Ze schrijft columns, roert zich op de sociale media, maakt ruzie met de politiek en debuteert met Verkruimeld leven. Met haar 22 jaar is Aya Sabi een BV, een Bekende Vlaming – met Nederlands paspoort. WIDO SMEETS wilde weten hoe ze activisme en literatuur gescheiden houdt. “Een geloof kan ook bestaan uit losse ideeën en gedachten.”

Op haar dertiende wist Aya Sabi dat ze schrijfster wilde worden. “Dat helpt om er sneller te geraken”, zegt ze negen jaar later, haar debuut Verkruimeld land ligt voor ons op tafel. Het boek werd goed ontvangen, maar de publiciteit maakte haar, als mondige moslima in een omgeving waar religie en integratie tot heftige debatten leidt, ook onzeker. “Ben ik goed”, vroeg ze zich af, “of is het een trend om een boek van iemand als ik uit te geven?”

Het antwoord kwam een jaar of wat geleden, toen ze in een discussieprogramma belandde. Ze voelde zich op haar gemak, de mensen hingen aan haar lippen. Na afloop kwam iemand naar haar toe en zei: “Je bent geen hype. Je bent echt.”

Sabi was uitgenodigd vanwege haar open brief in De Morgen aan staatssecretaris Theo Francken (N-VA, integratie) over zijn aanpassing van de vreemdelingenwet (zie kader). De rel die ontstond reikte tot in de New York Times.

Nu de publiciteit rond haar boek is vervaagd, heeft Aya Sabi (Roermond, 1995) haar studie biomedische wetenschap aan de universiteit van Hasselt weer opgepakt. Ze kijkt terug op een tumultueuze en leerzame periode. “Het heeft me geholpen om na te denken over wie ik ben en welk beeld ik van mezelf wil neerzetten. Ik zeg tegenwoordig vaak nee tegen tv-optredens. Niet iedereen begrijpt dat.”

We hebben afgesproken in een rumoerig café in het centrum van Genk; ik had haar gevraagd een plek te kiezen in een vertrouwde omgeving. Ik vertel haar dat ik het vooral over literatuur wil hebben, niet over discriminatie, ongelijkheid, de islam of, godbetert, de jihad. Ze knikt en zegt: “Ah, dat is fijn.” Helemaal zal het niet lukken. Literatuur gaat immers over de waas van het volle leven.

Breekpunt in haar nog jonge leven is de verhuizing van haar ouders, negen jaar geleden, van Roermond naar Genk. Nog steeds is Roermond in haar herinnering “één mythisch sprookjesbos”. Ze zat op de Vincent van Goghschool in de wijk Donderberg, een volksbuurt met veel verschillende nationaliteiten. “Het was een leuke school, als de bel ging bleven we in de klas omdat het er zo fijn was. We speelden tot laat buiten, overal voelden we ons veilig. Pas als de straatlantaarns aangingen, moesten we terug naar huis.”

Als ze nu naar Roermond terugkeert, is alles anders. “Het is de plek die ik achter heb gelaten, de plek waar mijn oma oud wordt en aftakelt. Ik word overvallen door machteloosheid omdat ik nu zo ver weg woon.”

Aya Sabi: “Nederlanders kunnen scherp zijn en direct, in België kom ik daardoor wel eens in de problemen.”Foto Perry Schrijvers

Ben je door de verhuizing van Roermond naar Genk gaan schijven?

“Soms voel ik me een drama queen. Mijn moeder kwam op haar veertiende van Marokko naar Nederland, ze kon met niemand communiceren. Bij mij is het anders. Ik spreek de taal, ken de cultuur, was altijd goed in de klas. Ik hoefde me niet te bewijzen. Na de verhuizing naar België was ik in shock. Ik geloof dat het kwam door het hoofddoekenverbod. In Nederland is het hoofddoekje nergens een issue. In België moeten vrouwen die om vijf uur ’s ochtends een leeg kantoor komen poetsen hun hoofddoek afdoen. Het heeft me in een hoek gedrukt en me heel onwelkom doen voelen. Ik vond troost in de literatuur en alles wat erbij hoort.”

Haar ouders zijn zelf geen boekenwurmen, toch stimuleerden ze haar om te lezen. “Ze vonden het belangrijk dat ik naar de bieb ging. Tegelijkertijd waren ze boos als ik als klein meisje ’s nachts aan het lezen was.”

Bij kaarslicht, zoals een van de personages in Verkruimeld land?

“Nee, met een touwtje naast mijn bed kon ik het licht heel snel uitdoen als iemand de trap opkwam. Mijn ouders speelden dat ze boos waren; in gezelschap waren ze juist erg trots: ‘Aya, die leest zo veel…’ Nu hebben ze er moeite mee dat ik een publiek figuur ben. Van wat er op Twitter en zo gebeurt, trekken ze zich veel meer van aan dan ik. Ik heb daar een goed evenwicht in gevonden, denk ik. Het is me een paar keer gelukt een maatschappelijk debat te ontketenen, maar ik kan daarna ook heel goed rust voor mezelf pakken.”

Hoe doe je dat?

“Door mijn sociale media af te sluiten, of door katfilmpjes delen. Niet dat ik van katten houd, maar om eens luchtig te doen. Ik vind ik het fijn als mensen het niet met me eens zijn, maar als ze gaan schelden, negeer ik hun tweets. Uiteindelijk is Twitter nu een heel fijne plek.”

Je wilde altijd al schrijver worden. Waarom koos je voor biomedische wetenschap?

“Naast het schrijven wil ik een concreet nut hebben voor de wereld. Ik wil iets bijdragen aan het verbeteren van de gezondheidszorg, ik wil gezondheid en politiek combineren.”

Aha, je wordt dus geen schrijfster, maar politicus.

“Nee, eerder wil iets doen voor de Wereldgezondheidsorganisatie. Maar ik denk niet dat ik een heel grote carrière zal maken met het biomedische. Ik wil veel tijd en energie besteden aan mijn schrijven, maar ik vertoon veel vluchtgedrag. Ik vlucht uit mijn literatuur naar mijn studie, naar het concrete. Andersom is schrijven ook vluchten.”

“Ik heb veel respect voor mensen die hun dagen vullen met alleen schrijven. Zoals Hanna Bervoets, die schrijft op een lunchpauze na de hele dag door. Voor mij is schrijven een overlevingsstrategie. Het maakt van mij een beter mens, en het leert me om te gaan met alles om me heen. Ik begeef me in de frontlinie, terwijl ik weet dat mensen daar op zoek zijn naar iemand om op te schieten, omdat ze angstig zijn en gefrustreerd en niet weten wat te doen. Ik trek me er niet veel meer van aan.”

Speelt geloof een rol bij je schrijven?

“Er zit een god in mijn boek maar ik definieer niet welke god. Ik wil juist universeel blijven, zodat de wereld in evenwicht is. In Verkruimeld land gebeurt het tegenovergestelde: er is juist een gebrek aan uitwisseling en evenwicht. Het geloof houdt ons staande. Dat hoeft geen godsbeeld te zijn, een geloof kan ook bestaan uit losse ideeën en gedachten.”

“Er gebeuren verschrikkelijke dingen op de wereld, toch geloof ik er in dat het morgen beter wordt dan vandaag. Omdat het moet. Het verkruimelde is wat er overblijft, wat ons staande houdt als alles wegvalt; geloof, hoop, liefde, familie, al die dingen horen daarbij.”

Ik vraag haar hoe Verkruimeld land tot stand is gekomen. Of ze de vijf verhalen bewust voor één bundel heeft geschreven. “Ik heb eerst het voor- en nawoord geschreven. Daarna ging ik aan de slag met de losse verhalen. Ik wist toen nog niet dat het er vijf zouden worden. Het verhaal Opdwarrelend stof is eerst een roman geweest waar ik aan schreef toen ik veertien was. Ik bleef maar schrijven, zonder te herschrijven. Pas later heb ik het herwerkt. Veel mensen vinden dit het mooiste verhaal uit het boek. Ik denk dat het zo is omdat ik er zo lang mee bezig ben geweest.”

Een ideale wereld vind je alleen in de literatuur en de wetenschap, zei je ergens. Schrijf je om de wereld te verbeteren?

“Ik schrijf om een wereld te schetsen waar ik me thuis voel en waar iedereen welkom is. ik schrijf ook omdat ik troost wil vinden voor de echte wereld. Soms vraag ik me af: waarom schrijf ik nog, wat heeft het nog voor nut? Dan denk ik aan de slotregels van het gedicht O, ik weet het niet van Herman de Coninck: ‘leer me huilen, en als ik huil/leer me zeggen: het is niets’. Dat vind ik zo mooi. Dan denk ik als ik verdrietig ben: het is goed zo, het mag zijn. Het is heel troostend dat andere mensen dat gevoel bij mijn boek hebben.”

Met de wetenschapper in het verhaal Verstrengelde vingers loopt het niet goed af.

“Het loopt met al mijn personages niet goed af. Het is zeker niet mijn bedoeling om de wetenschap zwart te maken, al ben me er van bewust dat de wereld van de wetenschap, zoals in mijn domein van de farmacologie, heel veel mis gaat. Dan moet je de vraag stellen: wat willen we met de wetenschap, waar moet het naartoe.”

Zit ik nu tegenover een vrouw van 22 die de last van de wereld op haar schouders torst?

“Twee jaar geleden ging ik als vrijwilliger naar het Maximiliaanpark in Brussel waar vluchtelingen in tentjes huisden voordat ze zich konden inschrijven. Ik kwam mensen tegen die me vertelden over hun leven. We voelden ons allemaal één en ik dacht: het komt goed met de wereld. Toen kwam ik thuis, het was september, ik begon aan een nieuw academiejaar, er wachtte me een warm bed, er was eten…”

En je voelde je schuldig.

“Ja, dan denk ik over de vele kansen die ík heb gekregen. Ik geloof er heel sterk in dat wij mensen in staat zijn het geluk te herverdelen. Schrijven lijkt dan een daad van arrogantie. Ik heb het nodig om dingen te begrijpen, maar als ik het heb opgeschreven is er nog altijd niks veranderd. Dat maakt me onzeker. Maar het is een onzekerheid die goed is omdat je dan nog meer van jezelf gaat geven.”

We komen te spreken over haar favoriete schrijvers: Jeroen Brouwers, Hugo Claus, Herman de Coninck, Connie Palmen, Tom Lanoye. Vlamingen en zuidelijke Nederlanders wier engagement vooral in de taal ligt. Is dat toeval? “Toen ik naar Genk kwam, was ik gefascineerd over hoe we met elkaar in gesprek gaan. Nederlanders kunnen scherp zijn en direct, in België kom ik daardoor wel eens in de problemen. Ik wil graag dat mensen ook tegen mij eerlijk zijn en rechtuit. Dat is niet erg Marokkaans, daar zeggen we de dingen liever subtiel. Dat is wat ik zo interessant vind aan de taal: er zijn 1001 manieren om dingen te zeggen.”

Ze vertelt dat ze tijdens de campagne voor Verkruimeld land veel schrijvers heeft ontmoet, en hoe louterend dat werkt. “Ik schrik er wel eens van dat veel schrijvers zulke goede mensen zijn. Ze verwelkomen me hartelijk, zijn geïnteresseerd in wie ik ben, we praten met elkaar hoe we te werk gaan. Uiteindelijk word je bijna vrienden. Onder schrijvers voel ik me altijd welkom.”


Deporteerbaar of niet?

“Hier ben ik dan. Mijn huid kleurt naar zand, mijn ogen naar hout, mijn haar naar nacht, aan de oevers van de Maas vond ik het leven, terwijl mijn grootvader zijn leven drieduizend kilometer zuidwaarts achterliet in het land van verkruimelde dromen en verdwenen munten. Nooit heb ik gevraagd hier het leven te vinden. Zoals de dood, de oorlog en de liefde, is ook het leven iets wat je overkomt. Maar hier ben ik dan. Wat u daarvan vindt, kan me niets schelen.
Sinds kort ben ik deporteerbaar, een Marokkaanse Nederlander – een Nederlandse Marokkaan? – op Vlaamse grond. Alsof ik niet van de wereld ben, niet mag zijn, alsof zij de aarde en de lucht beheersen en ik slechts een vuiltje ben aan hun altijd grijze hemel. Deze hemel, deze lucht is ook van mij. Wen er maar aan. Mijn huid kleurt naar zand, mijn ogen naar hout, mijn haar naar nacht, mijn hart kleurt even rood als dat van u. En het zal niet haperen, altijd kloppen, met de hoop dat het morgen mooier zal zijn dan vandaag. En indien niet, zal het in verzet ten onder gaan.

Dat tweette ik gisteren naar staatssecretaris Theo Francken. Maar toen bleek dat ik me vergist heb. Ik ben geboren in Nederland, heb een dubbele nationaliteit, niet de Belgische en woon minder dan tien jaar in Vlaanderen, maar ik ben niet sinds kort deporteerbaar. Ik heb me vergist in mijn tweet en wil deze fout graag rechtzetten: Ik ben altijd al deporteerbaar geweest. (…)”

Eerste alinea’s van de open brief die Aya Sabi een jaar geleden schreef aan staatssecretaris Theo Francken in De Morgen. demorgen.be/plus/-ik-ben-voor-belgie-deporteerbaar)