Genk heeft een paar artistieke iconen: Piet Stockmans, Martin Margiela, Michaël Verheyden, Stefan Brijs. Ook voor een nieuwe generatie makers kan Genk wel eens de start van een succesvolle carrière zijn. “Zo’n vijver aan talenten vraagt om een verdere professionalisering.”
Wat vroeger nooit gebeurde, maar nu wel: jongeren komen na hun studie terug naar Genk. Harde cijfers hoeven we niet op te vragen, bij C-mine staan ze gewoon voor de deur. Vervolgens is het in de programmering terug te zien. Bewijs geleverd.
Volgens Eddie Guldolf, stafmedewerker bij Cultuurcentrum Genk, heeft die aantrekkingskracht te maken met een verbeterd cultureel en economisch klimaat in heel Belgisch Limburg. En dat is dan weer mede te danken aan de inspanningen van de provincie met de zogenaamde stroomsubsidie, ter ondersteuning van de ontwikkeling van jonge kunstenaars.
Ook theatergroep De Queeste heeft een bijzondere bijdrage geleverd aan het huidige cultuurklimaat, vindt Guldolf: “Het van oorsprong Vlaamse gezelschap heeft zich inmiddels in Limburg geworteld en levert een grote bijdrage in het stimuleren van jonge talenten door hen, vaak nog als studenten, de kans te geven mee te werken aan theaterproducties.” En dan de komst van C-mine zelf natuurlijk, de oude mijnsite van Winterslag die in 2010 werd omgetoverd tot culturele hotspot. Want C-mine is uitgegroeid tot een factor van betekenis.
De lijst van kunstenaars die er bij hun eerste schreden zetten als theatermaker, muzikant, choreograaf of tentoonstellingsmaker is lang. Gemiddeld staan er per maand zo’n vijf jonge mensen voor de deur. Een succesvolle productie uit die aanwas is de volledig door het cultuurcentrum gefinancierde tentoonstelling Jonge Turken. De leidraad voor de dertien deelnemende kunstenaars was: durvers in hun zoektocht naar een eigen identiteit. Door een beginnende curator met Poolse roots werden ze uit Genk en omliggende regio geselecteerd. De drieëntwintigjarige Louise Osieka maakte, samen met het team van het Cultuurcentrum, een plan en een begroting. In vijf weken tijd trok de tentoonstelling vijfduizend bezoekers. “Het was de eerste expositie die ik gecureerd heb na mijn afstuderen,” licht Osieka toe. “Het cultuurcentrum is een heel aangenaam huis om mee te werken met een goede energie in het team.” Inmiddels heeft ze in samenwerking met onder meer het SMAK in Gent een tweede tentoonstelling achter de rug.
Een voorbeeld van een teruggekeerde Genkenaar is theatermaker Gökhan Girginol. Na zijn studie aan de theateropleiding RITS in Brussel produceerde hij in C-mine zijn eerste grote zaalproductie. Hij zette vijfentwintig mensen op het toneel, haalde er amateurs bij en trok jonge kostuumontwerpers en productieleiders aan.
Hoe gaat het verder na zo’n succesvolle eerste stap? Guldolf: “Meestal worden ze gevraagd om producties te maken op andere plekken. Gökhan maakt een nieuwe voorstelling, speelt dit voorjaar een hoofdrol in een film en heeft onlangs auditie gedaan voor een nieuwe televisieserie. Zo won Wouter Bongaerts, een animatiefilmmaker uit Genk, eind vorig jaar de publieksprijs met zijn kortfilm Mia op het Austin Film Festival in Texas. De Genkse theatermaakster Naomi Velissariou zit inmiddels bij Frascati Theater in Amsterdam.” Zo kan Guldolf nog wel even doorgaan.
In totaal werkt het cultuurcentrum mee aan zo’n acht à negen producties per jaar. “We financieren projecten, produceren of co-produceren ze en schrijven mee aan de dossiers,” zegt directeur Veerle van Bun van Cultuurcentrum Genk. “Ons aandeel hangt af van het soort project. Een belangrijk criterium is of het een Genkse maker is, of dat de productie met Genk te maken heeft.”
Voor de toekomst wil ze vasthouden aan dezelfde lijn. “Het is altijd een bewuste beleidskeuze geweest om in te zetten op jong talent. Maar zo’n vijver aan talenten vraagt wel om een verdere professionalisering. We maken nu plannen voor een onafhankelijke productiewerkplaats waar alle initiatieven samenkomen. Een plek waar jonge makers kunnen blijven zolang ze wensen en gebruik kunnen maken van wat ze op dat moment nodig hebben. Zo krijg je nog meer slagkracht. Met jonge talenten die een voorbeeldfiguur zijn.”