Anjet Daanje won vorige maand met zoveel overmacht de Libris Literatuurprijs dat ze werd bijgezet in de canon van de Nederlandstalige literatuur. Waarschijnlijk is Daanje de beste winnaar in de historie van de prijs – maar de canon van de literatuur? Gaat er bij het publiek nu een lampje branden? En welk lampje?
De klassieke betekenis van de canon, volgens Van Dale, is ‘het geheel van de door de kerk erkende Bijbelboeken’. Over die canon is door de eeuwen heen veel te doen geweest, wie er publiekelijk al te grote vraagtekens bij stelde, eindigde op de brandstapel. In meer algemene zin, zegt Van Dale, is een canon een ‘regel, richtsnoer, maatstaf’ – een verzameling ongeschreven wetten, altijd goed voor rumoer.
Zoals in 2006 toen de Canon van Nederland verscheen, twee flinterdunne boekjes die ik laatst, bij mijn verhuizing, ineens in handen had. ‘Sorry dat we bestaan’, piepten ze. Na de verhuizing waren ze even spoorloos als ervoor.
Vorige maand was ik bij de presentatie van De canon van Vlaanderen in Thor Central, het hoofdgebouw van de voormalige steenkoolmijn Waterschei in Genk. De keuze van de locatie, ver weg van de metropolen Antwerpen, Brugge en Gent, zal niet toevallig zijn geweest. Belgisch Limburg kwam amper voor in de tv-serie Het verhaal van Vlaanderen; hier viel iets goed te maken.
Frits van Oostrom, de peetvader van de Nederlandse canon, zou er het woord voeren, maar hij was blijven steken in het nationale onvermogen dat Nederlandse Spoorwegen heet. De teloorgang van het openbaar vervoer verdient een lemma in de volgende herziening van de Nederlandse canon.
‘Sorry dat we bestaan’, piepten ze. Na de verhuizing waren ze even spoorloos als ervoor
Een nationale canon geeft inzicht in ons gemeenschappelijk verleden, en dient als zodanig als spiegel voor heden en toekomst; ook in Genk viel die boodschap uit veler mond te horen. En och, de heisa die zo’n canon steevast oplevert, Hanneke Tuithof, de Utrechtse historica die Van Oostrom was komen vervangen, haalde er de schouders over op. Het natiebrede debat in 2006 en de herziening in 2020 hebben ertoe geleid dat de canon in Nederland, met name in het onderwijs, een succes is. De site is nog succesvoller dan het boek, voegde Tuithof, beheerder van die site, er droogjes aan toe.
Een canon doet het goed in onzekere tijden waarin mensen geneigd zijn terug te kijken naar een verleden dat nooit heeft bestaan. Die hang naar herkenning en bevestiging schragen het identiteitsdenken, de pandemie die blijft.
De amusementsindustrie smeert er haar brood van, ook in de cultuursector ademen de programma’s behoud- en behaagzucht. Concertzalen en theaters die het volk geven wat het al kent – het is niet zonder risico, zegt componist Jesse Passeniers (37) in deze zomereditie van ZOUT magazine: ‘Men speelt vooral wat het publiek herkent.’ Zijn grote angst is ‘dat het publiek verleert hoe het is om nieuwe noten te horen.’
Op een andere manier voelt ook dichter/schrijver Jens Meijen (27) de wereld voortdurend aan zijn mouw trekken. ‘We moeten aanvaarden dat we na de glorietijd van de mensheid leven en dus aan welvaart zullen moeten inboeten.’ En dat is niet eens zo’n ramp’, zegt hij in deze ZOUT 6|7. ‘Ik heb het gevoel dat die mentaliteitswissel bij mijn generatie al bezig is: minder consumeren, minder vlees eten, meer tweedehandsdingen kopen, co-housing, et cetera.’
Wie met een gevoel van hoop de zomer in wil, leze gerust verder.
WIDO SMEETS
co-hoofdredacteur
w.smeets@zoutmagazine.eu