Er zijn weinig kunstenaars voor wie je speciaal naar Parijs gaat. Anselm Kiefer is er zo een. Tot 8 juli is nieuw werk van hem te zien op een door de kunstenaar zelf geënsceneerde tentoonstelling in het Grand Palais. De Duitser staat bekend als zwaar op de hand, maar hier toont hij zich van zijn zonnige kant.

Anselm Kiefers loflied op het leven

“Zo nu en dan laat ik er gewoon een omvallen”, zegt Anselm Kiefer tijdens de audiotour van de tentoonstelling. “Zo gaat het in het echt ook”. Hij heeft het over de wankele betonnen torens die hij heeft gebouwd bij zijn atelier, een oud fabrieksgebouw in het Zuid-Franse Barjac en waarvan hij er enkele heeft opgesteld in de immense hal van het Grand Palais in Parijs.
En inderdaad, meteen bij de ingang is er een in elkaar gedonderd. Tussen de brokken beton en het gruis liggen verkreukelde, zwartgeblakerde boeken, die net als in eerder werk van Anselm Kiefer (Donaueschingen, 1945) een zichzelf vernietigende beschaving symboliseren. Het werk heet Verunglückte Hoffnung. Een tweede, nog min of meer intacte toren draagt dezelfde titel als de tentoonstelling: Sternenfall. Dat lijkt niet veel goeds te beloven. Vergankelijkheid en verwoesting zijn vertrouwde thema’s bij Kiefer, maar wie verder kijkt, vindt ook veel hoop die niet verongelukt is.
Een voorproefje daarvan geeft de derde toren in het Grand Palais. Ook dit bouwsel, hoewel nog rechtop, maakt een tamelijk ruïneuze indruk, maar uit de ramen en kieren groeien zonnebloemen. Het leven gaat door, lijkt Kiefer te willen zeggen.

De Parijse tentoonstelling is opgedragen aan de dichters Paul Celan (1920-1970) en Ingeborg Bachmann (1926-1973), die kort na de Tweede Wereldoorlog hun eerste gedichten en verhalen publiceerden. Paul Celan was van joodse afkomst en overleefde het concentratiekamp. Voor de in Oostenrijk geboren Bachmann was de Duitse annexatie van haar land in 1938 een beslissende gebeurtenis, een symbool voor de overheersing van de ene mens door de andere. Na de oorlog waren ze beiden actief in de experimentele Gruppe 47. Samen met auteurs als Heinrich Böll, Siegfried Lenz en Günter Grass probeerden ze de Duitse taal te bevrijden van de last van verschrikking en terreur. Hun werk staat in het teken van de onontkoombaarheid van de geschiedenis, en laat tegelijkertijd zien dat een nieuw begin mogelijk is. Net als bij Kiefer. De titel van diens toren met de zonnebloemen in het Grand Palais, Sonnenschiff, is ontleend aan een gedicht van Ingeborg Bachmann. Ook ander werk op de tentoonstelling verwijst naar de twee dichters.
Voor deze expositie is niet zomaar de hal van het Grand Palais gekozen. Het momumentale gebouw van ijzer en glas werd opgetrokken voor de Wereldtentoonstelling van 1900 en is daarna gebruikt voor tal van evenementen, van tuinbouwbeurzen tot paardenraces. De onlangs gerenoveerde hal ademt geschiedenis, net als het oeuvre van Kiefer. Voor een van de tentoongestelde werken heeft hij lood van het dak van de Keulse Dom gebruikt: honderden jaren kijken op u neer. Toch zouden in de enorme ruimte van het Grand Palais zelfs de grote, krachtige doeken van Kiefer verdrinken. Daarom heeft hij zijn werk opgesteld in zeven rechthoekige huisjes, van buiten bedekt met golfplaten, van binnen wit als een museumzaal. Vergelijkbare huisjes staan ook bij zijn atelier in Barjac. De titel Sternenfall verwijst naar deze optrekjes – die geen dak hebben. Via het glazen dak van het Grand Palais zie je de hemel. Misschien is de tentoonstelling daarom op donderdag tot en met zondag geopend tot middernacht.
“Voor mij is er een verschil tussen leven en kunst”, zegt Kiefer op de website van de expositie. “Ik houd er niet van als mijn werk bij mensen thuis boven de bank hangt”. Hij geeft het voorbeeld van Marcel Duchamp die in 1917 een urinoir in het museum zette en zo liet zien dat het alledaagse in kunst kan veranderen als je het maar zo noemt. “Dat was geweldig, maar zoiets kun je misschien twee keer doen. Daarna wordt het urinoir gewoon weer een urinoir. (…) Kunst geeft het leven niet zozeer méér betekenis, maar het biedt ruimte voor een zoektocht naar betekenis op een ander niveau”. Om de scheiding tussen leven en kunst te benadrukken heeft hij de huisjes geconstrueerd. Zeer bewust hangt Kiefer zijn werk in ivoren torens.
Dat werkt voortreffelijk, je wordt als toeschouwer ondergedompeld in Kiefers wereld, er is geen ontsnappen aan. Een mooi voorbeeld van deze werkwijze is Das Geheimnis der Farne. De titel is ontleend aan een gedicht van Paul Celan, maar het is verre van een illustratie. De ene lange wand van het huisje is gevuld met tientallen assemblages van onder meer verf, zand, varens en andere planten. Op sommige ervan is met wit krijt het woord Johannisnacht geschreven.
Tegen de andere wand staan drie gesloten betonnen bunkertjes. In een toelichting zegt Kiefer dat hij begon vanuit de visuele tegenstelling tussen de varen en de bunkers en pas daarna op zoek ging naar betekenis: “Je hebt altijd een verklaring nodig, anders is schoonheid geen schoonheid”.
Wie tijdens de kortste nacht van het jaar ( de Johannesnacht, 21 juni) sporen van de varen verzamelt wordt onzichtbaar en onkwetsbaar, zo gaat een verhaal uit de noordelijke mythologie. U kunt het dezer dagen zelf proberen. Bunkers hebben dezelfde bedoeling. Ook zij moeten de bewoners zowel onzichtbaar als onkwetsbaar maken. Het is nuttige achtergrondinformatie, het mooie is dat de installatie ook zo werkt. Kijk een tijdje naar de bunkers en naar de varens, sommige spichtig opschietend uit de droge, gebarsten grond, andere zwevend voor een lichte sterrenhemel. De associaties met leven, dood, hemel en aarde komen vanzelf. “Eigenlijk zijn mijn werken niet af”, zegt Kiefer. “De toeschouwer moet ze in zich opnemen en zelf afmaken”.
Aan de meest optimistische kant van de kringloop van leven en dood staat het huis met drie grote schilderijen getiteld Aperiatur terra. De inspiratiebron is hier het bijbelboek Jesaja, waarin gesproken wordt over de aarde die zal opengaan. We zien uitgestrekte, roodachtige akkers met voren tot aan de horizon. Ze herinneren aan ouder werk van Kiefer met soortgelijke landschappen en titels als Waterloo en Kaïn und Abel. Het zijn landschappen waar iets is voorgevallen. De drie schilderijen in het Grand Palais lijken de volgende fase weer te geven. Tussen de voren komen, als door een wonder, bloemen op. In helder blauw, oranje, paars steken ze af tegen de weerbarstige aarde. Ze vormen een prachtig contrast met het andere werk op de tentoonstelling, waarin bruin, grijs en oker overheersen. Aperiatur terra is niets minder dan een loflied op de nimmer versagende natuur.
Als je na afloop helemaal bekieferd de drukke straten van Parijs weer in loopt, voel je je licht, verheven boven de alledaagse werkelijkheid, op een bepaalde manier zelfs gesticht. Ondanks alle verleidingen die de grote stad te bieden heeft, blijft dat gevoel lang hangen.

Anselm Kiefer, Sternenfall. Tot 8 juli in het Grand Palais in Parijs. www.monumenta.com.

* Overzicht van de tentoonstelling met ‘Sternenfal’l en ‘Verunglückte Hoffnung’ (Foto Didier Plowy / ministerie van cultuur en communication).