‘Ondernemers willen helderheid en perspectief’, lees ik ergens. Een andere krant vraagt zich af of de maatregelen misschien te streng zijn. Het volk mort. De mensen willen perspectief.
Ik denk aan mijn grootvader. Hij was 19 toen hij voor zichzelf begon. Niet veel later brak de Eerste Wereldoorlog (1914-18) uit. Daarna trok de Spaanse griep over het land; die wereldwijd tien miljoen doden eiste, vooral jonge mensen. Zou mijn grootvader ‘helderheid en perspectief’ hebben geëist?
De coronacrisis is zes weken oud. We hebben geen idee waar we zitten op de tijdlijn die het virus voor ons heeft uitgetrokken. Ook de dalende curves vlakken af. Het perspectief is, kortom, ongewis. Vier weken geleden zei een medewerker van Rutte: ‘We varen in de mist’. Nu zegt de premier zelf: ‘We varen op zicht.’ Proef de minimale vooruitgang.
In die mist zit, behalve het virus, nu ook het morrende volk. Vroeger waren het geniale gifmengers die het volk het hoofd op hol brachten, nu zijn het de sociale media. Het volk brengt zichzelf tot razernij.
Terwijl premier Rutte laveert (‘oké, vooruit, de kappers dan, misschien, over een paar weken’) voegen ook de psychologen zich in het debat. Of dat ons verder helpt? Wie orde zoekt, kan de psychologie beter mijden, schreef Olga Tokarczuk (Nobelprijs 2018) in De rustelozen. De psyche is een onzeker onderzoeksobject, grilliger nog dan een virus.
Wat ook niet helpt, is de teloorgang van het getraind geheugen. Omkijken en bewaren is passé, we moeten vóórt. De anderhalve meter economie gaat het niet redden, iemand sprak alvast over een 60-min-maatschappij, en het was niet Jort Kelder.
Zelfs de herinnering aan gisteren is er teveel aan. Zestien ambtelijke werkgroepen hebben, op verzoek van de Tweede Kamer, de beleidsvoornemens in kaart gebracht. De opdracht is van vóór corona, we hebben het dus over de toekomst van gisteren. Opmerkelijk in het woensdag gepresenteerde advies is de hare kritiek op de zorg. Te duur, te veel personeel. Er moet fors bezuinigd worden, is het advies. En het eigen risico is véél te laag.
Met de kennis van nu, over de wantoestanden in de verpleeghuizen en de spandoeken voor ‘onze helden van de zorg’ op elke straathoek, zal geen enkele partij dit advies overnemen. De kortste weg naar een verkiezingsdebacle is het bejubelen van de marktwerking in de zorg.
Hopelijk worden in het post-coronatijdperk ook andere slachtoffers van de groei-economie in ere hersteld: klimaat, energie, onderwijs, cultuur. ‘We zijn een land dat in de kern diep-socialistisch is’, zei Rutte begin april, om de terugkeer van de bemoeizuchtige overheid te onderbouwen.
Misschien, wie zal het zeggen, presenteert hij komend najaar, in de aanloop van de verkiezingen, een visie op de hele samenleving.
WIDO SMEETS