Honderdtachtig ton stenen en een beekje in zeven smetteloze museumzalen. Gekkenwerk. Olafur Eliasson haalde de stenen uit IJsland, zijn geboorteland, en stortte ze op de vloer van Louisiana, het Deense museum voor moderne kunst. Het zaakje is daar tot begin januari te zien.
Ik las erover en de eerste gedachte die bij mij opkwam was: honderdtachtig ton, is dat de juiste hoeveelheid?
Nee, laat ik eerlijk zijn, het was de tweede gedachte. De eerste was: ammehoela Olafur, mij krijg je daarvoor niet naar het museum, al was het hier om de hoek. Als ik veel stenen wil zien, dan ga ik wel meteen naar IJsland. Daar liggen er nog veel meer. En je hoeft mij niet te vertellen wat die met je doen: je voelt je klein en nietig, je staat oog in oog met het sublieme. Zo bekeken is honderdtachtig ton veel te weinig. Niks. Een lachertje.
Het lijkt wel of ik het niet wíl begrijpen. Als IJslander weet Olafur natuurlijk heel goed dat je het sublieme niet in zeven zaaltjes kunt namaken. Het moet hem om iets anders te doen zijn.
Louisiana ligt ten noorden van Kopenhagen in een streek die bekend staat als de Deense Rivièra. Dat is misschien een beetje overdreven, maar mooi is het er wel. Landhuizen liggen verscholen in majesteitelijke beukenbossen. Op sommige plekken eindigt het land in lage maar steile kliffen, elders lopen de groene hellingen door tot aan de zee. Als het mooi weer is, is het water blauw als klokjesgentiaan. Aan de overkant, oplichtend in de zon, lonkt de groene kust van Zweden. Halverwege steekt het eiland Ven als een versteende walvis zijn rug boven het water. Louisiana slaat haar witte, modernistische vleugels uit in een weelderig park. Op de gazons en tussen geboomte staan beelden van Henry Moore, Jean Arp en Alexander Calder.
Met deze lieflijke omgeving vormen Olafurs stenen ongetwijfeld een groot contrast. Een contrast dat op een bepaalde manier ook weer subliem is.
Blijft de vraag of je daar honderdtachtig ton voor nodig hebt.
Een Finse vriend die een paar jaar in Nederland woonde, verbaasde zich over de aangeharkte tuintjes hier. Toen wij ons eerste huis betrokken, zag hij de verwaarloosde achtertuin en riep enthousiast: “Niet te veel aan doen!” In elke tuin strijden natuur en cultuur om de voorrang. Voor mijn Finse vriend was volstrekt duidelijk welke van de twee moest winnen. Van het een kwam het ander. Mocht hij terug in Finland geen werk kunnen vinden als politicoloog, zo stelde hij zich voor, dan zou hij Finse stenen gaan exporteren om een beetje wildernis naar Nederland te brengen. Hij meende dat wij daar behoefte aan hadden.
Een huis later hebben we een stelletje rotsblokken in de tuin. Ze zijn vermoedelijk door de vorige bewoners tegen een vorstelijk bedrag per kilo bij het tuincentrum aangeschaft. De bezorging zal ook het nodige gekost hebben, daar weet Olafur natuurlijk meer van. Waar deze stenen ook toe mogen dienen, subliem zijn ze niet. Ze zijn armzalig en onhandig. En er groeit van alles tussendoor wat je onmogelijk weg krijgt.
Ik denk dat Olafur het met die honderdtachtig ton nog niet zo gek getroffen heeft. Wie A zegt, moet ook B zeggen. Geen stenen of veel stenen. In ieder geval behoorlijk veel. Maar het is en blijft natuurlijk gekkenwerk.
Olafur Eliasson – Riverbed, 2014. Foto: Anders Sune Berg, Louisiana Museum of Modern Art, Humlebæk.