouwer, woont en werkt in Maastricht, student van 1948-1953.
’s Avonds werken
“Ik ben meegenomen naar Maastricht toen David van de Kop, mijn docent op de academie in Den Bosch, de leiding kreeg van de beeldhouwafdeling op de Jan van Eyck. Wij hadden de traditionele leerling-meesterverhouding. Ik deed toelating in Maastricht en mocht komen.
De Jan van Eyck Academie zelf was tijdens mijn jaar volop in ontwikkeling. Het heel erg theoretische van later vond je er nog niet. Tot de jaren tachtig was het instituut, zo was mijn indruk, wel een erg Limburgse aangelegenheid geweest. Nu kwamen er meer studenten en docenten van buiten, tot uit IJsland toe.
Maastricht maakte mijn wereld groter. Rudi van de Wint en Shinkichi Tajiri gaven gastlessen. Er waren symposia. Je ontmoette continu interessante mensen. In Den Bosch was ’s avonds werken in je atelier ondenkbaar. In Maastricht kon dat.
In Den Bosch hadden Van de Kop en zijn collega-docent Cornelius Rogge er al op aangedrongen om op zoek te gaan naar je eigen kern. In Maastricht ging die zoektocht naar mijn drijfveren door. In werk dat ik toen gemaakt heb, kan ik me nog steeds heel erg herkennen.”
Hieke Luik (53), beeldhouwer, student van 1981-1982.
Historische blunder
“Ik vond het eervol dat ze me vroegen als directeur van de Jan van Eyck. Maar ik twijfelde, want ‘ja’ betekende dat ik mijn beroepspraktijk op een laag pitje moest zetten. Het ministerie wilde van de academie een plek voor design maken. Dat vond ik te beperkt, en het bestuur gelukkig ook. In twee A-viertjes schetste ik het belang van een praktisch instituut met ruimte voor reflectie en theorie, naar voorbeeld van de Britse kunstopleidingen. Mijn idee: beeldende kunst, design en theorie op hoog niveau samen brengen en gereed maken voor de publieke arena. Natuurlijk, de designers schoven op in de richting van de beeldende kunst en de kunstenaars klaagden dat er te veel aandacht was voor design, maar de oplossing is er niet, het ideaal bereik je nooit.
In de afgelopen jaren is de publieke agenda van de academie minder manifest geweest. JvE is academischer geworden wat ik in de tijdgeest wel kan begrijpen. Kijk naar de Nederlandse inzending vorig jaar op de Biënnale van Venetië. Die stelde heel veel aan de orde maar je kunt je afvragen wat die heeft gedaan in de publieke sfeer. Als je alleen maar academisch bent, maak je je kwetsbaar, en dat blijkt. Wat in generaties is opgebouwd, dreigt nu door de overheid als vuil te worden opgeruimd. Dat zou een historische blunder zijn.”
Jan van Toorn (79), directeur van 1991-1998.
Buiten je rol treden
“Vooral in het begin ben ik enorm verloren gelopen aan de JvE. Ik was de jongste onderzoeker. Ik kwam van Sint-Lukas in Brussel, waar alles draaide om toegepaste kunst. In Maastricht ging het er heel anders aan toe. Ik ging naar lezingen over theorie maar begreep er eerst niet veel van. Gaandeweg ben ik meer over het vak gaan nadenken. Ik heb er geleerd op eigen benen te staan en ik put nog steeds uit mijn ervaringen. Wacht niet op klanten, bijvoorbeeld, wat in de wereld van ontwerpers niet erg gangbaar is. Maar ook: zoek de diepgang, vertrek vanuit ideeën in plaats van materiaal of commercieel gewin.
In de visiting lectures kwam een kunstenaar uit de praktijk op visite in je studio en besprak je werk vanuit een heel ander perspectief. Daar leer je veel van. Dat ontwerp, theorie en vrije kunst bijeen zaten, leverde mooie kruisbestuiving op. Samen met theoreticus Antony Kudek, die ik op de JVE heb leren kennen, heb ik in Londen een kleine uitgeverij opgezet: Occasional Papers, boeken over grafiek, architectuur en kunst. Vind ik typisch JVE, niet in vakjes denken maar durven buiten de rol van de ontwerper te treden.”
Sarah de Bondt (34), ontwerpster, woont en werkt in Londen, student van 2000-2002
Begin maar opnieuw
“Ik kwam van de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg en verlangde vooral naar meer diepgang in mijn werk. Ik was nog niet klaar, ik had nog twee jaar nodig. Er was veel kritische massa, docenten en gastdocenten die echt in het vak staan en die je voortdurend bevroegen en op de huid zaten. Er was ook ruimte om die gesprekken echt aan te gaan. Zelf was ik zoekende, en dan is de impact van iemand als Guillaume Bijl heel groot. Hij was er docent beeldhouwen en ging in die tijd voor België naar de Biënnale van Venetië. Hij liet zien dat een wasserette ook een kunstwerk kan zijn. De Jan van Eyck Academie is van essentieel belang geweest voor mijn kunstenaarschap. Ik herken de voormalige JVE-studenten ook op het internationale podium: ze zijn kritisch op zichzelf, ze bevragen en onderzoeken en nemen deel aan het debat over het vak. Ik heb op de academie voor het eerst een idee gekregen van wat het vak inhoudt. Het ging er niet om een zo mooi mogelijk portfolio samen te stellen maar je leerde hoe je werk in de wereld te zetten. De rust was betrekkelijk: je werd in een relatief beschouwende omgeving voortdurend onder druk gezet. Ik ben zo vaak terug gestuurd: begin maar opnieuw. Toen ik van de JVE kwam, ben ik helemaal opnieuw begonnen.”
Jeanne van Heeswijk (47), kunstenares, woont en werkt in Rotterdam, student van 1988-1990