door Wido Smeets

Halverwege de middag laten we de vruchtbare kleigronden achter ons. Akkers en weilanden gaan over in bossen en hei, hier en daar herinnert een sober kasteeltje aan post-feodale tijden toen ook de rijken op de kleintjes moesten letten en arme boeren voren door het land trokken die achter hun ploeg weer dichtgleden.

We rijden tussen Grathem en Baexem en dan moet ik altijd aan vertaler/uitgever Frans Stapert denken. Hij erfde hier een bos van zijn vader, inclusief een bungalow en een in het groen verscholen hut. Op mijn bureau ligt nog een handgeschreven brief van hem, van veertien jaar geleden alweer, eindigend met een uitnodigend “kom nog eens langs als je in de buurt bent.” Het is er niet van gekomen. Kort daarop pleegde hij zelfmoord met het jachtgeweer van zijn vader, een erfstuk dat hij voor het eerst gebruikte.

Even verderop, aan dezelfde kant van de weg, ligt een kasteeltje waar ooit de familie Van Baexem resideerde. De gracht is gedempt, in het u-vormige kasteel is een B&B, in de bijgebouwen een restaurant. Achter het kasteel is een sprezzatura onderhouden botanische tuin met zwemvijver, half overgroeide follies, slingerende paden, een pipowagen en een met veldbrandsteen gemetseld huisje waar theatermakers, muzikanten en fotografen een tijdje kunnen onderduiken om hun ding te doen, of gewoon zen voor zich uit zitten te kijken.

Hier doken vier jaar geleden Anke Riesenkamp en Chris de Jong op met hun twee kinderen, wat bleekjes om de neus nog, ze kwamen een Amsterdamse driehoog woning. Ze lieten cementmolens voorrijden en schilders langskomen; Kasteel Baexem kon wel een likje verf gebruiken. De prachtige clematissen aan de voorgevel moesten worden verwijderd omdat ze de funderingen hadden ondermijnd.

De ochtend na een met veel alcohol gevierde eerste nacht meldden zich al de eerste gasten. De weken die volgden, herinnert Anke zich, dienden zich allerlei existentiële vragen aan. Hoeveel hout heb je nodig om een kasteel te verwarmen? Zitten er nu echt spoken op zolder? Is dat een cercidiphyllum, en moet die worden gesnoeid? Zijn dat dassensporen? Hoe lang ben je vriendelijk tegen akelige gasten? Zijn die scheuren in de gevel nieuw? Is er nog koffie?

De tuin wordt intussen onderhouden door vrijwilligers. Tuinman Klompen Theo, in blauwe stofjas en met hoedje tegen tocht en vocht, zorgt net als vroeger voor het gras, de bomen en de houtvoorraad. Hij ziet dat de jaargetijden veranderen, constateert dat het meer regent in korte tijd, en dat de winter te warm was. Zo veel molshopen, en zo hoog, zag hij nooit eerder; de meikevers en wormen zitten te hoog.Verklaringen voor de weersveranderingen heeft hij niet. De mens is toch al zo snel in zijn oordeel.

Vier jaar na hun entree houdt Anke zich bezig met de kamerverhuur en de tuin, Chris, die zich graag beperkt tot dingen die met een b beginnen, zoals bouwen en boeken, begon uitgeverij Koppernik. Hun twee interesses, theater en boeken, brengen ze bijeen in Salon de Heerlijkheid. Elke twee maanden is in het kasteel een zondagse salon, deze middag is hij, vanwege de Indian Summer – unne auwe wieven zomer, zal Klompen Theo zeggen – in de tuin.

Terwijl de zon voor een groene schijn zorgt en de populieren buigen voor de wind leest een in Nederweert-Eind geboren vertaler uit het Portugees voor uit eigen en andermans werk. Een piepjonge actrice spreidt een deken uit op een grasveldje en doet een try out van een door een bijna even jonge schrijfster geschreven theaterstuk. Na de pauze zitten twee mannen met gitaar en cello te zingen onder een afdak.

Ik sluit mijn ogen en stel me voor hoe Frans Stapert in zijn manisch enthousiasme hier, in Salon De Heerlijkheid, zou hebben verteld over boeken van onbekende Russische schrijvers die hij had vertaald voor zijn eigen uitgeverij M Bondi.

Twee literaire uitgeverijen tussen Grathem en Baexem, het zou wat zijn geweest.