Innocent
Niets weten, er niets van begrijpen,
wat ze vroeger wel noemden ‘innocent’,
mij lijkt het grandioos,
het nieuws nietszeggend springliedje,
links rechts en van je brexit trump.
Het is alweer een tijd geleden,
ik woordeloos onnozelaar,
ergens in een onbegrepen oord
vol blikken, stemmen, handelingen,
maar het mocht niet baten.
Hamertje tik, vierkante cirkels,
wat zegt de koe in onze boreale wereld?
Voor ik het wist ja wist was het geschied,
bleek ik alles met iedereen te delen,
en weg, extase van het ik!
Nu heb ik gevoel voor proporties
en de genuanceerde uitspraken,
heb weet van homocysteïne.
Geen idee waarom dit alles,
o rijke geest, o zoete dood, o niets!
ROB SCHOUTEN
Rob Schouten, Dit moet dus de werkelijkheid zijn, 2021, Amsterdam, De Arbeiderspers, 19,99 euro
Baas over de taal
Bij de (her)introductie van de ZL-rubriek Perron Poëzie 2.0
Delphine Lecompte, dichteres en beschermvrouw van de verschoppelingen, haalde vorig jaar de finale van de tv-quiz De slimste mens ter wereld. Het maakte haar tot Bekende Vlaming (BV), ergens laaide de hoop op dat ze met haar wrange humor en haar hinnikende lachje de mensen nieuwsgierig had gemaakt naar haar poëzie.
Het was een lokaal brandje. In Nederland werd vorig jaar de zanger van Snollebollekes tot Slimste Mens uitgeroepen. Hier schoppen dichters het zelden tot BN’er, en als je er even over nadenkt is dat een geruststellende gedachte.
Misschien zit het zo. In de marge van de samenleving heb je de kunsten. In de marge van de kunsten bevindt zich de literatuur. In de marge van de literatuur treffen we de poëzie aan, een door bedeesde taalkunstenaars beheerd domein. Dat klinkt karikaturaal, maar is het niet. De meeste dichtbundels komen niet verder dan een paar honderd verkochte exemplaren. Poëzie is een domein van en voor liefhebbers.
En toch.
Tijdens de inauguratie van president Joe Biden liet Amanda Gorman de wereld kennismaken met spoken word. In Nederland deed Amara van der Elst bij de Dodenherdenking op de Dam niet voor haar onder. Minder theatraal, zeker zo indringend. Spoken word is voortgekomen uit de rap, maar dan zonder beats, en zonder teksten over geld, geweld en vrouwen. Het genre is vooral onder jongeren populair. Net als slam poetry, waar met veel lawaai en lichaamsvocht gedichten worden voorgedragen ten overstaan van een vaak rumoerig publiek. In een column leverde Van der Elst laatst een haar door een Rotterdamse rapper aangereikte definitie van het genre: ‘Spoken word is wanneer iemand praat en je weet dat die persoon de waarheid spreekt.’
Zeg dus niet dat poëzie er niet (meer) toe doet. Soms lijkt het zelfs dat er verloren gegaan terrein wordt teruggewonnen. In een sprankelende recensie in De Volkskrant over het prozadebuut van bovengenoemde Delphine Lecompte koppelde Sjeng Scheijen de populariteit van de poëzie, in al haar verschijningsvormen, aan het groeiende belang van en interesse voor de taal. Niets zo talig als poëzie.
Taal is óók het wapen van de tot in alle hoeken en gaten gevoerde oorlog der identiteiten. Zeker in de 19de en 20ste eeuw was de poëzie de taal van de revolutie; deze oorlog wordt niet op papier beslecht. Het zijn andere media die met de eer gaan strijken. Visuele media, sociale media.
‘Taal’, schreef Scheijen, ‘is oorlog. Groepen vechten vóór hun taal, tegen de andere taal. Ze vechten om baas over de taal te zijn, want wie de taal beheerst, kan de andere groep denigreren en zichzelf bejubelen. (…) Taalstrijd is bij uitstek het instrument van de sociale wrok, het ressentiment, omdat je de andere sociale groep herkent aan haar taalgebruik. Taal identificeert en ontmaskert je in de ogen van de vijand.’
Daar is niks poëtisch aan.
Het is niet dat we zo graag een kleine revolutie willen afdraaien dat we in Zuiderlucht een poëzierubriek beginnen. Eerder voelen we het als een gemis dat we u zo’n rubriek zo lang hebben onthouden. Zo lang, dat wil zeggen: sinds 2010.
Tot dat jaar hadden we hier de rubriek Perron Poëzie. Elke maand publiceerden we daar een sonnet, een gedicht van veertien regels. Ik herinner me prachtige gedichten, van Pieter Beek, Huub Beurskens en Luc Gruwez, onder anderen. In bijna drie jaar presenteerden we 29 sonnetten, in 2010 werden ze bijeengebracht in de bundel Perron Poëzie.
De presentatie ervan was tegelijkertijd het startschot van de gelijknamige tentoonstelling in cultuurhuis Schunck in Heerlen. Afgedrukt op transparante vellen van A1-formaat vormden de sonnetten een poëzieparcours door het vier verdiepingen tellende gebouw. Helaas hebben we er geen foto’s van. Voor wie ze wel heeft: we houden ons aanbevolen.
De poëzierubriek die hierboven van acquit gaat, heeft een andere invalshoek. Geen vormdwang ditmaal, en we gaan vooral putten uit net verschenen dichtbundels. Omdat een zekere hang naar continuïteit ons niet vreemd is, houden we wel vast aan de rubrieksnaam Perron Poëzie – een verwijzing naar het oude stationsgebouw waar de redactie in de beginjaren van ZL huisde.
We vermoeden dat in de 2.0-versie van Perron Poëzie de meer traditionele dichters in strijdvaardigheid niet onderdoen voor de nieuwlichters; wellicht laten ze zich door het gekrakeel in voorheen onbekende kamers van het huis van de poëzie juist uitdagen. Hoe breder het debat over poëzie, hoe meer mensen er kennis van nemen.
Rob Schouten bijt het spits af met het openingsgedicht uit zijn jongste bundel Dit moet dus de werkelijkheid zijn.
WIDO SMEETS