Mathijs Leeuwis is de nieuwe stadscomponist van Tilburg. ‘Veel mensen denken aan iemand die nootjes neerkrabbelt, terwijl ik meer een verzamelaar van geluiden ben.’ door Paul van der Steen

Een beetje verbaasd was Mathijs Leeuwis wel door de vraag. Vanwege zijn leeftijd maar ook omdat hij redelijk nieuw is in de wereld van de muziek. De Link, de organisatie achter het fenomeen stadscomponist van Tilburg, vond dat allemaal juist voor Leeuwis (Waalwijk, 1985) pleiten. Voorganger Anthony Fiumara was meer een maker die voldoet aan het reguliere beeld. Met de keuze voor Leeuwis, bijvoorbeeld ook flink in de weer met elektronica, laat de organisatie breedte zien. Een stadcomponist hoeft niet per se gericht te zijn op moderne klassieke muziek. Er zijn veel meer spannende terreinen, waar nog veel verkend kan worden. 

Leeuwis gebruikt met zijn muzikale partner Mathijn den Duijf studio Het Concreet in broedplaats Dock Zuid aan de Tilburgse Ringbaan Oost als experimenteerplek. Maar hij heeft ook zijn contacten elders. Voorganger Fiumara kende hij al, omdat hij lessen bij hem volgde.  

Mathijs Leeuwis: ‘Het podium kán de juiste plek zijn voor de uitvoering van mijn muziek, maar het is geen must.’ foto Paul Janssen

Dat Leeuwis stadscomponist is tijdens een pandemie brengt beperkingen met zich mee. Hij weigert er dramatisch over te doen. ‘Het is wat het is. Iedereen heeft daarmee te dealen. Daar komt bij dat ik het podium al een tijdje niet meer als een must zie. Het kan de juiste plek zijn voor de uitvoering van mijn muziek, maar hoeft dat niet te zijn.’

Kijk maar naar de vormen van de werken van Leeuwis als stadscomponist. Hij maakte een audiowandeling door Moerenburg, een overgangsgebied tussen de stad Tilburg en het buitengebied, en een Tape Loop Tempel-installatie waar één persoon tegelijk kan luisteren voor het Textielmuseum. Tegelijkertijd zijn er ook meer traditionele uitvoeringen met het ensemble VONK. 

Leeuwis woont sinds twaalf jaar in Tilburg. ‘Ik ben de provincie Noord-Brabant nooit uitgekomen’, zegt hij quasi-verontschuldigend. Als jongvolwassene streek Leeuwis aanvankelijk neer in Den Bosch. ‘Maar echt veel blijvende contacten hield ik daar niet aan over. In de praktijk zat ik meestal meerdere keren per week in de trein naar Tilburg om daar te spelen. Daar gebeurde meer. Hoewel het maar een kwartiertje reizen is, vroeg ik me op den duur af of het dan niet beter was om er ook te gaan wonen. Alleen al het voornemen leverde al een collega-musicus op die me benaderde voor het drinken van een biertje om te kijken of we iets samen konden doen.’

Volgens Leeuwis staat Tilburg net wat meer open voor het experiment. ‘De stad oogt misschien wat grijzer dan bijvoorbeeld Den Bosch, maar dat ruwe en onaffe biedt ook artistieke mogelijkheden. De gemeente ziet daar ook echt de waarde van in en investeert erin. De creatieve sector is niet alleen de voorpost die een op te knappen wijk in een vroeg stadium hip and happening mag maken om dan plaats te maken voor de gentrificatie.’

Aanvankelijk was Leeuwis een liedjesmaker, actief op terreinen variërend van kleinkunst tot americana. Totdat hij enkele jaren geleden het gevoel kreeg dat hij daar ‘wel alles zo’n beetje had uitgeprobeerd. Ik kon me niet meer vernieuwen.’

Leeuwis gooide het roer rigoureus om en besloot zich toe te gaan leggen op instrumentale muziek en meer bepaald de pedal steel gitaar. ‘Als het gaat om gewone gitaren of basgitaren, vind je overal moeiteloos mensen die daar veel over kunnen vertellen en je de werking van de instrumenten kunnen bijbrengen. Bij de pedal steel gitaar kun je lekker veel zelf uitvinden.’

‘Muziek als een smetteloos witte doos, een soort geluidsutopie, vind ik niet zo interessant.’

Dat klooien vindt Leeuwis prettig. ‘Ik werk volledig met analoge opnameapparatuur. Tapejes en bandjes vragen om veel meer ambachtelijkheid, om fysieke handelingen. Het levert een geluid op dat veel mensen warmer vinden klinken dan digitaal. Ik spreek zelf liever van een korrel, van textuur. Je zet puzzelend dingen in elkaar en het mooie is dat de uitkomst van de som altijd een zekere onvoorspelbaarheid blijft houden. Met digitale techniek is 1 + 1 altijd 2. Werk je analoog, dan is het soms meer dan 2 en soms minder dan 2. Die imperfectie moet je toelaten, voor lief nemen, zelfs omarmen. Niet eindeloos blijven duwen tot het puzzelstukje toch past, maar eerder de puzzel om het laatste gat heen aanpassen.’

Inmiddels ziet Leeuwis die benadering een beetje als onderdeel van het grotere verhaal van zijn werk. ‘Ik wil mensen graag met nieuwe ogen en oren de wereld laten ervaren. Muziek als een smetteloos witte doos, een soort geluidsutopie vind ik niet zo interessant.’

Het verklaart misschien ook wel het project van de stadscomponist waarbij hij op zoek gaat naar het geluid van het afval van de stad. ‘We zijn te veel geneigd om maar weg te gooien. Tegelijkertijd ben ik ook geïnteresseerd in geluidsafval.’

De stadscomponist in de weer met de opnameapparatuur. foto Anneroos Goosen

Leeuwis is niet langer meer de songsmid van vroeger. Toch resteert nog wel degelijk iets uit die liedjestijd, denkt hij. ‘Destijds wilde ik verhaaltjes vertellen met een kop en een staart. Dat streven is er nog steeds, hoewel mijn werk een stuk abstracter is geworden. Voor ik ergens aan begin, wil ik voor mezelf heel duidelijk hebben waar het eigenlijk over gaat en waarom juist ik ermee aan de gang zou moeten gaan.’

Wat van zijn tijd als stadscomponist zal overblijven, is midden in zijn periode nog niet helemaal duidelijk. Een paar zaken zijn voor Leeuwis al wel helder: ‘Ik heb technisch veel geleerd door ook te schrijven voor ensemble VONK en zijn instrumentarium. Nieuw is ook dat ik als stadscomponist eerder met plannen naar buiten treed, waar ik in het verleden langer voor mezelf zou blijven finetunen. Dat komt omdat ik merk hoe makkelijk nu deuren opengaan voor de stadscomponist en hoe bereid specialisten zijn om hun medewerking te verlenen. Mijn initiatief om in oktober een compositiemarathon te organiseren leverde meteen een heleboel interesse en reacties op. 

Misschien is dat wel iets blijvends. Daarnaast is doordat ik de stad beter heb leren kennen mijn liefde voor Tilburg nog groter geworden. Maar misschien moet ik oppassen dat dit niet een al te chauvinistisch verhaal wordt.’

Waar het Leeuwis echt om gaat, is dat hij zichzelf blijft verwonderen. ‘Zo gauw iets een trucje wordt, heeft het voor mij geen waarde meer. Dan wordt het een lege huls. De ene nieuwe wereld biedt op den duur weer een opening naar een andere nieuwe wereld. Ik wil blijven zoeken.’

 


Deuren openen voor nieuwe muziek

Drempels slechten, dat was misschien wel het belangrijkste doel bij de aanstelling van de stadscomponist van Tilburg. De in die plaats gevestigde concertorganisatie De Link, druk met de promotie van nieuw gecomponeerde muziek, wilde naast het bestaande publiek nieuwe groepen aanspreken. Het ereambt schiep hopelijk mogelijkheden om Tilburg te betrekken bij de vaak als moeilijk beschouwde niche. Een stadscomponist opent ook deuren buiten de vaste concertzalen. Waarom zou de muziek altijd zijn weg moeten vinden via de traditionele plekken en kanalen? 

Volgens Nicoline Soeter, artistiek directeur van De Link, werkte het in de praktijk ook echt zo vanaf het moment dat Anthony Fiumara als eerste stadscomponist werd benoemd: ‘Een ruimere kring maakt kennis met nieuwe muziek, de stadscomponist trekt de nodige publiciteit en er komen zelfs verzoeken van bedrijven en instellingen voor composities bij voor hen speciale gelegenheden.’ Het fenomeen stadscomponist krijgt inmiddels navolging. Na Tilburg hebben ook de Noord-Brabantse gemeenten Den Bosch en Meierijstad (Schijndel, Sint-Oedenrode, Veghel en omgeving) er een gekregen. 

delink.nl

 


Dit artikel is onderdeel van &PAPER en valt buiten de verantwoordelijkheid van de ZOUT hoofdredactie.