De eerste keer dat ik een nummer van ze hoorde, was toen Richard Bruinen, de drummer van de Maastrichtse hardcoreband Backfire!, zelfmoord had gepleegd. Die andere grote hardcoreband uit Maastricht, Right Direction, speelde als hommage een Duitstalig nummer met de titel Nur die Besten sterben jung.
Het was hard, zeker in de versie van Right Direction, maar tegelijk melodieus. De donkere romantiek van het refrein liet zich meezingen als een schlager.
Het nummer bleek afkomstig van een band die ik alleen kende van naam, en dan ook nog eens via een specifieke bron: autostickers. Böhse Onkelz. Op ieder festival in Duitsland dat ik ooit had bezocht, stonden op de parkeerplaats wel een paar auto’s met een enorme Böhse Onkelz sticker op de achterruit, als een zelfklevend spandoek. Op geen van die festivals had ik de band ooit zien spelen, ik kende geen enkel nummer van ze. Böhse Onkelz hadden ook geen hits.
Toen Right Direction-zanger Dave Reumers me een paar live-dvd’s van de band leende, zag ik pas waarom ze nooit op festivals speelden: die enorme grasvelden kregen ze op eigen kracht wel vol. Hun muziek was een mix van meezingbare straatpunk en tamelijk lompe rock. Ze trokken tienduizenden mensen die zichtbaar afweken van het publiek dat de grootste alternatieve Duitse rockband uit die tijd, Die Toten Hosen, doorgaans trok.
De bandleden zagen er ook anders uit. Grote, zware mannen waren het, van het type rocker dat alleen in Duitsland nog met zijn design-nonchalante uiterlijk wegkomt (denk aan Peter Maffay, maar ook aan Matthias Reim), en dan gekruist met een doorsnee motorbendelid.
Het duurde even voor ik ze kon plaatsen, Böhse Onkelz. Het was duidelijk een van de grootste bands van het land, goed voor een totale cd-verkoop van meer dan vijf miljoen, alles buiten de schijnwerpers van de mainstream. Wat de trouw van de achterban alleen maar had vergroot: werkelijk elke noot uit de keel van zanger Kevin Russel werd door al die tienduizenden Duisters zo hard mogelijk meegezongen. Böhse Onkelz was de favoriete band van de vergeten Duitser: de ietwat bozige arbeidersklasseman, cultureel conservatief, benadrukkend dat hij met politiek niets op heeft, om maar niet door te gaan voor het ultieme scheldwoord van cultureel Duitsland: rechts. Want ja, dát waren die Onkelz: de uitlaatklep van de rechtse Duister. Macho, rauwdouwerig, pro-drank, anti-pedo, pro-voetbal.
Een paar jaar geleden stopten ze er mee. Ze gaven twee afscheidsconcerten in Brandenburg voor 120.000 mensen. De Eindhovense straatpunkband Discipline was een van de vele acts in het voorprogramma. Niet eerder hadden de jongens van Discipline zo’n professionele productie gezien, noch een band die zulke onwaarschijnlijke hoeveelheden merchandise verkocht. Hun fans wilden alles waar het logo van de Onkelz op stond. Het was de ultieme geuzenkleding.
Zoals alle bands die uit elkaar gaan, was het afscheid bij die Böhse Onkelz niet voor eeuwig. Vorige zomer gaven ze twee reünieconcerten op de Hockenheimring. De beelden ervan op YouTube zijn huiveringwekkend. Vanaf het moment dat zanger Kevin Russel (inmiddels een dikzak die al buiten adem is wanneer hij het einde van de catwalk heeft bereikt) de eerste noten van Hier Sinds Die Onkelz inzet, is duidelijk dat hij er niets meer van kan. Het is niet om aan te horen, toch duurt het bijna drie uur. Het publiek vreet uit zijn hand, de mainstream media hebben er amper over bericht. Zoals het altijd al was bij die Onkelz.