Tussen 2017 en 2023 hield CYRILLE OFFERMANS een journaal bij: essayerende stukken over de toestand van de wereld, afgewisseld met observaties over zijn directe omgeving. De krachttoer resulteerde in een trilogie, waarvan nu het derde deel uitkomt, Een koord boven de afgrond. Een voorpublicatie.
Gisteravond 24 januari zond het ZDF de documentaire speelfilm Die Wannseekonferenz uit, tachtig jaar na de historische Wannseeconferentie (20 januari 1942). Daar kwam ‘maar één onderwerp’ ter tafel: de ‘Endlösung der Judenfrage’, ofwel ‘de definitieve oplossing van het Jodenvraagstuk’ – minder eufemistisch: de genocide op de Joden, op alle elf miljoen Europese Joden. Regie: Matti Geschonneck, draaiboek: Magnus Vattrodt.
De film is gebaseerd op alle beschikbare documenten, dagboeken van de vijftien deelnemers en – vooral – het gestenografeerde vergaderprotocol van een secretaresse, de enige vrouw in het gezelschap. Wat er gedurende de vergadering gezegd wordt, officieel, zal dus in hoge mate overeenstemmen met de realiteit van toen, wat er voor en na de vergadering, in de wandelgangen en informeel gezegd, gefluisterd, met gebaren en lichaamstaal geïnsinueerd wordt moet goeddeels interpretatie zijn. Toch is juist alles wat niet wetenschappelijk onderbouwd kan worden – de sfeer van de bijeenkomst, de toon van de gesprekken, uiterlijk en houding van de deelnemers – grotendeels bepalend voor de kwaliteit en de overtuigingskracht van de film.
Wat onmiddellijk opvalt: geen van de acteurs (de Duitse tv-kijker moet menig acteur van heel andere rollen kennen) doet zijn best retorisch in het spoor van Goebbels of Hitler te komen. Er wordt niet gebruld; de opzwepende stijlfiguur van de herhaling, vaak in de vraagvorm, blijft achterwege. Ze zijn er zich van bewust dat het daar, buiten, voor de massaal toegelopen aanhang, om een ander type spreekvaardigheid gaat; hier, aan de vergadertafel, is zakelijkheid gewenst, er moeten besluiten worden genomen, liefst zo duidelijk en eenstemmig mogelijk. Ja, vooral ook eenstemmig. Hoe minder gradaties in betrokkenheid, hoe minder twijfel bij de door de Führer gewenste ‘oplossing van het Jodenvraagstuk’, hoe minder kans dat men het individuele geweten belast.
Wat ook meteen opvalt: de jeugdigheid van de heren. Reinhard Heydrich, de voorzitter, dus aan het hoofd van de lange tafel, is pas 37, maar hij kijkt en praat met de zelfverzekerdheid van een man die de wereld kent, beschaafd, geduldig, begripvol en met een superieur lachje. Eichmann is nog twee jaar jonger, het type van de gedienstige, fanatieke bureaucraat, niet gediend van enige relativering. Dat is trouwens de algehele sfeer: zakelijk, formeel bureaucratisch. De heren moeten er vandaag uitkomen, ze hebben allemaal een volle agenda en heus nog wel wat meer te doen.
En ze weten: de ‘oplossing’ moet ‘definitief’ zijn, het is niet de bedoeling dat er nog vervolgvergaderingen nodig zijn, ook niet dat er uitzonderingen of twijfelgevallen besproken worden. Wie a zegt moet ook b zeggen. Een terug is er niet, daarvoor is het te laat. In feite zijn de heren niets anders dan de uitvoerders van een historische opdracht, de opdrachtgever is geen aanwijsbaar individu, maar ‘het lot’, een bovenmenselijke maar zeer Germaanse instantie. Je zou als kijker haast vergeten om welk vraagstuk het hier ook weer gaat.
Dat was bij een eerdere verfilming van The Wannseeconference, een Brits-Duitse coproductie uit 1984, nog heel anders. Daar waren de conferentiegangers nog ronduit botte, grove, snoeverige types, ‘Duitsers’ zoals ze hier of in de Angelsaksische wereld graag worden voorgesteld. Dit is de sfeer van de bierkelder. Ze slaan elkaar op de schouder, drinken elkaar lachend toe en maken van hun rassenwaan geen geheim, integendeel, bulderend van de lach proberen ze elkaar in antisemitische en seksistische grappen te overtreffen. Zelfs de onkreukbare Eichmann draagt bij aan die jolige sfeer. Direct bij aankomst vraagt hij aan een collega of ze soms worden gearresteerd, of ze ervan worden verdacht het tafelzilver te hebben gestolen.
De nieuwe versie van de film is nadrukkelijk gebaseerd op die van 1984, natuurlijk ook om de verschillen te accentueren. Ze beginnen eender: met beelden van het prachtige, bijna romantisch gelegen buitenhuis aan de Wannsee, van de aankomst van zwarte Mercedessen die de genodigde heren stuk voor stuk afleveren voor de hoofdingang, waar ze door gedisciplineerd personeel worden begroet. Ook zijn beide films even lang, ongeveer anderhalf uur, tevens de duur van de historische conferentie. De regie, zeker die van de nieuwe versie, is uiterst sober. Er is geen muziek, er zijn geen hiaten, geen terug- of vooruitblikken, geen trucages. Al met al staat de geringe duur van de conferentie in geen enkele verhouding tot wat er beslist wordt.
Maar zo gek is dat niet, er hoeft nauwelijks gediscussieerd te worden. Verschil van mening bestaat er alleen als het om logistieke of organisatorische kwesties gaat, om de details van de uitvoering, hoeveel mensen er tegelijk in een treinwagon kunnen, of het spoornetwerk niet overbelast raakt, of de effectiviteit van Zyklon-B werkelijk zo groot is; niemand lijkt last te hebben van morele twijfels. Daarom verbaast het ook niet dat ruim twintig jaar later, tijdens de Auschwitz-processen in Frankfurt (1963-’65), geen van hen bovenmatig werd gekweld door schuldgevoelens.
Te midden van de collectieve immuniteit voor emoties viel me één uitzondering op, één geval van compassie. Alleen, cynisch genoeg, niet met de slachtoffers, maar met de mentale staat van de Wehrmacht-soldaten. Daarover maakte een van de heren, ik weet niet meer wie, zich werkelijk zorgen. Elf miljoen Joden een nekschot geven kost niet alleen onmogelijk veel tijd – de man gaf er een precieze berekening bij – maar kan ook flinke psychische schade opleveren bij de uitvoerenden. Dan was vergassen inderdaad heel wat efficiënter en minder belastend, een minuut of vijftien duurde het, direct na aankomst van de trein, en het ging met grote groepen tegelijk. Bovendien moet gezegd dat de eerste kleinschalige proeven met het gas hoopgevende resultaten opleverden.
Het is moeilijk te zeggen welke van de twee documentaire speelfilms ‘beter’ is. Mij lijkt de droge, zakelijke sfeer van de nieuwe actueler, meer toegespitst op kijkers die al heel wat lessen Vergangenheitsbewältigung achter de rug hebben, op school, thuis, in de culturele wereld; zij snauwen en brullen allang niet meer zoals Hitler, antisemitisme is hen vreemd, ze gruwen van hun extreemrechtse landgenoten die vinden dat we nu wel lang genoeg deemoedig zijn geweest over Auschwitz.
De nieuwe versie is confronterender, staat dichter bij onze werkelijkheid, onze gedragsvormen, onze gewoonten. En dat is beangstigend. Deze heren lijken verdacht veel op beroepsbestuurders van nu, het zijn niet per se domkoppen, ze hebben hun netwerken, ze kennen hun tafelmanieren. Je kunt ze voor elke klus inhuren, ze werken consequent aan definitieve oplossingen, welke dan ook. Nogmaals: dat is beangstigend. Je begrijpt maar al te goed hoe bevrijdend het kan zijn als iemand hier het lef heeft de lof van de inconsequentie te gaan zingen.
Direct na de film zond het ZDF een documentaire uit met commentaar. Dat leek me geen overbodige toegift. De cynische zakelijkheid van Heydrich cum suis had het lot van de Joden emotioneel op afstand gezet, alsof het niet om mensen ging maar om tamelijk nauwkeurig berekenbare hoeveelheden afval dat verwijderd en opgeruimd moest worden, een grootscheepse onderneming aan de noodzaak waarvan geen zinnig, op zijn hygiëne gesteld mens kon twijfelen.
Naar het puntje van mijn stoel verschoof ik toen Margot Friedländer in beeld kwam, een van de laatste overlevenden van Theresienstadt, honderd jaar, maar nog ontroerend helder van geest, herinnering en stem. Huiveringwekkend en beschamend ook, telkens opnieuw: historische opnamen van wat er aan de genocide voorafging, de antisemitische hetze, Kristallnacht, de pogroms, de getto’s, de transporten, de massa-executies in Polen, Oekraïne, Rusland. Dat is waar de confererende heren in dat romantische buitenhuis het over hadden: de weloverwogen, systematische moord op elf miljoen Joden. Herhalen, die beelden, herhalen, blijven herhalen.
Cyrille Offermans is schrijver/essayist/cultuurcriticus met zo’n dertig boeken op zijn naam. Hij is vanaf de oprichting in 2007 medewerker van ZOUT (toen nog Zuiderlucht).