Piet Berghs (Meers, 1948) is beeldhouwer. Zijn zoon Antoine (Geleen, 1971) komt op zowat alle afstanden in de beeldende kunst uit. “We zijn emotioneel bij elkaar betrokken.”
Piet: “Kunst speelde geen enkele rol thuis. Mijn vader stierf toen ik twaalf jaar oud was. Wat was ons dorp Meers in die tijd? Twee mestvaalten en een modderpoel. Doorzetten, zei mijn moeder altijd. Vanuit ons ouderlijk huis op de Maasdijk keken we uit op een weids landschap waar de Maas doorheen kronkelde.
Mijn vader was visser en zijn kotter lag op het water voor de deur. Op een dag belde er een missionaris die het landschap, de rivier en de boot wilde tekenen vanuit het slaapkamerraam. Toen zijn tekening af was, vroeg hij of hij mij mocht portretteren. Ik weet nog precies hoe ik op het hellinkje in het gras heb gelegen, dat ik een jasje droeg met visgraatmotief en een capuchon. Nooit zal ik vergeten dat die man tegen mijn ouders zei: ‘Dat jongetje wordt later kunstenaar of kloosterling’.”
Antoine: “Zoiets hebben ze over mij ook wel gezegd. Zowel op de kleuterschool als op de lagere school als op de middelbare school zat ik tussen de nonnen…”
Piet: “Zuster Pia klampte me eens aan en zei: meneer Berghs, komt u toch eens kijken. Antoine tekent zo mooi. Als dat geen opvolger van u wordt, vreet ik een bezem.”
Antoine: “Ik vind mezelf nog altijd geen goede tekenaar maar ik weet wat ze heeft gezien. Ik was een gesloten kind, een dromer. Maar wat ik zeggen wilde: die geestelijke kant heeft er altijd wel ingezeten. Ik heb altijd al geworsteld met de wereld. In Amsterdam heb ik me meer verdiept in het boeddhisme. Tot ik mijn vriendin Myriam Custers, ook kunstenaar, leerde kennen en weer wat korter bij de aarde kwam.”
Piet bleef als tiende en laatste kind thuis bij moeder. Hij eigende zich de keuken toe en begon christusbeelden te snijden uit hout. Pas toen hij trouwde in 1970, schreef hij zich in aan de kunstacademie. “In ons milieu riep kunstzinnigheid weerstand op. Ik heb me altijd anders gevoeld dan andere kinderen. In zo’n omgeving denk je dan al snel dat er iets mis is met je. Mijn moeder zei: zijn fantasie is zo vol als een bok met paardenkeutelen. Toch wist ik dat het zou gebeuren.”
Antoine wilde eigenlijk schaapherder worden: lopen in het ritme van zijn gedachten. Hij zou er nog voor kunnen kiezen, moest het nodig zijn. “Als je er een metafoor van maakt en je ziet de schaapherder als iemand die volkomen in zijn eigen tempo over de wereld wandelt, niet opgejaagd door de tijdsdruk, dan zou je kunnen zeggen dat ik er een geworden ben.” Niettemin is Antoine een man van deze tijd die nadrukkelijk reageert op zijn omgeving. Deze schaapsherder kan zijn kudde gedachten met hetzelfde gemak hoeden in Manhattan waar hij een poos woonde en werkte als in deze of gene negorij. Er is veel in de vluchtige wereld dat hem nauwelijks kan bekoren. Het versnelde tempo bijvoorbeeld. “Ik heb het gevoel dat we ons allemaal op een glijbaan bevinden. Ik probeer daarin een oplossing te vinden. Niet door te vluchten, maar door weerstand te bieden in de vorm van traagheid.” Hij toont zich schatplichtig aan zijn vader: “Van Piet heb ik de wilskracht en de overlevingszin meegekregen om er mee om te kunnen gaan.”
Piet: “Voor mij is het proces van maken, de tijd nemen, niet te snel tevreden willen zijn, een vorm van meditatie.”
Als kind richtte Antoine thuis een museumpje in met enkele bandkeramische vondsten en een vuistbijl. Hij fabriceerde tickets en overhandigde die bij wijze van entreebewijs aan zijn ouders. Inmiddels heeft het werk van Antoine zijn weg gevonden naar heel wat Nederlandse musea. Piet heeft in Stein de beschikking over een eigen museumloft, zij het op een industrieterrein, maar ter beschikking gesteld door een heuse Mecenas. Hij werkt het liefst met steen, het best met Naamse steen.
Piet Berghs takelt een beeld uit het verleden waarin Antoine met een duim in de mond op de drempel van het atelier naar zijn vader kijkt. Piet, ineens opgetogen: “Ik had eens een schommel voor de kinderen getimmerd en er een paardenkop bij gemaakt. ‘Nou ben je een echte beeldhouwer’,” zei Antoine tegen me toen ik hem erop zette.” Ze genieten nog even na, vader en zoon.
Antoine: “Als kind ervoer ik ook de moeizame kant van het kunstenaarschap: het bereiken van aandacht, het opbouwen van een oeuvre, de persoonlijke worsteling in het atelier. Ik ben door de wol geverfd.” Een tijd lang twijfelde hij tussen kunst en de elektrische gitaar. “Muziek is nog altijd een grote drijfveer voor me.”
Piet: “In die tijd hoorden we een hele tijd niks van Antoine. Hij zou naar het Conservatorium gaan en opeens bleek het de kunstacademie te worden. Eerlijk gezegd zakte ik een beetje door de grond. Want je weet hoe moeilijk het is.” Evengoed wist Piet dat het hier om lotsbestemming ging. “Laatst zei iemand: ‘die zoon van jou is ook kunstenaar geworden hè?’ Nee, zei ik, hij was het al.”
Karakterologisch zien vader en zoon Berghs veel overeenkomsten bij elkaar. Het wordt al heel wat lastiger als ze de weerslag daarvan moeten zoeken in hun beider werk. Piet is een beeldhouwer pur sang, Antoine laat geen enkele discipline onbenut. Dat hij de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst mocht ontvangen in 2006, doet daar verder niet aan af. Piet richt zich sterk op de natuur, tracht aan grote blokken steen iets van het mysterie te ontlokken. Antoine: “Als je Piet in een grote stad zet, heeft dat geen enkele invloed op zijn werk. Ik combineer facetten, natuur, stad.”
Piet: “Het werk van Antoine is gecompliceerder. Hij toont heel veel facetten van zijn kunstenaarschap tegelijk. Die trekken in een sneltreinvaart aan je voorbij. Ik vergelijk het met een barcode die je moet scannen. Als je héél goed kijkt, zou je die zelf kunnen scannen, het voelt alsof een computer die code zou kunnen omzetten in realistische beelden. Het is lastig, ik voel me gehandicapt als ik inhoudelijk over het werk moet praten. Mijn werk begint op het moment dat ik stop met praten. Toen Antoine in Amsterdam op de Rijksacademie zat, had hij een wensmachine ontwikkeld. Die raakte me heel diep, ik begon spontaan te huilen. Het ging om een transparante wolk die werd vol geblazen door een omgekeerde stofzuiger.” Antoine: “Een metafoor voor het maken van een wens, een soort van voortzetting van het hoofd.”
Antoine: “Wij zijn emotioneel bij elkaar betrokken. Ik weet altijd in welke fase hij zich bevindt. Als je met die kennis een beeld ziet dat indruk maakt, dan weet je onmiddellijk: dat is raak.”
Piet: “We hoeven elkaar maar in de ogen te kijken en we weten hoe laat het is.”
Beiden staan ze voor wat ze noemen een belangrijke tentoonstelling. In januari gaat Antoine exposeren in Het Domein te Sittard, Piet krijgt in de herfst het Stedelijk Museum in Roermond ter beschikking. Antoine: “Ik deponeer er mijn eigen state of being. Ik presenteer projecten die mijn situatie weergeven, waarin ik wijs naar waar ik ben, waar we zitten, wat dit om ons heen allemaal is. Ik maak een pas op de plaats en zeg: kijk om je heen. Al wil ik daar ook niet te dwingend in zijn.”
Er zullen straks brandnetels groeien in Het Domein. “Ik vind een brandnetel als vorm belangrijk. Maar ik ben niet in mijn brandnetelperiode aanbeland of zo. Het is een sterk beeld, brandnetels groeien op plekken in de stad waar je ze niet wil hebben. Op blinde vlekken, op plekken waar letterlijk ruimte is. Als je brandnetels in de natuur tegenkomt, gaat het weer om een heel ander soort ruimte. Daar woekert het.”
Je moet maar durven, de beitel te zetten in een stuk steen dat al miljoenen jaren zijn geheimen met zich meedraagt. Piet: “’Ik ben al zo wijs, laat me zo wijs’, luidt een Japans spreekwoord. In Meers staat een sculptuur van me getiteld De Lichtvanger dat ik wel beschouw als een hoogtepunt. In dat beeld ben ik grotendeels van de steen afgebleven. Ik denk vaak: moet ik er niet met mijn poten van af blijven? Maar in de groeve is zo’n blok ook al gezaagd. De drang is heel sterk. In een steen zitten zoveel mysteries opgesloten die ik bloot wil leggen, actualiseren als het ware. Dat doe ik door de steen ogenschijnlijk week te maken, te laten ademen. Ik zou er een probleem mee hebben om er een figuratie in te kappen, want wij mensen zijn maar een nietig onderdeel van het totaal.”
Antoine: “Wat ik probeer is datgene wat ons omringt de hand te schudden. Er vriendjes mee te zijn. We hoeven ons niet druk te maken of onze wereld blijft bestaan. De natuur gaat door, of wij daar nu onderdeel van zijn of niet. Dat is geen zwartgallige maar juist een bemoedigende gedachte. Ik wil mezelf ook niet zien als de troon van beschaving of de natuur. We zijn er eerder een plaag voor. Mijn werk is geen oplossing, mijn kunstwerken zijn achterblijfsels. Zoals de slang zijn huid achterlaat. Het scheppingsproces is voor mij belangrijker dan het werk zelf.” Als vanzelf knikt het hoofd van Piet mee.
www.pietberghs.nl
www.antoineberghs.nl
foto’s: Romy Finke