Het Drielandenpunt in Vaals was ruim een eeuw lang een Vierlandenpunt. Neutraal-Moresnet heette de vierde buur, die in 1815 werd bedacht aan de onderhandelingstafel en ruim honderd jaar later met één pennenstreek werd geliquideerd. “Een mooie manifestatie in 2015, samen met de Belgische, Nederlandse en Duitse regioplaatsen, zou op zijn plaats zijn.”

Amikejo moest het staatje gaan heten. Dr. Wilhelm Molly is arts en een prominent figuur in  Moresnet, een plaatsje in de Belgische Ardennen. Samen met zijn Franse vriend, professor Gustave Roy, had hij de naam bedacht van een gebied dat op het snijpunt van drie staten moest uitgroeien tot het Vaticaan van het Esperanto, de eind 19e eeuw ontwikkelde (kunst)taal. Het vierde internationale Esperanto-congres in 1908 in Dresden steunde de plannen. Er kwam een vlag (een groene ster op een witte achtergrond) en een volkslied – dat wat weg had van de evergreen O dennenboom. Amikejo betekent ‘plaats van vriendschap’. Dat moest het staatje ook worden: een tegenwicht tegen de verdeeldheid die het welig tierende nationalisme had veroorzaakt. “New European state!”, kopte de New York Times.

“Het had iets paradoxaals”, vindt Marc van Oostendorp, die een boek schreef over de geschiedenis van het Esperanto. “Aanhangers van de beweging wilden juist dat mensen over landsgrenzen heen met elkaar in gesprek zouden raken. Een eigen staatje is dan eigenlijk iets geks. Tegelijkertijd groeide het besef dat een taal zonder basis nooit een groot succes kon worden. Met Amikejo kreeg het Esperanto een thuis.”

Zes jaar later smoorde de Eerste Wereldoorlog alle mooie gedachten over grensoverschrijdende broederschap in bloed. Een gedenksteen in de katholieke kerk van het naburige Kelmis laat zien hoeveel levens alleen al in zo’n klein dorpje te betreuren waren: zeventig doden en negen vermisten.  Toen in 1918 de kruitdampen optrokken, moesten de esperantisten hun droom definitief opgeven. De een jaar later gesloten Vrede van Versailles regelde dat Neutraal-Moresnet, jarenlang betwist door de buurlanden en daardoor min of meer een autonoom gebied, kon worden ingelijfd bij België. In het Göhltalmuseum in Kelmis melden zich af en toe nog esperantisten die willen ruiken aan wat had kunnen zijn. “Tussen de vijf à tien mensen per jaar”, schat Sylvie Fabeck, die de belangstellenden ontvangt. “Uit de hoek van de filatelisten en vooral de geologen is er meer interesse.”

Bodemschatten leidden bijna tweehonderd jaar geleden tot het ontstaan van Neutraal-Moresnet waar de grootste zinkmijn van Europa stond. Die schat werd in de 19e eeuw begeerd door zowel de door de Pruisen gedomineerde Duitse Bond als door het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden. Na de val van Napoleon bogen de overwinnende mogendheden zich in 1815 in Wenen over de kaart van Europa. Wie zou het waar voor het zeggen krijgen? De onderhandelingen verliepen moeizaam. Een deel van de aanwezigen vond feesten een stuk belangrijker. “Le congrès danse beaucoup, mais il ne marche pas”, schreef een waarnemer aan de zijlijn.

Over de meeste zaken werden de onderhandelaars het uiteindelijk eens, maar de zinkmijn van Moresnet bleef een strijdpunt. Na het Congres van Wenen leidden besprekingen in Aken  in 1816 tot een Verdrag der Grenzen, maar van echte overeenstemming was geen sprake. Nederland en de Duitse Bond bleven allebei het volledige eigendomsrecht over het gebied met de mijn opeisen. Het enige waar ze hun handtekeningen onder zetten was een statuut van onverdeeldheid, een voorlopige regeling in het vooruitzicht van een definitieve oplossing.

Resultaat van dit diplomatieke fröbelwerk was een driehoekig staatje. In de bestrating bij het Drielandenpunt in Vaals is nog te zien dat er van 1816 tot 1919 sprake was van een Vierlandenpunt. Een klein taartpuntje aan plaveisel markeert de plek waar de met een liniaal getrokken west- en de oostgrens van Neutraal-Moresnet bij elkaar kwamen.  Op de 344 betwiste hectares woonden aanvankelijk 256 mensen in 56 huizen. Niets was er gewoon. De Franse wetboeken bleven er gelden. Duitse, Nederlandse en later Belgische rechters moesten vonnissen op basis van bepalingen uit het Napoleonistische tijdperk. Ze konden iemand veroordelen voor misdrijven die in hun eigen land niet meer bestonden.

Namens de aangrenzende koninkrijken hielden commissarissen toezicht op het bestuur. In de praktijk lag veel macht bij de Société de la Vieille Montagne, het bedrijf dat de zinkmijn uitbaatte. Directeuren van het bedrijf werden burgemeester, het gemeentehuis kreeg onderdak in de burelen van de onderneming en opzichters van Vieille Montagne schopten het tot veldwachter.

Als het neutrale gebied een te grote broek aantrok, grepen de koninklijke commissarissen in. Eigen postzegels waren een stap te ver. Twee weken nadat ze in oktober 1886 waren uitgebracht, werden ze verboden. Of initiatiefnemer dr. Wilhelm Molly (die van het  Esperanto-staatje Amikejo) echt grootse plannen had met de eigen posterij valt te betwijfelen. Het kan ook een uitvloeisel zijn geweest van een van zijn grootste hobby’s, de filatelie. De commissarissen wezen op Franse bepalingen uit 1799: post was een staatsmonopolie. Maar om welke staat ging het eigenlijk in Neutraal-Moresnet?

Het gebied bleek over een zekere aantrekkingskracht te beschikken. In 1857 had het al 2572 inwoners, tien keer zoveel als in 1816. Bij de zinkwinning werkten 1258 arbeiders, de meeste nieuwkomers waren waarschijnlijk afgekomen op een goede boterham. Maar door het onduidelijke fiscale regime lokte Neutraal-Moresnet ook mensen die de belastingen wilden ontduiken. En tot het midden van de 19e eeuw was vestiging in het minilandje bovendien een slimme manier om aan de militaire dienst te ontsnappen. Daarna kwamen de Belgen en de Pruisen met wetgeving die dit onmogelijk maakte. Alleen echte inwoners van Neutraal-Moresnet hoefden nergens onder de wapenen.

Maar bovenal werd er hard gewerkt, zijn blijkt uit het boek Neutral-Moresnet-Neutre. Exhos aus einem europaischen Kuriosum van Leo Wintgens. Een Vieille Montagne-directeur kwam tot de schatting dat in Kelmis in de loop der jaren zo’n twee miljoen ton aan zink uit de grond is gehaald. De belangrijkste mijn was in het midden van de 19e eeuw al uitgeput.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontfermde de geschiedenis zich definitief over de enclave. Vanaf augustus 1914 was Neutraal-Moresnet even bezet België, kort daarop werd het ingelijfd bij Duitsland. Kort na het Verdrag van Versailles werd de status aparte van het gebied met één pennestreek tenietgedaan; eind 1920 was Kelmis een Belgische gemeente als alle andere, met een gemeenteraad en een burgemeester.

De esperantist en filatelist dr. Wilhelm Molly overleed in 1919, het jaar van het einde van de enclave Neutraal-Moresnet. Hij ligt begraven bij de evangelische kerk. Op de steen geen woord over de nieuwe wereldtaal of het kortstondige postzegelavontuur. Wel een in steen gehouwen dankjewel voor ‘58 jaar trouwe dienst aan de naasten’.

Anno 2011 is het in voormalig Neutraal-Moresnet zoeken naar verwijzingen naar de historische periode 1815-1919. In de bossen zijn nog volop oude grenspalen te vinden, maar in dorpen als Kelmis en Neu-Moresnet valt vooral de planologische janboel op. Aan de Lütticher Strasse, de straatweg tussen Aken en Luik, staat nog een oud gebouw van Vieille Montagne, er is een tankstation van Total aan vastgebouwd. De voormalige directeurswoning doet tegenwoordig dienst als hotel. Verbouwingen en een mintgroen verfje zorgen ervoor dat weinig gasten hier een grote geschiedenis zullen vermoeden. De omstandigheden waarin de mensen in deze dorpen wonen doen denken aan de 19e eeuw, toen de zinkmijn in volle bloei was. Straatmeubilair getuigt van opvattingen die ver afstaan van de verbroederingsgedachten uit de tijd van Amikejo: keltische kruizen en racistische white power-leuzen.

Thierry Wimmer mag zich behalve advocaat ook burgemeester van Plombières noemen, de gemeente waaronder de voormalige enclave valt. Hij is vroeg kalend, voorzien van een magistratelijk postuur en toch slechts 27; sinds zijn aantreden mag hij zich de jongste burgemeester van België noemen. Wimmer vindt dat de geschiedenis van Neutraal Moresnet voor bewoners en bezoekers te veel verborgen blijft. “Het onderwijs hier besteedt er nog wel aandacht aan, het is een populair onderwerp voor werkstukken en spreekbeurten. Maar veel oudere inwoners, van hier of van buiten, hebben nauwelijks weet van de honderd jaar aan bijzondere geschiedenis.”

Van Wimmer, daar is hij burgemeester genoeg voor, mag het verhaal van Neutraal-Moresnet best wat meer uitgevent worden. Hij kijkt al een beetje vooruit naar 2015, het moment dat het tweehonderd jaar geleden zal zijn dat het gebied zijn bijzondere status kreeg. “Ik moet nog niet al te veel plannen willen maken voor dan, volgend jaar moet ik eerst nog herkozen worden. Maar een mooie manifestatie in samenwerking met de Belgische, Nederlandse en Duitse plaatsen in de regio zou in 2015 op zijn plaats zijn. En eigenlijk zou er ook een route moeten komen langs belangwekkende plekken uit de periode van Neutraal-Moresnet.”

Ook het concept van Amikejo leeft nog voort, althans bij een deel van de esperantisten, zegt Esperanto-deskundige Marc van Oostendorp. “Een kleine groep binnen de beweging streeft niet meer naar een staat, maar beweert wel dat er een soort Esperanto-natie in de diaspora bestaat.” Op bijeenkomsten zingen ze het volkslied dat honderd jaar geleden de hoop van de beweging verklankte – het lijkt nog steeds op de kerstklassieker O denneboom.

Dit is het 25e artikel in een reeks van 35 over Plekken der Herinnering in en rond Limburg, in het kader van de BV Limburg.

Het stuk Moresnet van theatergroep De Queeste is op 13, 14 en 15 december te zien in Theater aan het Vrijthof in Maastricht en op 12, 13 en 14 januari in CC Hasselt.