Jan Delvaux kan de Vlaamse equivalent van de Nederlandse muziekprofessor Leo Blokhuis worden genoemd. Ze schrijven en reizen langs de theaters. “Hij is meer van de weetjes, ik van de verhalen.”
Door Emile Hollman

Al heel veel jaren reist journalist Jan Delvaux (°1962) samen met DJ Bobby Ewing (geboren Jimmy Dewit) met verhalen over de Belgische popmuziek langs de Vlaamse theaters. Hij vertelt erover op radio en televisie en schreef er al een paar boeken over. In 2017 werd hij gevraagd om een documentaire te maken over de geschiedenis van zijn geboortestad Leuven. Die werd – ook tot zijn eigen verrassing – een groot succes. Dat leidde tot het idee om in meer steden uit te pakken met vertellingen over de plaatselijke popscene. Zoals in Genk.

“De popmuziek in Genk begint natuurlijk met Marina van Rocco Granata”, steekt hij van wal. “De eerste Belgische wereldhit. Net als jullie Nederlanders hebben wij ook geen twintig nummer 1 hits gehad in Amerika. Hoe kleiner het land, hoe groter de fierheid op de eigen muziek.”

Marina uit 1959 is ook het verhaal van de mijngeschiedenis. Het was niet alleen de eerste Belgische klepper maar ook de eerste Nederlandse topper. Kort nadat Rocco Granata er succes mee had ging Willy Alberti het ook zingen. Rocco speelde het toe aan een Belgische platenbaas in New York die hij kende, de versie van Alberti ging via een steward van de KLM naar Amerika en zo kwamen beide versies in de top 100 daar. En opeens maakten ze terplekke promotie voor dezelfde plaat. Alberti verloor de competitie. In Amerika dachten ze dat hij een Italiaan was, maar hij was een jongen uit Mokum die eigenlijk Carel Verbrugge heette. Hij viel door de mand op een Italiaanse avond in Carnegie Hall toen bleek dat hij toen geen woord Italiaans sprak en alleen maar fonetisch Italiaans kon zingen.”

Zijn de Genkse verhalen ook leuk voor mensen uit Eindhoven of Hasselt?

“Je hebt op elke plek mensen die nationaal bekend zijn. En de lokale verhalen over de hoop ooit beroemd te worden zijn vaak universeel herkenbaar, dus ook voor mensen van buitenaf. Je hoeft ook maar tien seconden een liedje laten horen of een hoesje laten zien en ze halen de sfeer zo terug. Vroeger had je allemaal van die heemkundegroepjes en haalden mensen herinneringen op aan lokale carnavalstradities. Maar popmuziek is het nieuwe erfgoed geworden. Ze komen ook bij mij aan de deur plaatjes brengen als ze hun zolder hebben opgeruimd. Al ben ik eerder een verzamelaar van verhalen dan van platen. Muziek is toch de soundtrack van je leven hè.”

Voor zijn theateravonden raadpleegt Jan Delvaux zijn eigen archief maar ook gaat hij praten met lokale kenners van de muziek. “Elke stad heeft van die mannen die alles weten en alles verzamelen.”

In Genk brengt Belpop Bonanza al zeker het verhaal van Bono van U2 die – naar verluidt – voor het eerst met een witte vredesvlag zwaaide in de Limburghal. Ook rockgroep Vive la Fête komt voorbij en exotische groepjes als The Hippy’s, The Snakes of R and the R’s. Bandjes uit de cités waarin Polen, Hongaren, Belgen en Italianen samen rockten. Een unieke combinatie. En dan is Delvaux weer terug bij de mijngeschiedenis.

Belpop Bonanza 3600 van Jan Delvaux en DJ Bobby Ewing. Op 5 en 6 december in C-mine cultuurcentrum Genk. cminecultuurcentrum.be