Het was even wennen aan het idee. Maar nu durft ook het Limburgs Landschap toe te geven dat door mensenhand iets bijzonders is ontstaan in groeve ’t Rooth. Voortaan mag de natuur de rotswanden gaan breken. door Paul van der Steen
De milde zon van een mooie najaarsmiddag licht een rotswand in groeve ’t Rooth op zijn voordeligst uit. Edmond Staal van het Limburgs Landschap steekt een wijsvinger op. “Luister!”, zegt hij. Er is niets te horen. Enkel het geluid van stilte. Een zeldzaamheid in het dichtbevolkte Zuid-Limburg.
Op andere momenten klinkt nog iets van bedrijvigheid. Er wordt, nog even, mergel gewonnen. Vrachtwagens rijden af en aan. Volgens Staal zet vergunninghouder Sibelco nog even een eindsprint in. “Niets illegaals. Alles binnen de afgesproken voorwaarden. Wat ze nu nog kunnen winnen, kunnen ze eventueel later nog afvoeren.”
In 1938 begon de Nederlandse Kalksteen Maatschappij als eerste met graven in het plateau. In de loop der jaren groeide het verzet. Niet heel het dorpje ’t Rooth verdween in het gapende gat, maar slechts een deel. De wel erg lawaaierige werkmethode om wanden te laten exploderen en de steenresten daarna ter plekke te vermalen werd vervangen door het stillere afgraven. En langzaam werd duidelijk wat voor een bijzonder natuurgebied mede door mensenhand aan het ontstaan was.
Niet voor niets gaf journaliste Nanne Dorren haar in 2005 verschenen boek over de afgravingen bij ’t Rooth de titel De duivel groef een paradijs. Ja, de mergelindustrie zette leven en landschap op ingrijpende wijze op zijn kop. De manoeuvres van politiek en bedrijfsleven om hun doelen te bereiken verdienden niet altijd de schoonheidsprijs. Maar Limburg heeft er een wondermooi landschap voor teruggekregen.
De geelbuikvuurpad is een icoon van het gebied. Staal: “Die voelde zich thuis in de sporen die vrachtwagenwielen nalieten, plekken waarin water bleef staan en waarin het snel lekker warm wordt.” De zeldzame amfibie zorgde er met een aantal bijzondere plantensoorten voor dat een deel van het gebied bij ’t Rooth al in 1987 tot beschermd natuurgebied werd verklaard. In 2003 werd dat stuk, 25 van de in totaal 45 hectare van de groeve, zelfs definitief eigendom van het Limburgs Landschap.
In die periode veranderden de inzichten over het beheer sterk, constateert Staal. “In het begin was alles er op gericht om de sporen van menselijk ingrijpen zo snel mogelijk uit te wissen. Alles werd geëgaliseerd, gladgestreken, gemodelleerd naar het landschap dat hier traditioneel te vinden was met inbegrip van bebossing, holle wegen en grubben. Alsof er nooit iets was afgegraven.”
Maar juist de littekens in het landschap maken de groeve ’t Rooth tot een uniek gebied. “Ruige, kale kalkwanden heb je haast nergens anders. Dat leidt ook tot soorten die elders niet te vinden zijn. Het zijn ook plaatsen waar soorten uit het zuiden, die door de klimaatverandering langzaam maar zeker hun weg naar hier vinden, makkelijk aarden. Daar hebben ze volop rotsen. Hier nauwelijks.”
Van herinrichting zal bij het deel van ’t Rooth waar de winning dit jaar stopt, geen sprake meer zijn. “Voorheen maakten wij het bedje voor de natuur op. Nu zeggen we: doe dat maar zelf, natuur. Het is een heel andere manier van aanpak: niet willen bemeesteren, maar accepteren wat er gebeurt.”
En er gebeurt wat. Wanden staan voortdurend bloot aan erosie. Stukken breken af. Door ineenstortingen veranderen de wanden radicaal van aanzicht. Bij ‘Het broodje’, een indrukwekkende, langgerekte rotspartij in het deel van de groeve dat al eigendom is van het Limburgs Landschap wijst Staal op diepe scheuren en overhangende stukken. “Je weet nu al zeker dat het daar gaat afbreken.”
Juist op dit soort plekken – op, onder, tussen gesteente – ontstaat volgens Staal boeiende en gevarieerde natuur. De kans op vallend gesteente betekent wel dat bezoekers straks alleen onder toezicht tot het gebied worden toegelaten. Staal denkt dan aan groepen natuurliefhebbers en fossielenzoekers. “Van massale toestroom zal geen sprake zijn. En dicht bij de wanden komen is er al helemaal niet bij.” Het grotere gat bij de Pietersberg, waar de winning ook gaat stoppen, zal volgens Staal niet ontkomen aan de druk van massarecreatie en bedrijvigheid. De groeve in de buurt van Cadier en Keer moet in zijn ogen “een plek van contemplatie” worden.
’t Rooth heeft waarde van zichzelf, maar is bovendien onderdeel van een heel snoer van bijzondere natuurgebieden. Staal: “Zuid-Limburg is geen heuvellandschap, maar een dalenlandschap. Rivieren slijten in het plateau hun loop uit. Het interessantste gebied is de overgang tussen beiden. Noem het de taartrand, daar waar bij gebak vaak de nogatine zit. Daar is in deze streek de meest interessante en rijkste natuur te vinden. Het is heel bijzondere aaneenschakeling van minilandschappen met onder meer de Bemelerberg, deze groeve en het Savelsbos.”
In juni 2017 stopt Sibelco met de winning in de groeve. Het is niet meteen het einde van alle activiteit. Mergel in depot moet nog worden afgevoerd. “Dat wordt een ruimere periode van enkele jaren. Als we alles ineens op de markt brengen, drukt dat de prijs”, legt operations unit manager Jan Jansen van het bedrijf uit. Hij heeft geen idee hoeveel mergel er sinds 1938 is gewonnen. “Dan zou ik echt een slag in de lucht moeten doen. De laatste jaren was het op jaarbasis nog zo’n driehonderdduizend ton. Het ene jaar wat meer, het andere jaar wat minder.”
Persoonlijk zou hij het jammer vinden als na het vertrek van Sibelco nog slechts spaarzaam mensen worden toegelaten tot de groeve. “Alleen maar ruimte voor bloemetjes en bijtjes zou jammer zijn. Je zou het op de een of andere manier toch moeten openstellen voor vormen van recreatie. Laatst heb ik rondgelopen met een gedeputeerde en een burgemeester. Toen ging het even over de aanleg van een fietspad. Dat zou al een idee zijn.”