In Twente zakte een losgebroken koe dwars door de heide en viel in een illegale alcoholstokerij. In Kerkrade stierven twee cafébezoekers aan het drinken van zelfgestookte jenever. Door stevige prijzen en hoge accijnzen ontstond in de jaren dertig en veertig een creatieve (alcohol)industrie in de Lage Landen. De uit de hand gelopen huisvlijt belandde uiteindelijk, net als de drugshandel van nu, in handen van zware criminelen.

In de speelfilm The master maakt de door Joaquin Phoenix gespeelde oorlogsveteraan Freddie zelf geestverruimende dranken door nogal onverantwoordelijke mengsels van huis-, tuin- en keukenvloeistoffen. Hoewel het al eens iemand fataal is geworden, laat de door Philip Seymour Hoffman neergezette sekteleider Lancaster Dodd zich daar niet door afschrikken. Door samen een glaasje te drinken smeedt hij een verbond met zijn nieuwe volgeling.

Ook dichterbij huis waren dit soort mengers ooit actief. In oktober 1936 bijvoorbeeld liep het finaal uit de hand in Spekholzerheide. De uitbater van een plaatselijk café en twee bezoekers overleden na het drinken van een paar borrels. Vijftien anderen moesten met vergiftigingsverschijnselen worden opgenomen in het ziekenhuis. Uit het zakboekje van de gestorven kastelein werd duidelijk dat die zijn legale jenever versneed met illegaal gestookte drank. Daar zat een dodelijke hoeveelheid methylalcohol in.

Hielp deze waarschuwing? Nauwelijks. In de bezettingsjaren werd op grote schaal brandspiritus gebruikt voor het aanlengen van drank of het maken van illegale stooksels. Ook daarin zat methylalcohol. “Wie zijn gezondheid lief heeft, kan zich van het genot van eigen gemaakte dranken beter onthouden”, drukte de Limburger Koerier haar lezers op 31 oktober 1943 op het hart.

De tentoonstelling Tersluiks. Alcoholsmokkel en sluikstokerij in de Lage Landen in het Nationaal Jenevermuseum in Hasselt maakt duidelijk dat stevige prijzen en daar bovenop hoge accijnzen een creatieve industrie liet ontstaan. Soms gevaarlijk creatief. Meestal vooral vindingrijk. Schuren, stallen, kippenhokken en bakhuizen boden onderdak aan stokerijen. In het Twentse Lattrop hielp een losgebroken koe in 1937 bij de opsporing van een verborgen bedrijfje. Het beest zakte op de hei plotseling weg, zo door het dak van een ondergrondse stokerij heen. Professionele ketels ontbraken in vroeger jaren ook. Geen nood, met omgebouwde melkbussen, wasketels en kookpotten lukte het ook.

Smokkelaars werden steeds vindingrijker in het vervoeren van hun waar. Auto’s en kinderwagens werden voorzien van dubbele bodems. Ogenschijnlijk corpulente grenspassanten droegen onder hun jas een alcoholvest, een grote halve emmer die met een soort bretels aan de schouders hing, waarin de nodige flessen pasten.

Wat begon als kleinschalige experimenten van amateurs, uit de hand gelopen huisvlijt, eindigde net als in de wereld van de (soft)drugs met clandestiene bedrijven van professionele bendes met weekomzetten van duizenden liters alcohol per week. Justitie dikte dat beeld nog graag een beetje aan. Te veel mensen associeerden deze vorm van criminaliteit nog met een romantisch soort boeverij.

Zoals na het aantrekken van de teugels in Nederland wietkwekerijen neerstreken net over de grens in België, zo verkasten de stokerijen eind jaren vijftig in omgekeerde richting nadat de zuiderburen scherper gingen controleren op illegale drankproductie. Net als wietkwekers rommelden drankstokers met de energietoevoer. Ook toen kon dat gevaarlijke situaties opleveren. Geregeld brak er brand uit in illegale ‘alcoholfabriekjes’. In Wittem kwamen in maart 1973 twee stokers om het leven bij een reeks van explosies in het plaatselijke kasteel.

In de loop van de jaren tachtig verlegden de alcoholbendes hun aandacht naar verdovende middelen als amfetamines en XTC. Het nam minder ruimte in beslag dan het stoken en bottelen van alcohol. Dat alleen al verkleinde de kans op ontdekking. Zonder de warmte van een productielijn (geen sneeuw op schuur- of staldaken) en de alcoholgeur hadden de opsporingsautoriteiten het toch al moeilijk. Het belangrijkste argument ten faveure van de omschakeling was geld: drugs brachten eenvoudigweg meer op.

De toenemende populariteit van bier en wijn ging ten koste van gedestilleerd. Concurrentie tussen supermarkten en grote drankenzaken zorgden daarnaast voor een verlaging van de prijzen van legale alcohol. Oost-Europeanen en criminelen van nog verder weg zien nog wel handel. Ze zijn vooral druk met het namaken van de bekende merken: dat garandeert mooie prijzen dankzij andermans investeringen in marketing.

De expositie Tersluiks. Alcoholsmokkel en sluikstokerijen in de Lage Landen toont vooral een voorbije wereld. Maar voor wie het wil zien, schemert er door die geschiedenis voldoende actualiteit heen.

Tersluiks. Alcoholsmokkel en sluikstokerij in de Lage Landen. T/m 2 juni in het Nationaal Jenevermuseum in Hasselt. Van 8 december t/m 13 april 2014 in het Elsmuseum in Beek.