De koers van een branchevereniging wordt bepaald door haar grootste leden. Hun argumenten leggen het meeste gewicht in de schaal. De kleinere leden sluiten zich daar gewoonlijk bij aan. Bij cao-onderhandelingen of lobbyen bij overheid en politiek is het gezamenlijk belang onomstreden. Dat geldt ook voor de Museumvereniging waarin zo’n 450 musea samenwerken.
Maar de coronacrisis vereist een andere dynamiek. Het is de vraag of de oproep van alle musea, de grootste voorop, om zo snel mogelijk weer open te gaan effectief is.
Toen twee jaar geleden regels werden gemaakt om de coronacrisis te bezweren, belandden de musea in de categorie ‘doorstroomlocaties’, samen met dierentuinen en pretparken. Deze indeling bepaalt nog steeds hoe de risico’s van museumbezoek worden meegewogen in RIVM-modellen en OMT-adviezen.
Op het eerste gezicht valt daar wel iets voor te zeggen: in 2019 had De Efteling 5,3 miljoen bezoekers, het Rijksmuseum 2,7 miljoen en Artis 1,5 miljoen. Maar wie iets verder kijkt, ziet dat in datzelfde jaar ongeveer de helft van de museumbezoekers voor rekening kwam van 25 grote musea. De overige 17 miljoen bezoekers gingen naar al die andere musea. De meeste daarvan hebben met minder dan 300 bezoekers per dag een beperkt doorstroomgehalte. Bovendien hebben ze vaak een lokale of regionale functie, met het accent op scholen, wijken en vrijwilligers. De invloed op het aantal reisbewegingen is daardoor minimaal.
Dat wisten we ook vorig jaar, toen de sluitingsperiode van musea vijf maanden duurde. Ook toen hadden kleine en middelgrote musea probleemloos eerder open gekund als de musea dat gezamenlijk hadden bepleit. Dat is wrang, omdat de Museumvereniging in september constateerde dat de noodsteun vooral bij de grote musea was terechtgekomen en veel kleinere musea in zwaar weer verkeerden. En nog wranger voor wie zich herinnert dat de Raad voor Cultuur al vijf jaar geleden wees op de kwetsbare financiële positie van kleinere musea.
Laten we dus morgen alvast de musea heropenen die in 2019 minder dan 100.000 bezoekers ontvingen. Dat kan zonder problemen, op basis van één bezoeker per vijf vierkante meter en met mondkapjes. Als de belasting van de zorg de komende week binnen de perken blijft, kunnen daarna de musea met minder dan 250.000 bezoekers weer open. En daarna – het is misschien even wennen – pas de allergrootste.
DINGEMAN KUILMAN
Algemeen directeur Stedelijk Museum Breda
Dit artikel is onderdeel van &PAPER en valt buiten de verantwoordelijkheid van de ZOUT hoofdredactie.