De Bruder Klaus Feldkapelle bij Keulen oogt als een betonnen staaf die meekleurt met het landschap. Na jaren van uitstel bracht Wido Smeets een bezoek – zonder wandelschoenen. “Ik doe iets wat ik nooit eerder deed: ik steek een kaars op en zet die in een gietijzeren bak vol zilverzand.”
door Wido Smeets
Tijdens de terugweg bedenk ik hoe het kan zijn om zonder voorkennis op de Bruder-Klaus-Feldkapelle te stuiten. Loop je als argeloze wandelaar door het glooiende Eifel-landschap onder Keulen, ontdek je in de verte een betonnen staaf, een meter of twaalf hoog, die in de namiddagzon de kleur aanneemt van de omringende korenvelden. Hij lijkt dichterbij dan ie is, die goudgele staaf werkt als een magneet. Je ogen laten hem niet meer los – tot je de wigvormige metalen deur opentrekt en naar binnen gaat.
Maar zo is het niet.
Ik ben geen argeloze wandelaar. Het plan om deze kapel te bezoeken zit al twee jaar in mijn hoofd. Het ontwerp is van Peter Zumthor, een Zwitserse architect die tijdens het ontwerpen, waar hij acht jaar over deed, stopte met roken en katholiek werd. Voor zo’n combinatie rij ik graag een stukje om.
In dit geval letterlijk. Achter de grens bij Aken laat het navigatiesysteem van mijn auto het afweten. Bij een Raststätte vraag ik de weg naar Mechernich-Wachendorf, in de buurt waarvan de veldkapel zou staan. En daarna nog eens, en nog eens. Zonder verbinding met de satellieten nader ik het doel, in de Eifel is de weg vragen nog heel gewoon.
Wachendorf blijkt een gehucht vol wegwijzers met ‘Bruder Klaus Feldkapelle’ en de bekende P. De P van pelgrim, bedenk ik, wanneer blijkt dat de laatste twee kilometer te voet gaan. Ik heb er geen probleem mee, Zumthor wekt nu eenmaal hoge verwachtingen. Wie ooit in zijn Therme was in Vals, een gebouw zonder buitenkant in de Zwitserse bergen, weet wat ik bedoel. Wie er nooit was, geloof me op mijn woord.
Wachendorf mag dan al lange tijd op mijn wensenlijst staan, op een verfrommeld krantenknipsel na weet ik niets van de kapel. Geen kennis vooraf; ik wil niet weten, maar geloven. Geloven zonder te begrijpen, zoals christenen. Pas later lees ik over Bruder Klaus, de 15e eeuwse Zwitserse kluizenaar die bij zijn heiligverklaring in 1947 de wereldvrede als werkterrein kreeg toebedeeld. Net als over de ontstaansgeschiedenis van deze aan hem gewijde kapel.
Aan de rand van het dorp is voor bezoekers een parkeerplaats met twee mobiele ToiToi-toiletten en een oproep van de burgemeester: gelieve nu vast uw behoefte te doen, en niet onderweg, of bij de kapel. Die wacht verderop, aan de horizon, voor het eerst vang ik er een glimp van op. Ik laat de auto achter en ga op pad, een bewust onwetende wandelaar op denim slippers – de wandelschoenen ben ik vergeten.
Het kiezelpad voert voorbij een trainingsveld van de plaatselijke FC, een in de bosschages verborgen tennisparkje en een bank met een koperen plaatje: ‘Gestiftet von DEKRA Akademie.’ Daar worden vakkrachten opgeleid, legt Google me een dag later uit. Langs de bosrand kijken jagershutten uit over het te verschalken wild.
Het pad maakt een haakse bocht naar links, even later een haakse bocht naar rechts. Bij een groene landbouwloods met zonnepanelen biedt de familie Schmitz een pluktuin aan met enkele rijen snijbloemen aan. Voorbijgangers kunnen ze zelf afdoen, de mesjes liggen klaar. Het verschuldigde bedrag mag in een vierkante spaarpot. In een metalen plaat ernaast zijn drie ronde gaten uitgezaagd, ter grootte van een kinderpols, een damespols en een herenpols. In drie maten bloembossen kunnen bedevaartgangers hier hun genegenheid voor Bruder Klaus afmeten, ter waarde van 1,50 euro, 3 euro dan wel 5 euro. De onzichtbare familie Schmitz laat in krullend handschrift een goedgeluimde verontschuldiging achter: “Auf Grund der extremen Trockenheit ist das Angebot leider nicht so ippig wie erwartet – bisher .”
Het licht stijgende pad loopt in rechte lijnen door het landschap. Op het eind een asfaltweg, met plukjes vriendelijk groetende voetgangers. Bij al die geometrie lijkt de vijfhoekige kapel in de verte een tikje uit het lood te staan. Binnen wacht een nog grotere verrassing. Zelden een interieur gezien dat zó afwijkt van de buitenkant. “Man erwartet sich das hier nicht”, zegt een bezoekster tegen niemand in het bijzonder.
Vooraf beloofde architect Zumthor zijn opdrachtgevers, een bemiddeld boerenechtpaar uit de buurt, een ontwerp naar de mores van de moderne architectuur. Je denkt dan aan zijn door politiek getrut nooit uitgevoerde ontwerp van de Topografie des Terrors, het nazi-monument in Berlijn. Of aan Kunsthaus Bregenz, die vierkante doos van glas die zich spiegelt in de Bodensee. Van buiten past de Bruder Klaus Kapel nog in dat idioom, van binnen gaan alle architectonische huisregels overboord.
Als constructie bedacht Zumthor een druppelvormige reuzenwigwam van boomstammen, met een gelijkvormige opening in de spits. Zo bouwde de oermens al, en ook het Pantheon in Rome, het begin van de Westerse architectuur, heeft een gat in de lucht. Rond de boomstammen stortte hij een vijfwandige kolom van beton, met een grid van 300 glazen knikkers, groot als koeienogen. Ze laten licht door, maar geen zicht. Vervolgens stookte hij twee weken lang een vuurtje in de kapel, waardoor de boomstammen, de oerconstructie, verasten. De wand is een negatief van een bos, een zwartgeblakerd stempel van de natuur in knoerhard beton. Bij zo’n schacht waar de as is verwaaid, hebben je gedachten geen wegwijzers nodig, dan denk je aan rook aan de hemel, aan een graf in de wolken waar je niet te krap ligt.
Het interieur biedt ruimte aan hooguit tien mensen. Staand wel te verstaan. Er is geen meubilair, behalve een tweezits, dus 1,04 meter breed houten bankje met daarop het Getijdenboek. Morgen, zo lees ik vluchtig, is het de feestdag van de heilige Charbel Makhlouf, ook al een heremiet.
Er staat een langwerpige sokkel met een afgietsel van het hoofd van Bruder Klaus. Op de vloer, een legering van tin en lood, ligt de regen van gisteren. Uit de wand steekt het koperen meditatiewiel, geestelijk houvast van de kluizenaar. Dan doe ik iets wat ik nooit eerder deed: ik steek een kaars op, zet die in de daartoe bestemde gietijzeren bak vol zilverzand en stop een 2euromunt in het offerblok. Als me te binnenschiet dat je daarvoor in de pluktuin van de familie Schmitz een stuk verderop slechts het kleinste bosje bloemen mag afsnijden, verdubbel ik de inzet. Een vrouw stuurt haar fotograferende vriendin naar buiten, ze wil bidden. De stilte die resteert bestaat uit een hoog piepend geluid en de wind die over de schacht scheert. De kapel ademt mee met de luimen van de natuur.
Op de terugweg merk ik dat mijn tred hapert. Omkijken hoeft niet, het beeld van de goudgele staaf in het landschap zit in mijn hoofd verzonken, maar ik doe het toch. De kapel wordt kleiner, de zon glijdt langzaam weg, de schaduwen van de afgesneden koolzaadstengels trekken lange lijnen in de aarde. Monumentaliteit heeft niets met omvang te maken, hoorde ik laatst iemand zeggen.
Met vertraging arriveer ik bij de parkeerplaats met de ToiToi-toiletten en de oproep van de burgemeester om sanitaire stops te vermijden. Ik verontschuldig me in stilte, stap in de auto en rij weg.
www.feldkapelle.de
De Bruder Klaus Feldkapelle bij Mechernich-Wachendorf kleurt mee met de omgeving.
Het druppelvormige gat in de lucht.
De wigvormige deur. foto’s Zuiderlucht