Voor het eerst in zijn loopbaan dirigeert Karel Deseure een operette. EMILE HOLLMAN vroeg hem naar het waarom. ‘Ik heb nooit besloten om dirigent te worden, ik ben het altijd geweest.’ 

Nee, komische operette stond niet per se op zijn bucketlist. Maar aan de vooravond van de opvoering van Die Fledermaus onder zijn leiding durft dirigent Karel Deseure zelfs de vergelijking tussen de componist, Johann Strauss jr. en Mozart aan. ‘Het compositorische vernuft dat ik bij Strauss zie, doet mij vaak aan Mozart denken.’ 

De afgelopen jaren stond er veel opera op het programma van Deseure, die te boek staat als rijzende ster. Volgend seizoen dirigeert hij Der Silbersee van Kurt Weill in Antwerpen en maakt hij met Hänsel und Gretel van Engelbert Humperdinck zijn debuut bij de Nederlandse Reisopera. Deseure is een omnivoor.

Karel Deseure (1983) werd geboren in Roeselare in West-Vlaanderen, naar eigen zeggen ‘het diepe platte land waar geen cultuur was, geen orkest in de buurt, niks.’ Zijn ouders zijn geen muzikanten, maar wilden wel dat hun kinderen zich zo breed mogelijk ontwikkelden. Dus gingen ze naar de muziekschool. De dwarsfluit werd Karels instrument. Niet omdat hij dat zelf zo graag wilde, maar omdat zijn moeder dat voor zichzelf had gewild. ‘Dus eigenlijk heeft ze haar droom op mij geprojecteerd.’

Op zijn elfde begon hij een klein ensemble te dirigeren bestaande uit zijn broer, vriendjes en familieleden. Hij was twaalf  toen hij de bladmuziek van Beethoven 9 kreeg van zijn ouders. Van het een kwam het ander. ‘Ik heb nooit besloten om dirigent te worden’, zegt hij, ‘ik ben het altijd geweest.’ Natuurlijk speelde het beeld van de dirigent op de bok ook mee. Hij bekeek het klassieke muziekprogramma C-Majeur op tv met een breinaald in de hand, en dirigeerde daarmee een denkbeeldig orkest. ‘Ik heb er keihard voor gewerkt om dirigent te worden, maar ergens is het mij ook gewoon overkomen.’

‘Na het concert is er niks tastbaars over. Maar iedereen in de zaal is veranderd – al is het maar voor even.’

Beethoven, vanaf het begin zijn metgezel, beschouwt hij als zijn Alpha en Omega. ‘Zijn muziek is nog altijd modern. Hij was een hemelbestormer en een revolutionair, misschien zelfs een filosoof, toch zie ik hem als een van de meest menselijke componisten. Beethoven kon boers, aards en verheven zijn. Ik ben zeer verbonden met zijn muziek. Het gamma aan emoties, kleuren en karakters is bij hem enorm groot.’ 

Deseure staat regelmatig op de bok bij producties van Opera Zuid, waar hij dan de Philharmonie Zuid-Nederland dirigeert. Tot een operette is het daar nog nooit gekomen. Toch aarzelde hij niet toen The Dutch National Opera Academy, een tweejarige masteropleiding voor jonge talenten, hem vroeg voor Die Fledermaus. De beroemde operette van Johann Strauss jr. uit 1874 is een muziekstuk vol intriges, verkleedpartijen en misvattingen. Grote dirigenten gingen hem voor – uiteraard kent Deseure ook de kritiek: oubollig, plat, kluchtig. ‘De kwestie met het operette-repertoire is dat het in de verkeerde handen heel snel smakeloos en platvloers wordt: bij dirigenten die te weinig zorg besteden aan deze muziek. Toen ik voor het eerst de wals Tausend und eine Nacht van Strauss jr. op mijn bord kreeg dacht ik: hoe bestaat het? Hij is eigenlijk een van de weinige componisten die een melodie kon schrijven die meteen in je hoofd zit en je bovendien het gevoel geeft dat je die al je hele leven kent. Ik vind dat waanzinnig. Net als bij Mozart denk je dat als de trein eenmaal rijdt, alles vanzelf gaat, maar zowel Mozart als Strauss jr. brengen onwaarschijnlijke wendingen. Dat zijn vondsten die alleen weggelegd zijn voor een genie. Het is zo kleurrijk geïnstrumenteerd. En er zijn passages die qua ritmiek zo ongelofelijk precies zijn. Als je daar als dirigent te weinig gevoel voor hebt, ontgaat je heel veel, wordt het eenheidsworst.’

Hij deed zijn huiswerk en beluisterde veel opnames van eerdere uitvoeringen. Valt er dan nog wat aan toe te voegen? ‘Om te beginnen zie je dat sommige collega’s dingen doen die niet in de partituur staan. Vaak gaat het over tempo. Johan Strauss is ontzettend nauwkeurig in zijn tempoaanduidingen. Daar zitten veel schakeringen in. Sommige dirigenten maken daarin naar mijn mening te weinig verschil en dan denk ik: al die moeite om zoveel verschillende nuances aan te brengen was toch niet voor niets? Kijk, Carlos Kleiber is als dirigent ontzettend bepalend geweest voor Die Fledermaus. Hij heeft misschien wel tradities uitgevonden. Van de eerste tot de laatste maat fantastisch. Herbert von Karajan is ook waanzinnig, maar anders; hij heeft een andere stijl, een andere klank, andere tempi. André Previn is wéér anders, hij neemt minder die tradities in acht. Tradities zijn belangrijk en vaak zijn ze goed en mooi, maar iets doen óm het te doen, zonder dat je er muzikaal van overtuigd bent, dat druist in tegen mijn natuur. Ik wil als aanhanger van de historische uitvoeringspraktijk ontdekken waarom een componist zijn muziek op een bepaalde manier heeft opgeschreven.’

Ook Deseure weet dat de tijdgeest, of zo je wil de mode, een rol speelt. In de jaren zestig en zeventig waren Bernstein en Von Karajan de norm. ‘Iedereen bewondert Karajan, maar er is niemand die nog dingen uitvoert zoals Karajan. Net als Bernhard Haitink die in de late jaren tachtig een nieuwe cyclus van de Beethoven-symfonieën heeft opgenomen: kortere frases, snellere tempi, kleiner bezet, minder romantisch. Het is continu in beweging, dus het is ook echt mode.’

Tot zover de muziek, nu de tekst. Wie vandaag de dag met het originele libretto van Die Fledermaus aankomt, wordt beslist weggehoond, beaamt Deseure. ‘Tja, die dialogen, hé. Daar heb je een goede regisseur of een dramaturg voor nodig zoals in ons geval Dirk Schmeding, die ze herschrijft en hertaalt naar vandaag de dag. Ik ben ervan overtuigd dat de humor nog steeds werkt. Humor over wellustige mannen en vrouwen, minnaars en minnaressen, huwelijkse (on)trouw, teveel alcohol: het is tijdloos.’

‘Het is licht en lichtzinnig en amusement, maar het moet met de grootste ernst uitgevoerd worden.’

Als dirigent kan hij de komische noot mee maken en breken. ‘Dan hebben we het over timing en tempo. Op een bepaald moment zingt Rosalinde op een heel luchtig melodietje dat ze eerst de ogen van rentenier Von Eisenstein zal uitkrassen en dan van hem zal scheiden. ‘Kratz ich ihm erst die Augen aus und dann, und dann lass’ ich mich scheiden’. Als je dat in het perfecte tempo doet waardoor elk woord goed gearticuleerd kan worden ( hij zingt) – kratz-ich-ihm-erst-die-Augen-aus und dánn… dan hóór je het kratzen in de muziek. En dan wordt het grappig. Maar als je erover heen walst…’

‘Strauss schrijft op elke noot een accentje. En we weten allemaal dat timing voor humor ontzettend belangrijk is. Het is ongelofelijk hoe Strauss met bepaalde melodieën dwarsverbindingen creëert. Het is licht en lichtzinnig en amusement, maar het moet met de grootste ernst uitgevoerd worden. Het publiek moet zich amuseren, maar wij moeten ervoor werken. Operette kan snel platvloers worden, het genre heeft heel veel liefde en toewijding nodig.’  

Hij komt nog terug op wat hij als dirigent kan toevoegen. ‘Ik voer een werk uit met een bepaald orkest op een bepaald moment, meer dan dat is het niet. Ik heb echt niet de pretentie om te beweren dat ik nog dingen kan toevoegen aan de talrijke uitvoeringen.’ Vernieuwen om het vernieuwen is niet zijn doel, zegt hij. ‘Ik kan er in deze tijd niet genoeg op hameren: we maken live-kunst. Vergelijk het met de boeddhistische zandmandala: de monniken maken een kunstwerk en vervolgens neemt de wind het mee. Het is weg. Dat is met muziek ook zo, het wordt gespeeld, iedereen ondergaat het en na het concert is er niks tastbaars over. Maar iedereen in de zaal is veranderd – al is het maar voor even.’

Die Fledermaus van Johann Strauss jr. van The Dutch National Opera Academy met het Residentieorkest o.l.v. Karel Deseure.  Op 7, 8, 10 en 11 juli in het Compagnietheater Amsterdam. opera-academy.nl  | kareldeseure.com

Karel Deseure