Het jarige LGOG hangt aan tradities, maar wil ook vernieuwen. Dat gaat niet vanzelf, het doorsnee-lid is vooral geïnteresseerd in de eigen regio. “We willen een groep vertellers de klassen langs laten gaan met de vensters van de Limburgse canon.”

Als het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (LGOG) nog niet bestond, moest het vandaag worden uitgevonden, vindt voorzitter Karel Majoor. Omdat een toegewijde hoeder van historie en erfgoed onontbeerlijk is. Naar de doelstelling die de oprichters 150 jaar geleden al formuleerden: “Het bevorderen der vaderlandsche geschiedenis en vooral die van Limburg, alsmede het opsporen van oudheden in dit hertogdom aanwezig.”

Twintig heren van gegoede stand waren het die op 21 augustus 1863 in het Comediegebouw in Maastricht de oprichtingsakte ondertekenden. Dat elitaire karakter is het LGOG in anderhalve eeuw tijd wel kwijtgeraakt, maar een mannenzaak bleef het. Ook kampt het tegenwoordige, drieduizend leden tellende genootschap met een oubollig en stoffig imago.

Het jubilerende LGOG, sinds kort voorzien van het predicaat ‘koninklijk’, draagt inmiddels zelf veel geschiedenis met zich mee. Het is een organisatie met veel tradities en vaste gewoontes. Dat brengt risico’s met zich mee. Blikvernauwing bijvoorbeeld. Of vooral geschiedenis herschrijven in plaats van geschiedenis schrijven.

Om die valkuilen te omzeilen, zette het LGOG de afgelopen jaren nieuwe sporen uit, zegt Majoor. “Er is een club aan het werk gegaan met de historie van het ondernemen in Limburg. Andere buigen zich over de kunstgeschiedenis. En eind 2014, begin 2015 komt er een geschiedenis van de Limburgse literatuur met een bijbehorende bloemlezing.”

Of het doorsnee-lid er ook op zit te wachten is een tweede. Die is in de regel vooral geïnteresseerd in traditionele werkterreinen als genealogie, archeologie en monumenten. En velen willen vooral alles weten van de geschiedenis van de eigen regio. Als het om algemene Limburgse historie gaat, laat staan over grotere lijnen of iets abstractere onderwerpen, taant de belangstelling al snel. Majoor: “Het betekent dat je de balans moet zoeken. Ook uit eigen gelederen krijgen we wel eens de kritiek dat veel van de activiteiten te highbrow zijn. Onze voormalig penningmeester, nu voorzitter van de kring Weert, roept dat bijvoorbeeld geregeld. Daar organiseren ze onder het motto ‘Gluren bij de buren; laagdrempelige excursies naar monumenten net buiten de regio. Daar komen soms driehonderd mensen of meer op af, ook van buiten het LGOG.”

Karel Majoor (70) kon toen hij zes jaar geleden bij het genootschap aantrad al bogen op veel ervaring als burgemeester (Herten, Meerssen, Weert, Eijsden en Bergen) en bestuursvoorzitter van enkele culturele gezelschappen. Dat hij al bijna twintig jaar lid was het LGOG betekende niet dat hij wist waar hij als voorzitter aan begon. “Bij mijn aantreden speelde er statutendiscussie. Een routineaangelegenheid, vermoedde ik. Dat bleek een verkeerde inschatting. Het heeft een paar jaar gekost.”

De bedoeling was om het LGOG meer op één koers te krijgen. Diverse regionale kringen en secties hadden een nogal afwijkend beleid en hingen soms met één deel wel en met een ander deel niet onder het LGOG. Hetzelfde gold voor de bladen die ze uitgaven. “Zeker tussen 2007 en 2009 ging het er fel aan toe. Inmiddels is de kou is grotendeels uit de lucht. Hooguit zijn er een paar mensen met bad feelings achtergebleven, die zie je nu niet meer op vergaderingen. Maar de voorgenomen, meer uniforme aanpak is er nu.”

Los van de liefhebbers steunt het LGOG ook op het werk van professionele historici. In 1989 riep het genootschap een bijzondere leerstoel aan de Universiteit Maastricht in het leven: rechtsgeschiedenis der Limburgse territoria. Hoogleraar Louis Berkvens bezet deze al jaren. Verder werken de meeste beroepshistorici om (bijna) niet mee aan LGOG-projecten. “Dat doen ze graag. Maar het komt voor hen natuurlijk wel bij het normale werk. Aan het driedelig geschiedkundig werk ter gelegenheid van ons 150-jarig bestaan schrijven tal van professoren en universitaire medewerkers mee. Voor de redactie betekent dat veel trekken om deadlines niet te overschrijden. Op die momenten ben je zo sterk als je zwakste schakel.”

Majoor geeft toe dat heren op zekere leeftijd nogal oververtegenwoordigd zijn in het ledenbestand. Een wat bredere en meer diverse achterban acht hij welkom. “In de commissie educatie zit nu een historica van 25. De LGOG-kring in Sittard-Geleen heeft een voorzitter van een jaar of dertig. Als we meer jongere mensen kunnen binnenhalen, zal dat andere invalshoeken activiteiten opleveren. Vernieuwing en verjonging hebben onze aandacht.” Heel erg snel gaat dat nog niet. “De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we hier het wiel nog niet hebben uitgevonden.”

Limburgse historie tot leven wekken moet volgens Majoor al veel eerder beginnen. Geschiedenis is vooral verhalen vertellen, zegt hij. Het waren de onderwijzers op de lagere school en de leraren op het Thomas College in Venlo die bij hem de historische interesse aanwakkerden. “Laatst hadden we vijftig jaar na het eindexamen een reünie en vrijwel iedereen begon over een bepaalde geschiedenisleraar. Hij had een heel hoge stem en een schokkerige manier van bewegen, reden waarom we hem ‘de mummie’ noemden. Maar ondanks die handicaps had hij grote indruk gemaakt. Door zijn manier van vertellen.”

Zo moet het ook met regionale geschiedenis, vanaf de basisscholen. “We willen een groep vertellers de klassen langs laten gaan. Uitgangpunt daarbij vormen de vensters van de Limburgse canon. Daarvan gingen zesduizend exemplaren over de toonbank. Misschien komt er wel een herdruk.”

Lezingen en excursies van het LGOG, zie www.lgog.nl

Jubileumfeest

De L mag voorop staan in de naam van de LGOG, als territoriaal gebied is Limburg pas iets van de afgelopen twee eeuwen. In Weert vindt zaterdag 6 oktober de zeventiende Gelredag plaats. Historische verenigingen uit het voormalige hertogdom Limburg (grote delen van Noord- en Midden-Limburg hoorden er bij) wisselen ervaringen en kennis uit.

Het standaardwerk Limburg Een geschiedenis, geschreven door historici van naam, volgt het uit de jaren zestig van de vorige eeuw daterende Limburg’s Verleden op, dat niet verder terug ging dan 1815. Van Limburg Een geschiedenis is het eerste deel (tot 1500) inmiddels afgerond. De delen 2, tot 1800, en 3, tot 2000, moeten in december gereed zijn.