Niet verdwenen, uit het zicht
Tot halverwege de jaren negentig was op de Neue Schönhauserstrasse in Berlin-Mitte een drukkerij gevestigd. Op zoek naar de geur van Oost-Duitse drukinkt, liep ik er een keer binnen. Ik werd te woord gestaan door een vrouw met een B52-kapsel en te veel rode lippenstift. Ostalgie bestond nog niet; tien jaar later zou de DDR-generatie worden vereeuwigd in heimweefilms als Goodbye Lenin.
In die tussentijd kreeg de geschiedenis greep op Druckerei Müller, die door de snuisterige modezaak Miss Sixty werd verdrongen naar de Hinterhof. Niet verdwenen, uit het zicht.
Bij café Adebar, aan de overkant, werd ik vijf jaar geleden nog bediend door Sabine, een blonde studente politicologie met piercings en tattoos. Nu lopen op het inmiddels verwarmde terras in het zwart geklede dames met mediterrane looks. Hun goed bezorgde decolletés deinen als golven tussen elektrokachels, palmbomen en verticaal opgestelde tl-buizen. Hier telt het jaar maar één seizoen.
Sabine is verdwenen, net als het Mexicaanse restaurant om de hoek, en de galerie op de kop van de Auguststrasse waar ze nu couture verkopen. In Berlijn is de plattegrond van vandaag een andere dan die van gisteren. De stad verkeert permanent in een financiële crisis, maar de dynamiek is er niet minder om. Afgelopen winter zag ik meer zwervers en daklozen dan ooit bedelen en prullenbakken leegeten. De wijken verslonzen en tegelijkertijd, het lijkt een tegenstrijdige beweging, blijven projectontwikkelaars zonder enige vertraging de laatste gaten in de bebouwing opvullen met “lelijke Duitse architectuur”, zoals kunstenares Donya Saed het elders in deze bijlage het uitdrukt. In deze stad bedacht Armando het begrip ‘schuldig landschap’, een landschap dat de restanten van de geschiedenis wegpoetst. Juist in deze stad lijkt dat ‘schuldig landschap’ sneller om zich heen te grijpen dan elders – zelfs vliegveld Tempelhof moet eraan geloven.
Het imago van de stad lijdt er niet onder, de magneetfunctie wordt alleen maar sterker. “Berlijn staat bovenaan in mijn top-drie van Europese hoofdsteden”, zegt een Poolse vriend terwijl we een preiswerte cocktail drinken in een met kringloopmeubels ingerichte loungebars in Mitte. Naast zijn stoel staan drie shopping bags.
Hippe, relaxte bars als deze, waar je de hele dag ontbijt, je laptop openklapt om te werken, vrienden ontmoet, werkafspraken afhandelt: deze stad heeft er honderden. Hier zitten jongeren met bierfles in de hand in de U-Bahn, kun je op elke hoek van de straat falafel, döner, focaccio of Bratwurst mit Senf eten. Hier drink je bio-drankjes, beland je in cafés met Bier zur selbst Zapfen en dagschotels voor 4,90 euro, waarna je buitengekomen door een gehelmde fietser van het trottoir wordt gereden.
Ook als kunstenaarsstad wisselt Berlijn voortdurend van kleur en positie. Uit het zicht betekent niet altijd verdwenen. In de underground is het letterlijk een komen en gaan van artiesten: never a dull moment. De bovengrondse scène houdt zich, ondanks de economische crisis, overeind met slimme marketing. Tijdens het Gallery Weekend in het voorjaar werden dit jaar 800 verzamelaars uit de hele wereld ingevlogen. De kunstbeurs Art Forum in het najaar is eveneens zo’n hit waar de recessie maar geen vat op lijkt te krijgen. Intussen groeit het aantal privé-musea in de stad, vaak bedacht door architecten van faam, nog steeds, gesticht door rijke verzamelaars die opvallend vaak uit het Ruhrgebied afkomstig zijn.
De aantrekkingskracht op kunstenaars stamt uit de jaren twintig, toen Berlijn als muziek – en theaterstad de wereld aan de hand had. Na de val van de Muur kreeg die traditie een nieuwe impuls, nu trokken vooral beeldend kunstenaars naar de in ere herstelde Duitse hoofdstad. Onder de Nederlandse kunstenaars die voor Standort Berlin kiezen, zijn de laatste vijf jaar opvallend veel afkomstig uit Limburg, beter gezegd: van de Maastrichtse kunstacademie. Waar komt die artistieke brain drain vandaan? Wat trekt hen aan? Kunnen ze zich in Berlijn beter artistiek ontwikkelen? Zijn ze verdwenen of alleen maar uit het zicht geraakt?
De 21e eeuwse kunstenaar heeft eigenlijk geen vaste woon- of werkplaats meer. Hij/zij is foot loose, meer dan ooit onderweg. Reizen is goedkoper dan ooit, door internet is de wereld je werkterrein. Hebben kunstenaars dan geen wortels meer? De begrippen tijd en ruimte hebben een andere betekenis dan honderd jaar geleden, maar zijn daarmee herkomst en woonplaats, verleden en heden, verdwenen uit het bewustzijn van de kunstenaar? Speelt het geen rol meer of hij zijn werk in Beesel, Bejing of Berlijn concipieert?
Zuiderlucht volgde ruim een jaar een groep Berlijnse Limburgers, sprak met hen over hun kunstenaarschap, de ontwikkeling van hun werk en de impact daarop van de stad waar ze wonen. Deze bijlage is de caleidoscopische weerslag daarvan. Daarin vertelt Alien Oosting hoe ze een ‘wereldproject’ terugbracht naar Berlijnse proporties omdat de stad de ingrediënten zelf in huis bleek te hebben. Sebastiaan Schlicher legt uit waarom hij met zijn punk-kunst niet in Londen, de bakermat van de punk, maar wel in Berlijn aan de bak komt. Anneke Eussen absorbeerde twee jaar lang de stad en maakte toen haar Plattenbau-sculpturen. Hadassah Emmerich zag hoe in Berlijn de kleuren op haar palet veranderden, en haar werk conceptueler werd. Opgeleid als beeldend kunstenaar ontwikkelde William Engelen zich tot vooraanstaand componist van grafische partituren, in elke andere stad dan Berlijn was dat ondenkbaar geweest. Donya Saed kent geen oord waar de bewoners (nog steeds) zo verwonderd om zich heen kijken als Berlijn. Voor Geer Pouls, die vóór 1989 al in Berlijn zat en nu alweer bijna vier jaar terug is, is weggaan geen optie meer. Nooit heeft hij begrepen waarom kunstenaars naar Amsterdam wilden. “En nu al helemaal niet meer. Amsterdam is zo dood als een pier.”
De fotografie bij dit project is van Chris Keulen, wiens foto’s ook te zien zullen zijn tijdens de expositie Mythe Berlijn – Limburgse Kunstenaars in Berlijn, van 26 augustus tot en met 12 september te zien in Cultuurhuis AINSI in Maastricht. Een presentatie van een nogal uiteenlopend gezelschap kunstenaars dat we hier, voor het gemak en voor de duur van deze expositie, zullen betitelen als ‘Berlijnse Limburgers’. Ze mogen misschien uit het zicht zijn geraakt, maar ze zijn niet verdwenen.