Roger Heuts (51) was zeven toen zijn vader in 1973 zijn verfwinkel in de Frankenstraat opende, de ruggengraat van de Maastrichtse volkswijk Wittevrouwenveld. En 34 toen zijn vader hem vroeg er eens een braderietje te houden. Dat deed hij. Twintig kraampjes. Anno 2017 is dat braderietje uitgegroeid tot een multicultureel festival met drie podia en 200 kraampjes dat jaarlijks 10.000 bezoekers van heinde en verre trekt. Hij organiseert het met zes medevrijwilligers.

Een rondleiding. Hij gaat vanuit zijn vaders verfwinkel, die hij inmiddels heeft overgenomen, rechtsaf, om op de hoek met de Dagobertstraat te blijven staan. “Hier is altijd een danspodium.” Hij wijst naar de yogastudio schuin tegenover waar dansers zich tijdens het jaarlijkse Manus van Alles Festival mogen omkleden. En naar de Turkse bakker, het Marokkaanse theehuis, de Grillroom, de winkel met Oriëntaalse delicatessen en de oer-Hollandse lunchroom in de straat: stuk voor stuk hebben ze op de festivalbraderie een kraampje met lekkers.

Nee, hij wil de term achterstandswijk niet horen. “Van een krachtige arbeiderswijk begin vorige eeuw, heeft deze wijk zich met ups en downs ontwikkeld tot een kleurrijke voorsprongswijk.” Voorsprongswijk? Ik frons mijn wenkbrauwen. Hij verduidelijkt. “Dit is de toekomst. De migratiestroom kent geen einde en ook buitenlandse studenten blijven hangen. Mijn kinderen zitten hier op een kleine school met wel twintig nationaliteiten. Dat verrijkt hun leven. En zij leren: dit is onze maatschappij.”

We lopen richting Edisonstraat, Roger groet iedereen die hij tegenkomt. De braderie bij het festival is er om de mensen naar buiten te lokken, vertelt hij. Alleen voor cultuur komen buurtbewoners hun huis niet uit, wel voor kledingstukken van vijf euro. Eenmaal buiten de deur krijgen ze de folkloristische Armeense of Hollandse dansen, Afrikaanse vuurspuwers en acrobaten, opzwepende Afrofunk of de Maastrichtse volkszanger Erwin vanzelf mee. “Het is de bedoeling dat mensen elkaar tijdens het festival ontmoeten. Het is prachtig om kleurrijke festivalgangers hier naast buurtbewoners te zien swingen.”

Op het grasveld tegenover het hoofdpodium aan de Edisonstraat zijn altijd jeugdactiviteiten. Afgelopen juni bouwde Kunstkaravaan, een atelier voor cultuureducatie, hier met kinderen een Afrikaans dorp en werd er met pijl en boog geschoten. “Kinderen trekken hun ouders mee.”

De tocht gaat verder, naar de Voltastraat, waar de pastoor altijd cake en thee serveert en waar op het plein kindervoorstellingen en optredens van buurtbewoners zijn te zien. “Mensen zijn trots op het multiculturele festival in hun wijk. Tachtig buurtbewoners zetten zich jaarlijks vrijwillig in om het tot een succes te maken. En het gekke is dat ik zeker weet dat veel van die mensen PVV stemmen. Ik geloof dat zij dat vooral doen uit onvrede. Bijvoorbeeld over huisvesting. En uit angst voor het onbekende. Tsja, de eerste neger die mijn vader ooit zag was zeventig jaar geleden één van zijn Amerikaanse bevrijders. Zo snel gaat het wel, hé!”

We lopen terug richting de verfwinkel. Het Manus van Alles Festival draait voor een groot deel op gemeentelijke subsidie, vertelt hij. Het geld komt uit de pot voor vrijwilligersactiviteiten en integratie, niet uit de cultuurpot. “Het cultuurgeld is verdeeld onder partijen in de binnenstad. Daar kom je als volksbuurt niet tussen. Dat hoor ik ook van anderen.” En dan geamuseerd: “Maar toen Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa wilde worden, bedacht ineens iemand dat het festival naar de binnenstad moest.” Hij wijst naar de balkonnetjes met zonnende oudjes. “Hoe haal je het in je hoofd! Deze buurt bepaalt het karakter van het festival.”

Terug in de Frankenstraat nemen we afscheid. Als ik omkijk, zie ik Roger Heuts zijn winkel binnengaan en denk: had elke voorsprongswijk maar zo’n verfspecialist.

Dit is deel 5 van een reeks Maastrichtse stadskronieken, een initiatief van de stichting Edmond Hustinx.