Twee momenten waren cruciaal voor de faam van drukkerij Rosbeek. De introductie, door kunstverzamelaar Jo Eyck, van de Venlose ontwerper Marcel Pijpers, en de verhuizing in 1978 naar het door Herman Zeekaf ontworpen nieuwe bedrijfspand in Nuth.
Het succesverhaal van drukkerij Rosbeek beslaat precies één generatie. Of liever: één werkzaam leven. Het begint in de vroege jaren zestig in Hoensbroek. Noodgedwongen nemen de broers Cor en Jean, respectievelijk achttien en zeventien jaar jong, het bedrijf van hun vroegtijdig gestorven vader over. Het verhaal eindigt, abrupt en dramatisch, vijfenveertig jaar later, als in oktober 2008 het faillissement van de drukkerij wordt uitgesproken. Kort daarvoor waren de geplande feestelijkheden voor het afscheid van Cor al halsoverkop geannuleerd. De medewerkers aan het liber amicorum kregen het fraaie boekwerk, dat nog in niets het naderende einde verraadt, zonder trompetgeschal per post in huis.
Aanvankelijk was het enthousiasme van de beide broers voor het beroep van hun vader gering. Als kind hadden ze weliswaar af en toe hand-en-spandiensten verricht in de drukkerij, maar Cor, die zich later tot het artistieke en commerciële brein van de drukkerij ontwikkelde, had meer interesse in dure Italiaanse sportauto’s dan in de obligate geboortekaartjes, enveloppen en trouwaankondigingen die het grootste deel van de portefeuille van zijn vader uitmaakte. Voorlopig moest de drukkerij het immers hebben van de plaatselijke clientèle met haar plaatselijke smaak, niets wees erop dat het bedrijf zich spoedig tot een van de belangrijkste drukkerijen van het land zou ontwikkelen.
Enthousiasme voor het drukkersvak ontstond er door toedoen van de verffabrikant Jo Eyck, wiens vader, Jac Eyck, ook al tot de klantenkring van vader Rosbeek had behoord. Als er één datum in de geschiedenis van de drukkerij van beslissende betekenis is geweest, is het de dag waarop Eyck de Rosbeeks in contact bracht met de uit Venlo afkomstige grafisch ontwerper Marcel Pijpers, die in opdracht van Eyck een integrale huisstijl voor de verffabriek ontwikkelde. Ineens werd duidelijk dat drukken meer kon zijn dan een met liefde en vlijt beoefend ambacht. Cor kwam in contact met de onbekende, horizon verruimende wereld van modernistische ontwerpers, die hem de ogen openden voor de esthetische traditie van het minimalisme en het constructivisme. Zonder Jo Eyck – de broers hebben daar nooit een geheim van gemaakt – was Rosbeek met aan zekerheid grenzende waarschijnlijk altijd de provinciale, op traditionele leest geschoeide drukkerij gebleven die ze ook voor vader Rosbeek al was.
Maar dat veranderde nu snel. Eyck was een liefhebber en verzamelaar van abstracte, vooral minimalistische kunst. In zijn bedrijfsruimten organiseerde hij exposities van belangwekkende, aan de weg timmerende kunstenaars als Peter Struycken (van wie hij maar liefst vijfendertig werken bezit), Ad Dekkers, Ger van Elk, Carel Visser en William Graatsma. De catalogi, meestal ingeleid door kopstukken uit de Nederlandse kunstwereld, liet hij drukken door Rosbeek. Zo ontstonden er, vooral na de start van de zogenaamde Goodwill-reeks in 1969 (zie elders in deze bijlage), vaste contacten met Limburgse ontwerpers, van wie allereerst Baer Cornet en Piet Gerards genoemd moeten worden, en later ook Amsterdamse. Cor sprak zelfs trots van ‘een aparte Limburgse school’, die volgens hem een eigen, consistente lijn volgde, los van de meer trendy ontwikkelingen in de Randstad.
Een tweede cruciale datum in de geschiedenis van de drukkerij is de verhuizing in 1978 naar het industrieterrein in Nuth, zo’n vijf kilometer verderop. Daar viel het door Herman Zeekaf vormgegeven bedrijfsgebouw flink uit de toon. Zeekaf, wars van elke retro-mode en pseudo-romantische versierkunst maar met een des te scherper oog voor details, ontwierp een strak en helder kubusachtig gebouw, dat volgens alle betrokkenen een inspirerende invloed had op de kwaliteit van het werk dat in het gebouw werd geleverd.
Rosbeek ontketende in het aan experimenten niet erg verslingerde Zuiden een revolutie op het gebied van de vormgeving. Het gebouw werd een centrum van avontuurlijke, modernistische drukkerskunst, waar ontwerpers uit het hele land en opdrachtgevers uit de hele wereld spoedig kind aan huis waren. Niets was Rosbeek te dol, hij enthousiasmeerde ontwerpers en klanten, en stelde de hoogste eisen aan zijn personeel. Maar dat alles gebeurde in een ‘Limburgse’, relaxte en vriendschappelijke sfeer. Misschien was Rosbeeks gulle, democratische bedrijfscultuur wel zijn eigenlijke bedrijfsgeheim.
De ondergang van het bedrijf moet mede een gevolg zijn geweest van de onweerstaanbare opkomst van de computer. Rosbeek behoorde tot de eerste drukkerijen in ons land waar de computer zijn intrede deed, al in 1972. Aanvankelijk waren vooral de voordelen evident, later de nadelen. De computer maakte van iedereen in een handomdraai een ontwerper of kunstenaar, voor kwaliteitsverschillen had men geen oog of men had er geen geld voor over. Zo kon het gebeuren dat de drukkerij naast prestigieuze staaltjes van meesterschap ook steeds vaker spullen onder haar niveau afleverde.
Cor maakte zich kort voor zijn afscheid zorgen over de toekomst. Zijn opvolger zou in elk geval in kwalitatieve zin de continuïteit van het bedrijf moeten waarborgen. Dat heeft, weten wij nu, niet zo mogen zijn. Wat ons rest zijn de herinneringen aan het stelletje enthousiastelingen daar in Nuth. En meer nog: de gedrukte vruchten van hun arbeid. Die zullen zich met des te meer gezag als hoge kwaliteitsnorm opdringen naarmate we vollediger door de lawines ongevraagde trash worden overspoeld.