Op de dag dat Wladimir Poetin een nucleaire oorlog in het vooruitzicht stelde en zijn paladijn Dmitri Medvedev liet weten dat Rusland de productie van vernietigingswapens opvoert, is de 13-jarige Nazar druk met het in zout inleggen van verse kool. Sinds dit voorjaar beheert hij de volkstuin van zijn grootmoeder. Hij heeft gewassen geplant, en daarna geoogst, van bloemen en aardbeien in het voorjaar en zomer tot kool in de late herfst.
De volkstuin is van Christa, met haar 84 jaar is ze te oud om het werk te doen. Ze is trouwens niet de échte oma van Nazar, ook al spelen ze hun rol met overtuiging. Nazar is een vluchteling uit Oekraïne. Sinds maart woont hij met zijn moeder Natascha bij Christa in huis, in het Duitse Mintard; de twee hebben haar leven nieuwe kleur gegeven.
Natascha en Nazar komen uit Charkiv, de grensstad die op 24 februari als eerste onder Russisch vuur kwam te liggen. Om vier uur ‘s ochtends werden ze gewekt door ontploffingen; het duurde even voordat Natascha begreep wat er aan de hand was. “Vrienden belden op: de oorlog is begonnen!. Toen besefte ik dat we bij elke volgende ontploffing dood konden zijn.”
Veertien dagen leefden ze onder de grond, in de kelder onder hun flat. Op een dag dat de Russische vliegtuigen lager overvlogen dan voorheen, besloot Natascha te vluchten. Ze stapten in de auto en reden naar het westen, langs wegblokkades, over kapotgeschoten wegen en bruggen. Het enige wat ze dacht: ‘Niet omkijken nu. We leven.’
Een paar dagen bleven ze in Lviv. Daarna reden ze via Polen naar Duitsland, een tocht van 3000 kilometer. Nu, negen maanden later, zitten ze in de keuken van Christa. Op tafel staat een adventstukje met brandende kaarsen.
Terwijl Christa’s dochter Andrea een dampende pan nudeln voor ons bereidt, scrollt Natascha op haar telefoon. Ze laat foto’s zien van mannen uit haar flat die achterbleven om te vechten. IT’ers, zakenlui, een restauranthouder, in camouflagepak staan ze op of naast een tank, de blik op zelfverzekerd.
Elke dag hebben Natascha en Nazar contact met de achterblijvers. Ze hebben Duitse les, al is hun motivatie gering. Ze hebben andere zorgen. Ze willen terug naar Oekraïne, om het land weer op te bouwen. De Russische inval heeft de inwoners verenigd. Nazar weigert om nog maar één woord Russisch te spreken, net als zijn vrienden in Charkiv. Voortdurend corrigeert hij zijn moeder, die Russisch spreekt; haar vader was officier in het Sovjetleger.
Nazar zit op een Waldorfschool, een Vrije School waar alles draait om individuele ontwikkeling. Hij vindt het saai. Steeds dansen en toneelspelen en tuinieren, pffff – al vindt hij dat laatste wél interessant. Hoe het thuis was, wil ik weten. ‘Alleen maar leren. Ook horrible, maar je hebt er tenminste wat aan.’
Ons gesprek leidt naar Sinterklaas, in Oekraïne op 19 december. Is er bij jullie ook een knecht in het spel, een Zwarte Piet? Nazar vermoedt een grap. ‘Bij ons doet hij het in zijn eentje’, zegt hij met lachende ogen.
Ik vraag hem naar zijn toekomst. Agronoom wil hij worden, landbouwkundige. Alles wat groeit heeft zijn interesse, en landbouw is belangrijk in zijn vaderland. Als wetenschapper wil hij nieuwe graansoorten ontwikkelen – en tegelijkertijd boer zijn, om het resultaat te kunnen zien. Zijn woorden glimmen van trots.
Wanneer denken ze terug te kunnen gaan? Er valt een stilte. ‘We kunnen niet verliezen’, zegt Natasha beslist. ‘Het is onze bodem.’
Deze winter eten we Oekraïense zuurkool, schrijft Andrea me enkele dagen later in een mail vol smileys. ‘Had ik trouwens al verteld dat Nazar twee perenbomen en een notenboom heeft geplant? De bomen zullen groeien en bij ons blijven wanneer zij weer thuis zijn, in Oekraïne.’